De Reformatie begon letterlijk met een donderslag bij heldere hemel.
Op een zomerdag in 1505 werd de jonge rechtenstudent Maarten Luther tijdens een onweersbui in de Duitse stad Stotternheim getroffen door de bliksem. Door deze enorme hemelse kracht zakte Luther door zijn knieën terwijl hij uitriep: 'Help, heilige Sint Anna, ik word monnik.'
Zo gezegd, zo gedaan en al snel vertrok Maarten Luther naar een Augustijnenklooster in Erfurt om daar een opleiding tot priester te volgen.
In het begin was Maarten Luther, net als alle andere katholieken, ervan overtuigd dat mensen alleen verlost konden worden door hun zonden op te biechten.
Maar al gauw kreeg hij een heel andere kijk op het christendom.
In tegenstelling tot de machtige katholieken, die beweerden dat de daden van mensen bepaalden of ze wel of niet naar de hemel gingen, raakte Luther er steeds meer van overtuigd dat het geloof in God op zich al genoeg was om in de hemel terecht te komen.