Volgens de Bijbel leidde Mozes de Israëlieten uit Egypte, waar de farao het volk gevangenhield. Toen de schare via de woestijn bij Kanaän aankwam, het land dat God aan hen had beloofd, stuurde Mozes 12 verspieders – uit elke Israëlitische stam één – het land in om te zien hoe het daar was. Na 40 dagen keerden de verkenners terug van hun missie.
Ze hadden een wijnrank bij zich die zo groot was dat hij door twee mannen over een stok moest worden gedragen. Kanaän had alles wat de Israëlieten zich konden wensen, zo vertelden ze.
‘We zijn in het land geweest waar u ons naartoe hebt gestuurd. Werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en deze vruchten groeien er,’ zeiden ze volgens het Bijbelboek Numeri. ‘Maar,’ waarschuwden de verspieders, ‘daar staat tegenover dat de bevolking van dat land sterk is. De steden zijn versterkt en zeer groot.’
‘We zijn in het land geweest waar u ons naartoe hebt gestuurd. Werkelijk, het vloeit over van melk en honing.’ Het Bijbelboek Numeri
De Bijbelteksten over het land Kanaän vormen het decor van de begintijd van de joden in het land dat God hun had gegeven. In de Bijbel lezen we hoe de Israëlieten het oude Israël stichtten en later hun vijanden versloegen. Al jaren proberen onderzoekers de historische waarheid achter de verhalen te ontrafelen door in kaart te brengen hoe Kanaän eruitzag en welke volkeren er in de omgeving leefden.
Archeologische vondsten die decennialang zijn verzameld geven samen met moderne analysemethoden een goed beeld van het Beloofde Land in Mozes’ tijd, 3000 jaar geleden.

Volgens de Thora liet de Egyptische farao de vele Israëlitische slaven gaan nadat het land was getroffen door de zeven plagen.
Midden-Oosten is landbouwmekka
De Bijbelse beschrijving van Kanaän – een gebied dat het huidige Israël, Palestina, Jordanië en het zuiden van Syrië en Libanon omvat – als een vruchtbaar en rijk land klopt in grote lijnen met de werkelijkheid.
Vooral het gebied ten noorden van het huidige Israël stond bekend om zijn goede grond en wordt nu vaak genoemd als deel van de Vruchtbare Sikkel – een term die begin 20e eeuw door de Amerikaanse archeoloog James Henry Breasted bedacht werd.
Hoewel Kanaän voor een groot deel uit rotswoestijn en struikgewas bestaat, beschikt de regio ook, zoals de bijnaam al doet vermoeden, over enkele van de beste landbouwgebieden ter wereld. Dat is een van de redenen dat juist hier de beschaving opbloeide.

Het Ayalon-dal is nog steeds een van de vruchtbaarste plekken van Israël.
De hooglanden van Kanaän waren 3000 jaar geleden overwoekerd door dennen-, eiken- en terpentijnbomen. Het terrein was te rotsachtig voor het hoeden van grote kuddes, waardoor schapen- en geitenvlees een beperkt aandeel in de voedselvoorziening vormden. In plaats daarvan verbouwden de Israëlieten op de hellingen graan en andere gewassen, zoals linzen, kikkererwten, bonen en gerst.
Voordat de Israëlieten zich in Kanaän vestigden, viel het gebied een paar eeuwen onder Egypte. In 1458 v.Chr. had farao Thoetmosis een Kanaänitisch leger verslagen in de Slag bij Megiddo in het noorden van het huidige Israël, en sindsdien heersten de farao’s over dit gebied. Maar 300 jaar later, toen de Israëlieten er aankwamen, was het Egyptische rijk verzwakt en had de farao zijn vazalstaat in het oosten al bijna opgegeven.

De hutten van de eerste mensen in het Midden-Oosten, die bij het Meer van Tiberias woonden, zijn gereconstrueerd.
Landbouw in Midden-Oosten was een experiment
25.000 jaar geleden vestigden mensen zich voor het eerst in het Midden-Oosten en probeerden ze er de grond te bewerken. Daar vonden archeologen bewijs voor toen ze tussen 1989 en 2000 een nederzetting opgroeven bij het Meer van Tiberias in het huidige Israël.
De jager-verzamelaars die woonden op deze plek – Ohalo II genaamd – experimenteerden met de verbouw van graansoorten als tarwe en wilde gerst. De verspreiding van de korrels laat zien dat de bevolking de wilde planten probeerde te verbouwen.
Ze lagen onder een laag water en silt – een zeer fijnkorrelig sediment. Dankzij het zuurstofarme milieu bleef het organische materiaal, dat gewoonlijk snel vergaat, bewaard. Er zijn ook sporen van grashutten en gereedschappen gevonden.
Poort is verwoest
Jaffa was waarschijnlijk een van de laatste steunpunten van Egypte. In deze stad, die nu een district is van Tel Aviv aan de Middellandse Zee, zijn sporen gevonden van grote militaire confrontaties. De grote stadspoort is bij hevige gevechten verwoest en uit vondsten van pijlpunten en as in de aardlagen blijkt dat het vertrek van de Egyptenaren rond 1125 v.Chr. niet zonder slag of stoot is gegaan.
Andere sporen van gewelddadige confrontaties in en rond belangrijke Egyptische bezittingen in Kanaän, zoals een grote graanschuur 20 kilometer van Jaffa, wekken de indruk dat de Egyptenaren door een verenigde Kanaänitische opstand zijn verdreven. Het gebied dat de farao opgaf was vruchtbaar, maar niet zo rijk en ontwikkeld als zijn rijk aan de Nijl. Toch was Kanaän door zijn milde klimaat en goede ligging bij alle volkeren in de regio gewild.
Vooral de handelsmogelijkheden waren uniek, want hier kwamen routes samen die de markten in oost en west over land met elkaar verbonden – zoals de Via Maris, een karavaanroute tussen Egypte en Mesopotamië.
De havens aan de Middellandse Zee waren perfect voor het vervoer van goederen naar en van de grootste handelsnaties uit die tijd, en het gebied trok in de loop der tijd grote en kleine regionale mogendheden aan, die de strategisch belangrijke regio wilden koloniseren en beheersen. Volgens de Bijbel dus ook de Israëlieten, die zich binnen korte tijd verspreidden en de machtigste bevolkingsgroep werden.

Het klimaat in het oude Kanaän maakte het mogelijk om kersen, olijven en citrusvruchten te verbouwen.
Israëlieten nemen land geweldloos in
Terwijl de Egyptische gevechten in Kanaän met vondsten zijn gedocumenteerd, kennen we de verovering door de Israëlieten alleen uit de Bijbel. Er zijn geen sporen van verwoesting gevonden die duiden op gevechten, en daarom denken sommige archeologen dat de Israëlieten Kanaän niet met geweld veroverden, maar door hun eigen cultuur te verspreiden en de lokale cultuur deels over te nemen.
Het was hoe dan ook een lang proces van ruim 100 jaar. Pas na de verovering van Jeruzalem in de 10e eeuw v.Chr. kan Kanaän volgens historici echt het land van de Israëlieten worden genoemd.
Nadat ze het rijk hadden verenigd, richtten de Israëlieten zich op de handel om hun land sterk te maken. Met succes. Vondsten getuigen ervan dat er vanuit alle hoeken van de toen bekende wereld goederen naar Israël kwamen. Zo zijn er ten zuiden van de stad Haifa in het huidige Israël flesjes met resten kaneel uit Azië gevonden. Ze stammen uit de 11e en 9e eeuw v.Chr. en zijn waarschijnlijk door lokale kooplui meegenomen naar het gebied.
Er werd ook gehandeld in meer alledaagse producten. Uit zuurstofisotopenanalyses van de tanden van de goudbrasem blijkt dat de Israëlieten eeuwenlang vis importeerden uit een lagune bij het schiereiland Sinaï in Egypte – een vorm van handel die getuigt van rijkdom. De joodse kooplui exporteerden zelf weer tarwe, wijn en olijfolie, waar het land veel van had.

De grote ziggoerat van de Soemerische stadstaat Ur in het huidige Irak was een indrukwekkend bouwwerk in het oude Midden-Oosten. In de jaren 1980 liet de Iraakse president Saddam Hoessein het deels restaureren.
Machtige rijken ontsproten aan het Midden-Oosten
12.000 v.Chr.
Kleine gemeenschappen ontstaan in Mallaha in de Jordaanvallei. Uit vondsten blijkt dat de bewoners leefden van visserij in het nabijgelegen meer en daarnaast jager-verzamelaars waren.
9300 v.Chr.
De mens begint in het Midden-Oosten voor het eerst de grond systematisch te bewerken. In de Jordaanvallei zijn onder andere sporen van de tarwesoort emmer gevonden.
3600 v.Chr.
De vroegst bekende georganiseerde samenlevingen, de Soemerische stadstaten, ontstaan in het zuiden van het huidige Irak. In het vruchtbare Tigrisdal verbouwen de Soemeriërs veel graan en andere gewassen.
1500 v.Chr.
De Kanaänitische rijken ontstaan rond 2000 v.Chr. in het noorden van Israël. 500 jaar later zijn het vazalstaten van Egypte, maar ze hebben zelfbestuur en veel interne onlusten.
1200 v.Chr.
Israël wordt voor het eerst genoemd in een inscriptie op een steen van de Egyptische farao Merenptah. Vondsten getuigen ervan dat er rond 900 v.Chr. een zelfstandig Israëlitisch koninkrijk bestond.
586 v.Chr.
De Babyloniërs veroveren Israël en zenden de joden in ballingschap. Onder de Perzen mogen de joden terugkeren, maar de bevolking is sterk geslonken. Er leven nog maar zo’n 35.000 joden in Israël.
Hoge ligging is strategisch gunstig
In het begin dreef met name de Israëlitische elite handel en werden niet alleen luxegoederen, maar ook materialen voor de bouw van de groeiende steden geïmporteerd. Voordat de Israëlieten de macht overnamen, was Kanaän vergeleken met bijvoorbeeld Egypte een vrij primitieve samenleving, maar vooral de bouw van de Tempel van Salomo had de ontwikkeling van Jeruzalem en de rest van het rijk gestimuleerd.
Jeruzalem werd al snel de belangrijkste stad, en met reden. Hij ligt beschut en niet ver van water, en vondsten laten zien dat de eerste mensen in 4000 v.Chr. al hun tenten opsloegen bij de bron Gihon, midden in de huidige stad. Ook Egypte zag het belang in van de plek. In de tijd dat de farao heerste over dit gebied, was er in Jeruzalem een klein Egyptisch garnizoen gestationeerd, geleid door de lokale hoofdman.

De meeste onderzoekers zijn het erover eens dat de Thora vooral diende als oorsprongsverhaal van de joden. De gebeurtenissen in de geschriften zijn waarschijnlijk grotendeels fictief.
Naast dat de stad een bron had, was hij strategisch gelegen in het Judeagebergte – wel 800 meter boven zeeniveau. Vanaf de Olijfberg even buiten de stad kon je bij helder weer de woestijn van Judea, de Dode Zee en de bergen in het huidige Jordanië zien.
Daardoor konden de inwoners vijanden van verre zien aankomen en zich erop voorbereiden. Een sterke, machtige vesting op deze belangrijke plek was een goede bescherming voor de Israëlitische nederzettingen in de bergen en op de smalle strook land aan de kust.
Er waren dus goede strategische redenen om Jeruzalem als hoofdstad te kiezen, maar volgens historici viel de keuze om een heel andere reden op deze plek. In het begin werd Israël bestuurd door 12 stammen, die elk een deel van Kanaän hadden. Omdat het gebied rond Jeruzalem buiten het Israëlitische clansysteem viel, vormde het een neutrale ontmoetingsplaats waar geen van de stammen aanspraak op kon maken.

Kanaän wordt voor het eerst genoemd in correspondentie tussen de farao en zijn onderdanen: de zogeheten Amarnabrieven uit de 14e eeuw v.Chr.
Steden hebben maar 400 inwoners
Vanuit Jeruzalem konden de nieuwe joodse koningen hun rijken overzien, waar een aantal andere steden volgens een herkenbaar patroon verspreid lagen. De meeste steden lagen net als Jeruzalem op een heuvel, waardoor de inwoners hun vee, eventuele vijanden en ongenode gasten in de gaten konden houden.
De plaatsen op de heuvels waren veel kleiner dan lange tijd werd gedacht. Zo telden twee van de belangrijkste Israëlitische steden, Silo en Gibeon, slechts zo’n 400 inwoners. Dergelijke plaatsen werden als groot beschouwd, en hoewel ze een natuurlijke beschutting hadden, waren ze meestal niet voorzien van een stadsmuur. Wel was er een omheining om het vee ’s nachts binnen te houden, zodat dit veilig was voor dieven en wilde dieren.
Waarschijnlijk stonden de inwoners onder de bescherming van een lokale vorst of machthebber. Sommige van de steden, die we kennen uit de Bijbel, dienden al eeuwen voordat Mozes en de joden terug naar Kanaän keerden als politiek en bestuurlijk centrum van Kanaänitische krijgsheren.
Dat geldt bijvoorbeeld voor Sichem – het huidige Tell Balata, een voorstad van Nablus op de Westelijke Jordaanoever. Sichem wordt onder andere genoemd in de Amarnabrieven, een aantal kleitabletten met een correspondentie tussen de Egyptische farao Achnaton (ca. 1350-1330 v.Chr.) en zijn diplomaten in onder meer Kanaän.
Sichem was in de bronstijd een levendige handelsplaats, waar vooral druiven, olijven, tarwe, aardewerk en vee werden verkocht. Bij opgravingen in de jaren 1980 en 1990 zijn resten gevonden van huizen, stadsmuren, huisraad en dierenbotten. Dat leerde de archeologen meer over de familiestructuur, het dagelijks leven en de samenleving van 3000 jaar geleden, waardoor ze de eerste steden vrij precies konden beschrijven.

De Israëlische autoriteiten en internationale onderzoeksteams zoeken in grote delen van de in de Bijbel beschreven wereld naar archeologische sporen. Daarmee willen ze het Israël van 3000 jaar geleden in kaart brengen.
De opgravingen laten zien dat grote families in clusters van huizen rond een centrale binnenplaats leefden. De huizen waren opgetrokken uit van gedroogde modder gemaakte bakstenen en hadden een fundament van steen. Op de binnenplaatsen zijn sporen van cisternen, grote ovens van klei of modderstenen en vuurplaatsen voor het bereiden van eten aangetroffen.
Vanaf de binnenplaats kwam je in een grote gemeenschappelijke ruimte waaraan drie of vier kleinere kamers grensden. De kasseien die hier zijn gevonden, duiden erop dat het waarschijnlijk stallen waren voor de geiten en schapen, of voorraadkamers, waar het eten in grote aardewerken potten werd bewaard. Sommige huizen hadden een extra verdieping van hout, en de archeologen denken dat de bewoners hier of op het platte dak sliepen.

Het Kanaänitische Sichem was een belangrijk handelscentrum in het oude Midden-Oosten. De ruïnes zijn nu te zien in het Palestijnse Nablus op de Westelijke Jordaanoever.
Filistijnen regeren vijf stadstaten
De versterkte steden waren belangrijk in de strijd tegen de Filistijnen – op den duur het enige volk dat de Israëlieten nog niet hadden verslagen. In het Bijbelboek Jozua staat dat het volk Israël heel Kanaän onderwierp, op de Filistijnse steden na.
Volgens Jozua waren alleen in de steden Gaza, Gat en Asdod nog mensen die zich niet wilden overgeven. Dit waren Filistijnen, die woonden in vijf stadstaten aan de oostkust van de Middellandse Zee. De vijand was rijk en had als enige in de regio ijzeren wapens. De joden hadden daarom een gezonde handelseconomie en sterke krijgsheren in de steden nodig om de strijd aan te gaan.
De Filistijnen en de Israëlieten voerden volgens de Bijbel diverse oorlogen en gevechten, zoals het beroemde duel tussen de enorme Filistijnse krijger Goliath en de herdersjongen David bij de slag in de Terebintenvallei. Die vallei had een strategische ligging tussen de kustvlakte waar de Filistijnen woonden en het Judeagebergte waar Jeruzalem lag.

Volgens de Bijbel eindigde de Filistijnse tijd met Davids overwinning op de reus Goliath in de slag in de Terebintenvallei. Dit vruchtbare gebied was van groot belang in het Midden-Oosten.
Volgens de Bijbel namen de Filistijnen het dal in met een geweldig, met strijdwagens uitgerust leger en waren de Israëlieten onder koning Saul in de minderheid. Geen van beide legers durfde in de aanval te gaan. Na 40 dagen kwam de jonge herder David zijn oudere broer, die soldaat was, een pakje met wat brood en kaas brengen.
David haalde de Israëlieten over om hem te laten duelleren met Goliath, een reus van een vent die de joden al 40 dagen liep te provoceren. Met een eenvoudige slinger velde David de Filistijn. Om zeker te weten dat Goliath dood was, stak David een zwaard diep in zijn borst. Toen de andere Filistijnen zagen dat hun held dood was, namen ze de benen.
Het verhaal over David en Goliath is behoorlijk onwaarschijnlijk, maar de slag tussen de Filistijnen en de Israëlieten in de Terebintenvallei kan in theorie hebben plaatsgevonden. Hoewel er intensief is gezocht, zijn er echter geen sporen gevonden die de legende kunnen bevestigen.

Vijanden van Israël in het Heilige Land
In het Midden-Oosten zag het zwart van de volken die met elkaar overhoop lagen. De Israëlieten moesten voortdurend vechten tegen grote en kleine rijken die uit waren op hun vruchtbare land.
Strijdwagens zijn een troef
Eén ding is echter wel duidelijk: een slag tussen de Filistijnen en de Israëlieten zou een ongelijke strijd zijn geweest. Alleen door een wonder hadden de joden kunnen winnen.
Uit de Bijbel en andere bronnen komt duidelijk naar voren dat de Filistijnen militair sterk waren, en de Israëlieten konden hun waarschijnlijk niet de baas. Van afbeeldingen op een stèle van de Egyptische farao Ramses III weten we dat het volk vocht in groepjes van vier mannen. Drie van hen hadden een lang, recht zwaard en enkele speren. De vierde had alleen een zwaard. Ze droegen allen een rond schild en vermoedelijk een borstplaat.
Daarnaast hadden de Filistijnen strijdwagens, die op de stèle te zien zijn en worden genoemd in het Bijbelboek Rechters – het verslag van de eerste jaren van de Israëlieten in Kanaän. Deze wagens hadden wielen met zes spaken, werden getrokken door twee paarden en waren in de bronstijd een angstaanjagend wapen, dat door historici wel de tank van die tijd wordt genoemd.
Over het geheel genomen waren de wapens van de Filistijnen superieur, onder meer doordat dit volk, volgens de Bijbel, het lokale monopolie had op het smeden van ijzer en de techniek om wapens te maken.
Ons leger telde veertigduizend man, maar van schild of speer geen spoor.’ Het Bijbelboek Rechters
De Israëlieten stonden juist zwak. Ze hadden weliswaar speren, zwaarden, bogen en slingers, maar niet heel veel. ‘[...] ons leger telde veertigduizend man, maar van schild of speer geen spoor,’ klaagt de auteur van Rechters.
En hoewel archeologen bij Tel El-Farah nabij Nablus enkele dolken van brons en ijzer hebben gevonden, ontbeerden de vroege Israëlieten kwaliteitswapens. Daarom vochten ze volgens de Bijbel soms op onconventionele wijze. ‘De zoon van Anat [...] doodde zeshonderd Filistijnen met een ossenprik,’ aldus Rechters.
Hoewel het verhaal duidelijk is overdreven, blijkt eruit dat de Israëlieten in de eerste jaren bij gevechten tegen veel sterkere vijanden naar alledaags gereedschap grepen. In de loop der tijd ontwikkelden de gevechten tussen de Israëlieten en de Filistijnen zich tot slagen tussen grote legers van honderden soldaten, bewapend met ijzeren zwaarden en speren.
De zware infanterie kreeg steun van boogschutters en slingeraars. En met de slinger waren de Israëlieten – net als David – onovertroffen. Dat gold vooral voor de linkshandige elitekrijgers uit Benjamins stam.

De Israëlieten gebruikten vooral de slinger als wapen. Hij was goedkoop te maken en kon tot op 400 meter afstand dodelijk zijn.
‘Zevenhonderd van hen waren uitzonderlijk goede krijgslieden: dat waren [...] linkshandige slingeraars die zo haarscherp konden mikken dat ze nooit misten,’ aldus Rechters 20. Als David het inderdaad opnam tegen Goliath, is het niet onwaarschijnlijk dat hij een slinger had. Het wapen was goedkoop en simpel te maken, en slingeraars hadden in de Israëlitische legers dezelfde functie als de latere boogschutters.
Ze konden hun doel op honderden meters afstand met grote precisie raken en met zo veel kracht dat een steen tegen het hoofd dodelijk kon zijn. Vondsten laten zien dat de grensconflicten vaak oplaaiden, totdat de Filistijnen en de Israëlieten het in de 8e eeuw v.Chr. allebei moesten afleggen tegen het Assyrische Rijk.







Midden-Oosten was lappendeken van rijken
In het Midden-Oosten ontstonden de eerste steden zoals wij ze kennen. De mensen begonnen met landbouw en vormden stadstaten. Het resultaat was een lappendeken van rijken en veel oorlog.
Hittitische Rijk
De Neo-Hittitische staten ontstonden nadat aan het einde van de bronstijd het enorme Hittitische rijk viel. De kleine staatjes behielden de Hittitische cultuur tot de 8e eeuw v.Chr., toen ze werden overgenomen door Assyrië.
Fenicische stadstaten
Fenicië bestond uit een aantal stadstaten aan de oostelijke Middellandse Zeekust. Anders dan veel andere grote steden in de regio overleefden ze de onrust na de bronstijd en gaven ze de taal, het schrift en de godenwereld door.
Filistijnse stadstaten
Volgens onderzoekers waren de Filistijnen afkomstig van de zogeheten Zeevolken, die na de bronstijd het Midden-Oosten binnenvielen en zich er mogelijk vestigden. Ze waren de baas in o.a. Gaza in het westen van Kanaän.
De 12 Israëlitische stammen
De Israëlieten vestigden zich volgens de Bijbel rond 1200 v.Chr. in Kanaän. Rond 1045 v.Chr. sloten ze zich aan bij het koninkrijk Israël, maar 100 jaar later maakten enkele stammen zich los om het koninkrijk Juda te vormen.
Babylonië
Babylonië in het huidige Irak is bekend vanaf circa 2200 v.Chr. en was in de 18e eeuw v.Chr. een van de grootste mogendheden van zijn tijd. Hoofdstad Babylon was een centrum van kennis en cultuur.
Assyrië
Assyrië was een vruchtbaar rijk aan de Tigris in het huidige Irak. De bergen waren rijk aan mineralen en metalen. Het land werd in de 8e eeuw v.Chr. sterk genoeg om een groot deel van het Midden-Oosten te veroveren.
Bloeitijd onder drie koningen
De eerste jaren in Kanaän leefden de Israëlieten in traditionele stammensamenlevingen. In totaal bestond het joodse volk uit 12 stammen, die werden bestuurd door zogeheten rechters, een soort hoofdmannen. Naarmate de Israëlieten steeds meer en machtigere vijanden kregen, verenigden ze zich onder één koning in de hoop zo sterker te staan en de vijanden te kunnen terugdringen.
Ze kozen Saul als koning, maar pas onder zijn opvolger David werd het verzet in Kanaän gebroken. Israël werd zelfs zo machtig dat David naburige rijken aan zich onderwierp en uiteindelijk heerste over een gebied van de Eufraat in het noorden tot aan Egypte in het zuiden. Onder Saul, David en diens opvolger Salomo groeide het Israëlitische leger.
Saul organiseerde de boeren, die her en der in de heuvels woonden, in milities, zodat ze tegen de vijanden konden vechten. David versterkte het land door vijanden te verslaan en de Israëlieten in de heuvels te verenigen met die van de vlakte langs de kust.
Saul, David en Salomo waren naar buiten toe en in eigen land sterke heersers, en onder deze drie koningen bloeiden de handel en bouw. Zo liet Salomo vestingen bouwen, onder meer in Jeruzalem, waar hij volgens de Bijbel in de 10e eeuw v.Chr. het eerste heiligdom – de eerste tempel van Jeruzalem – oprichtte op de heuvel die nu de Tempelberg heet.

In de Jordaanvallei werden in 2007 3000 jaar oude bijenkorven ontdekt – een bewijs dat destijds honing werd geproduceerd.
Land van melk en honing
De joden hadden nu definitief de macht in het gebied waar God Mozes en zijn volk naartoe had geleid. Ze waren sterker geworden en hadden de macht gegrepen in Kanaän, zoals God hun beloofd had.
Maar vloeide het land echt over van melk en honing, zoals de verspieders zeiden? Lange tijd werd deze uitdrukking uitgelegd als een beeld van de vruchtbaarheid van Kanaän: de akkers gaven zo veel opbrengst dat de dieren konden grazen en melk konden geven en voor de bijen was er genoeg te vinden om honing te produceren.
Onderzoekers dachten altijd dat de honing die in de Bijbel wordt beschreven in feite een soort druiven- of dadeljam was. Er leefden weliswaar wilde bijen in Kanaän, maar het klimaat was niet geschikt voor het houden van bijen, dachten ze. Maar in 2007 bleek dat de woorden mogelijk toch letterlijk moesten worden genomen.
Bij de opgraving van Tel Rehov, een stad in de Jordaanvallei die in de oudheid zo’n 2500 inwoners telde, vond een onderzoeksteam een aantal zeer oude bijenkorven. Ze bestonden uit rijen cilindervormige buizen, gemaakt van klei vermengd met stro. Elke cilinder was circa 75 centimeter lang en had een diameter van 30 centimeter. Aan het ene uiteinde zat een gat, waar de bijen naar binnen konden vliegen, aan het andere een deksel, dat de bijenhouders eraf konden halen om honing te winnen.
Met behulp van koolstof 14-analyses van wat graan dat vlak bij de korven was gemorst, werd vastgesteld dat de vondst zo’n 3000 jaar oud is.

De Ark des Verbonds bevatte de stenen tafelen met de tien geboden en bezat volgens de Bijbel een grote kracht. Archeologen hebben sporen van het heiligdom gevonden, maar wat ermee is gebeurd, is niet bekend.
Hiervan zijn we zeker:
Israëlieten domineerden Kanaän
- Het Israëlitische volk vestigde zich rond 1250 v.Chr. in Kanaän, een gebied dat o.a. het huidige Israël, de Westelijke Jordaanoever en Gaza omvat.
- De Israëlieten vochten jaren tegen de Filistijnen, een volk dat woonde in vijf stadstaten in het westen van Kanaän.
- De Filistijnse cultuur was anders dan die van de Israëlieten.
- Het land Kanaän was over het geheel genomen een vruchtbaar gebied.
In het spoor van de Filistijnen
De vondst van de korven is verrassend. Niet alleen omdat Bijbelonderzoekers niet hadden gedacht dat de Israëlieten bijen hielden, maar ook vanwege de grote schaal. De archeologen schatten dat de in totaal 180 bijenkorven plaats boden aan ongeveer een miljoen bijen en dat elke korf ongeveer 11 pond honing kon produceren. En dat was niet de enige verrassing voor de onderzoekers.
Door de vleugels en pootjes van resten van bijen te bestuderen, ontdekten de onderzoekers dat de diertjes niet tot een lokale soort behoorden, maar uit Turkije waren geïmporteerd. De Turkse bijen waren namelijk niet alleen rustiger dan de lokale, maar produceerden ook acht keer zo veel honing. Daarom betaalden de Israëlieten graag voor het transport van de bijen over honderden kilometers.
Dit soort vondsten en de verhalen in de Bijbel bieden ons een mooi kijkje in de vroege geschiedenis en leefwijze van de joden. Van hun Filistijnse vijanden weten we echter weinig. Wie waren ze, waar kwamen ze vandaan en hoe zijn ze in Kanaän beland? In elk geval waren het geen oorspronkelijke inwoners van het Midden-Oosten.

De Israëlitische khopesh borduurde voort op de strijdbijl. Hij had een lange bronzen kling, die uit één stuk gesmeed was.
In de Filistijnse gebieden zijn potscherven en keramiek gevonden met een schrift in een niet-Semitische taal, die is gedateerd op 1150-1000 v.Chr. Een van de vondsten is een stempel met tekst in een taal die in het laatste deel van de bronstijd op Cyprus werd gesproken. Mogelijk kwam het volk dus uit het Middellandse Zeegebied.
Die theorie wordt ondersteund door vondsten uit 2016, toen archeologen een circa 3000 jaar oude Filistijnse begraafplaats opgroeven in Asjkelon, een stad aan de Middellandse Zee in het zuiden van het huidige Israël, circa 50 kilometer onder Tel Aviv.
Dankzij de ligging aan zee en nabij Egypte was Asjkelon in de bronstijd een knooppunt van handel, vanwaar de Filistijnen linnen, papyrus en slaven naar de rest van de toen bewoonde wereld exporteerden. In de ijzertijd passeerden ook graan, wijn en textiel de drukke handelsstad, die tevens een van de belangrijkste machtscentra van de Filistijnen was.
‘In de Filistijnse cultuur zie je elementen terug uit Griekenland, van Cyprus en Kreta en uit het westen van Anatolië.’ Aren Maeir, hoogleraar archeologie aan de Bar-Ilan-universiteit, Israël
De begraafplaats telde meer dan 150 individuele graven uit de 11e tot 8e eeuw v.Chr. en heeft ons meer inzicht gegeven in de herkomst van de Filistijnen. In Kanaän werden de doden doorgaans in een gemeenschappelijk graf gelegd, op een verhoging of een soort bank.
Maar in Asjkelon lagen de meeste doden in een ovaal graf. Vier van de 150 waren gecremeerd, en sommige lichamen lagen in een grafkamer van mooi uitgehouwen stenen. Die gewoonte is bekend van culturen rond de Egeïsche Zee tussen Griekenland en Turkije, maar komt bij de Kanaänieten niet voor.
De conclusie van het opgravingsteam was helder: de vondsten laten duidelijk zien dat de Filistijnen uit het gebied rond de Egeïsche Zee kwamen, mogelijk via het eiland Cyprus in de Middellandse Zee, en dat ze zich vóór hun grote aanval op Egypte in Kanaän vestigden.
Het zou kunnen dat de Filistijnse cultuur die in het zuiden van Kanaän ontstond, het resultaat was van meerdere invloeden van buitenaf en van migratiegolven vanuit diverse plekken aan de andere kant van de Middellandse Zee, aldus Aren Maeir, hoogleraar archeologie aan de Bar-Ilan-universiteit en het hoofd van de opgravingen in Gat – een van de oorspronkelijke vijf steden van de Filistijnen.
‘In de Filistijnse cultuur zie je elementen terug uit Griekenland, van Cyprus en Kreta en uit het westen van Anatolië,’ zegt Maeir.
Zeevolk gaat wonen in Kanaän
De Filistijnen hebben geen schriftelijke bronnen nagelaten, maar uit de vondsten en de verwijzingen in de Bijbel concluderen historici dat ze een van de zogenoemde Zeevolken waren, die aan het eind van de bronstijd het Midden-Oosten teisterden.
De terreur van deze Zeevolken is onder andere gedocumenteerd in een beeldverhaal op een stèle bij de dodentempel van Ramses III in Luxor. Dit verbeeldt de slag in de Nijldelta tussen Egypte en de Zeevolken in het begin van de 12e eeuw v.Chr. Bovendien vertelt het zogeheten Papyrus Harris, een biografie over Ramses III door diens zoon en opvolger, hoe deze farao de Zeevolken versloeg.
Volgens dit geschrift vonden de gevechten plaats rond 1190 v.Chr. en eindigden ze ermee dat de farao het volk als gevangenen mee terugnam naar zijn land. Waarschijnlijk deporteerde Ramses III de Filistijnen naar Kanaän, een gebied dat toen onder Egypte viel. Toen de macht van Egypte begon te tanen, werden de Filistijnen zelfstandig – een gebeurtenis die toevallig samenviel met de komst van de Israëlieten naar hetzelfde gebied.

De Israëlieten maakten veel gebruik van de boog. Hij bestond uit meerdere lagen met dierenlijm verlijmd hout. De greep was vaak versterkt met hoorn of been.
Sommige onderzoekers denken dat de chaos in Kanaän, de verzwakking van Egypte en de strijd om vruchtbare gebieden die daarop volgde, het gevolg waren van een milde klimaatramp. Biologen die pollen analyseerden uit afzettingen in het Meer van Tiberias, ontdekten dat rond 1250 v.Chr. het aantal johannesbroodbomen, eiken en dennen, die gewoonlijk goed gedijen in het Midden-Oosten, sterk afnam.
Tegelijk gingen bomen die doorgaans in drogere gebieden groeien het juist beter doen. Dat duidt erop dat de regio door langdurige droogte werd getroffen, en waarschijnlijk had de landbouw het moeilijk in de periode dat de gevechten tussen de Israëlieten en de andere volkeren uitbraken.
De droogtetheorie is plausibel, maar er zijn de laatste jaren nog veel meer theorieën gelanceerd. Hopelijk duiken er nieuwe puzzelstukjes op, want intensieve opgravingen ten spijt is het nog altijd niet gelukt om definitief te bevestigen welke Bijbelverhalen waar zijn. Wel staat vast dat de Filistijnen en de Israëlieten tegelijkertijd in het beloofde land woonden en dat Kanaän een land was van melk en honing. De rest moet toekomstig onderzoek uitwijzen.

MYSTERIES
Dit artikel komt uit de reeks MYSTERIES. Elk deel duikt in raadsels uit het verleden, van de tempeliers tot de occulte wereld van de nazi’s.
Bekijk alle titels en bestel ze hier: www.historianet.nl/mysteries