Enkele altaren in de Syrische archeologische stad Palmyra waren 100 jaar lang een mysterie voor archeologen.
De altaren uit de 2e of 3e eeuw n.Chr. bevatten allemaal inscripties waarin een anonieme god wordt vereerd, maar onderzoekers wisten nooit welke.
Een altaar is gewijd aan ‘de heer van het universum’, een ander aan ‘hij die voor eeuwig gezegend is’ en een derde aan ‘de genadige’ − enzovoorts.
Maar nu is het mysterie opgelost. Er is namelijk geen sprake van één god, maar van vele verschillende goden.
Door de beschrijvingen van de goden te vergelijken met bijnamen van andere goden in de regio heeft Dr. Aleksandra Kubiak-Schneider van de Poolse universiteit van Wroclaw ontdekt dat de altaren niet aan één god gewijd zijn.
Zo was ‘de genadige’ een populaire naam voor de oppergod Marduk van de Babylonische goden, die ook in Palmyra werden vereerd, en ‘heer van het universum’ verwijst waarschijnlijk naar de Semitische god Baalshamin.
Ontbrekende godennaam leidde tot verwarring
Omdat er geen godennamen te vinden waren, dachten archeologen dat in de religie ‘een taboe rustte op het noemen van de naam van de godheid, net als in het jodendom’, legt Kubiak-Schneider uit.
‘Dit werd geïnterpreteerd als een uiting van monotheïsme en een tendens om één god te vereren’, vertelt ze. Maar nu heeft ze bewijs gevonden dat dat een verkeerde interpretatie was.