Vanuit de verte zag de kale heuvel in het zuidoosten van Turkije, ongeveer 30 kilometer van de Syrische grens, er onopvallend uit.
Op een enkel boompje na groeide er niets. Maar de Duitse archeoloog Klaus Schmidt, die de plek in het najaar van 1994 bezocht, vond de heuvel razend interessant.
Zo’n 15 meter hoge aarden verhoging op een kalkstenen kam kon niet op natuurlijke wijze zijn ontstaan. De heuvel, door omwonenden Göbekli Tepe (navelberg) genoemd, moest wel het werk van mensen zijn.
De Duitser reisde al weken door de streek rond de Turkse plaats S¸anlıurfa om plekken met steentijdvondsten in kaart te brengen.
Naarmate Schmidt en zijn collega’s de heuvel naderden, werden ze steeds enthousiaster, want in de rotsgrond onder hun voeten glinsterden duizenden scherven van vuursteen.
‘De vuursteen was niet op natuurlijke wijze gebroken. Dit was een tapijt van door mensen gemaakte voorwerpen,’ schreef de archeoloog naderhand in zijn boek over de vondst.
Toen Schmidt boven op de heuvel kwam, zag hij dat de verhoging meer verborg dan hij had durven hopen.
Onder een stapel stenen die een lokale boer had neergelegd, lag een enorm, zorgvuldig bewerkt stuk kalksteen.
Hij herkende de T-vorm meteen. Een jaar eerder waren vergelijkbare T-vormige pilaren opgegraven in de ruim 10.000 jaar oude nederzetting Nevalı Çori uit de steentijd – een van de belangrijkste ontdekkingen binnen het moderne steentijdonderzoek.
Maar Göbekli Tepe zou geheimen prijsgeven die de stoutste dromen van de archeologen overtroffen.
Schmidts vondst zou niet alleen de geschiedenis herschrijven, maar ook alle bestaande kennis over de cultuur van de jager-verzamelaars in de vroege steentijd op zijn kop zetten.
Een 12.000 jaar oude tempel
Toen in 1995 werd begonnen met de opgraving van Göbekli Tepe, bleek al snel dat de onderzoekers iets hadden gevonden dat de wereld nooit eerder had gezien.
Onder leiding van Klaus Schmidt legden Duitse archeologen eerst één en later nog zes stenen cirkels bloot, bestaande uit T-vormige pilaren in een kring rond twee grotere T-pilaren van wel vijf meter hoog.

Reliëfs en uitgehakte dieren sieren de stenen pilaren van het heiligdom.
Tussen de buitenste T-pilaren waren stenen muren gebouwd met aan de binnenzijde een kleine verhoging, een soort bank.
De grootste cirkels hadden een diameter van zo’n 30 meter en de grootste pilaren, gehouwen uit één blok hard kalksteen, wogen 10 tot 16 ton.
Op veel pilaren waren kunstige reliëfs uitgehakt van bijvoorbeeld everzwijnen, vossen en gazellen, maar ook slangen, spinnen en schorpioenen.
Het monumentale bouwwerk, dat wat doet denken aan Stonehenge in Engeland, verraste de onderzoekers in hoge mate.
Maar de verrassing sloeg om in ongeloof toen de oudste stenen cirkels op basis van koolstof 14-datering van houtskoolresten in de kalk van een van de ringmuren werden gedateerd op 11.600 jaar oud.
Het monument in Göbekli Tepe was dus 7000 jaar ouder dan Stonehenge! 11.600 jaar geleden waren keramiek, smeedkunst, het schrift en landbouw nog niet uitgevonden.
Göbekli Tepe is het oudste
Göbekli Tepe is gedateerd op circa 9600 v.Chr. Daarmee is dit het oudste monumentale bouwwerk dat we kennen.

Stonehenge – 7400 jaar jonger
We weten niet precies wat de functie van Stonehenge was.

Piramiden – 7100 jaar jonger
De piramiden verbonden dode farao’s met het hiernamaals.

Hunebedden – 6100 jaar jonger
In Europa werden stamhoofden hier in de steentijd begraven.
De periode wordt Prekeramisch Neolithicum A genoemd – de steentijd voordat er potten werden gebakken.
De mensen woonden in verspreide groepen en leefden van de jacht en het verzamelen van wilde bessen en planten.
Volgens de wetenschap was deze cultuur vrijwel voortdurend in beweging op zoek naar prooidieren, en hadden de leden geen ruimte voor grote bouwprojecten, een gespecialiseerde werkverdeling of georganiseerde religie.
Pas met de neolithische revolutie, toen de landbouw en de boerencultuur ontstonden – vijf eeuwen na de bouw van Göbekli Tepe – kwam er tijd vrij om landbouwnederzettingen te bouwen en later technisch geavanceerde samenlevingen in te richten, die onder leiding van koningen en priesters grote, monumentale bouwprojecten ondernamen, zoals de imposante tempels van Mesopotamië of de piramiden van de farao’s in Egypte.
De vondst van Göbekli Tepe maakte echter korte metten met deze ideeën over de ontwikkeling van de vroege steentijd. Zoals de Engelse archeoloog Ian Hodder het later formuleerde: ‘Al onze theorieën zaten ernaast.’
Bouwwerk ter ere van goden
Bij de opgravingen van Göbekli Tepe zijn geen sporen van bewoning ontdekt in de vorm van huizen of vuurplaatsen voor het bereiden van eten.
Onderzoek van de grote steencirkels laat daarnaast zien dat de pilaren waarschijnlijk geen dak droegen, maar vrij in de open lucht stonden.
In enkele pilaren zijn reliëfs gekerfd die volgens de onderzoekers armen, handen, riemen en zelfs een lendendoek moeten voorstellen.
De deskundigen denken daarom dat de grote T-pilaren de voorouders van de jagers of goden symboliseren, en dat Göbekli Tepe een heiligdom is – het eerste in zijn soort.
De allereerste tempel
Volgens de archeologen hebben er honderden arbeiders aan de tempels van Göbekli Tepe gewerkt. Tot op heden zijn er zeven tempels opgegraven, terwijl er nog eens 13 zijn gelokaliseerd.

Steenhouwen
Metalen werktuigen waren er niet, dus de pilaren werden gevormd en gepolijst met vuurstenen gereedschap.
Ondersteuning
De loodzware T-vormige pilaren bleven niet vanzelf staan. Vermoedelijk werden ze door een stellage overeind gehouden tot de ringmuur klaar was.
Ringmuren
Om het heiligdom heen stonden stenen ringmuren, met klei als cement.
Dromos
Twee parallelle muren fungeerden als toegangsweg naar de binnenste cirkels, die mogelijk de levensreis symboliseerden.
Transport
De T-vormige pilaren wogen tot 16 ton en werden op circa 500 m van de tempel uitgehouwen en over houten stammen omhoog gerold.
Veel van de dierenreliëfs die in de pilaren en elders zijn uitgehouwen, stellen roofdieren en giftige beesten voor, waar de jagers natuurlijk bang voor waren.
In zijn boek over Göbekli Tepe schrijft Schmidt, die de opgraving van de tempel leidde tot zijn dood in 2014, dat de afbeeldingen van de gevaarlijke dieren waarschijnlijk ongenode gasten moesten afschrikken – zowel boze geesten als vijanden.
Onder de afgebeelde dieren zijn ook aaseters, zoals gieren, waarvan er één boven een menselijk lichaam zonder hoofd lijkt te zweven.
Schmidts theorie is dat het gebied rond de tempel als een soort begraafplaats werd gebruikt, waar de doden in de openlucht neer werden gelegd om te worden opgegeten door aasetende roofvogels.
Tibetanen doen dat nog steeds. Tot op heden hebben de archeologen slechts weinig menselijke botten bij de tempel gevonden. Misschien zijn ze naderhand verzameld en naar elders gebracht.
Jagers komen van ver
Volgens de experts zijn er honderden mensen nodig geweest voor de bouw van Göbekli Tepe, om de metershoge en tot wel 16 ton zware T-pilaren uit te hakken en naar de hoge bouwplaats te slepen.
Er zijn zelfs resten gevonden van een nog veel grotere pilaar, die niet volledig is uitgehakt.
Deze T-pilaar, die zo’n 7 meter hoog is, zou in voltooide staat ongeveer 50 ton hebben gewogen. Misschien zijn de arbeiders gestopt met uithouwen toen ze zich realiseerden hoe zwaar het transport van het element zou zijn.
In de tijd waarin de tempel gebouwd werd, was het wiel nog niet uitgevonden en beschikten de mensen niet over trekdieren, omdat er nog geen koeien, ezels of paarden waren gedomesticeerd.
De arbeiders moesten dus hun eigen spierkracht gebruiken om de pilaren naar de bouwplaats te vervoeren.
De beroemde Noorse antropoloog Thor Heyerdahl experimenteerde in de jaren 1950 met het verslepen van loodzware stenen beelden zonder hulp van wielen of trekdieren.
Het lukte hem om met 180 mannen een beeld van 12 ton naar zijn bestemming te brengen met enkel touwen en boomstammen.
Voor de T-pilaren van Göbekli Tepe zullen ongeveer evenveel mensen nodig zijn geweest.
Naast de vele arbeiders die het zware sleepwerk deden, hadden de tempelbouwers echter ook mensen nodig die de pilaren uithakten en de vele dierenreliëfs aanbrachten.
Er zullen dus minstens een paar honderd arbeiders bij de bouw betrokken zijn geweest, en waarschijnlijk nog wel meer.
In de directe omgeving woonden echter weinig mensen, dus volgens Klaus Schmidt moeten de bouwers de hulp hebben ingeroepen van jagers die tot 200 kilometer verderop woonden.
‘Verschillende zelfstandige gemeenschappen moeten samen hebben afgesproken om arbeiders te leveren voor de bouw van deze tempel,’ schrijft Schmidt.
T-zuilen staan her en der
Volgens de onderzoekers lijkt het erop dat Göbekli Tepe een religieus centrum was voor een groter gebied.
Ze baseren zich op het feit dat archeologen in de regio nog enkele plekken hebben geïdentificeerd waar T-pilaren zijn ontdekt. Dergelijke pilaren zijn nergens anders in Turkije of in de buurlanden daarvan aangetroffen.
Een van die plekken is Nevalı Çori ten noorden van Göbekli Tepe.

Op diverse plekken nabij Göbekli Tepe zijn T-vormige pilaren gevonden. De lokale bevolking moet nauw contact hebben gehad met de tempel.
Nevalı Çori, dat nu onder een modern stuwmeer ligt, werd in de jaren 1980 opgegraven en dateert van circa 8500 v.Chr., toen Göbekli Tepe nog in gebruik was.
Nevalı Çori was wel bewoond, en in een van de gebouwen, die mogelijk dienstdeed als een klein, lokaal tempeltje, stonden twee T-vormige pilaren van hetzelfde soort als in Göbekli Tepe.
De theorie van de onderzoekers is dat de stammen in de regio die dezelfde religie deelden een of meer keer per jaar bijeenkwamen om aan de tempel te werken en ceremoniën te houden voor de goden en hun voorouders.
Er komen steeds nieuwe tempels bij
Tot op heden hebben de Duitsers in Göbekli Tepe zeven steencirkels met 50 T-pilaren opgegraven.
Uit scans met een bodemradar blijkt echter dat de heuvel nog minstens 13 cirkels herbergt. De berekeningen van de archeologen laten zien dat het uiteindelijke aantal als de opgraving is voltooid zal uitkomen op 200 T-vormige pilaren.
Volgens de archeologen stammen de steencirkels niet allemaal uit dezelfde tijd, maar werden er telkens nieuwe toegevoegd.
De opgravingen laten zien dat de cirkels al in de steentijd met aarde en afval werden bedekt, waarna er een nieuwe steencirkel werd gebouwd. Zo ging het meer dan 1000 jaar.

In de vroege steentijd joegen mensen vooral met pijl-en-boog.
De experts vermoeden dat de jager-verzamelaars vonden dat de ‘magie’ van de oude cirkels gaandeweg verdween en dat ze steeds nieuwe bouwden om de kracht ervan weer aan te wakkeren.
Misschien kwamen er nieuwe bouwwerken bij na een slecht jaar met veel ongelukken en weinig opbrengst.
De oudste steencirkels zijn volgens de Duitsers het grootst en het mooist versierd.
In de loop der tijd werden de cirkels steeds kleiner, en de T-vormige pilaren ook. De jongste tempels hebben pilaren van maar 1,5 meter hoog, en de decoraties zijn van mindere kwaliteit.
Vanaf circa 8200 v.Chr. werd er niet meer gebouwd bij Göbekli Tepe.
Dat zou min of meer overeenkomen met de tijd waarin de boerencultuur, met vee en landbouw, de overhand kreeg in de regio.
De mensen gingen in vruchtbare dalen wonen, dicht bij rivieren, waaruit de gewassen en de dieren water konden krijgen.
Göbekli Tepe, dat op een droge heuvel lag, werd verlaten, maar niet voordat alle cirkels werden bedekt met aarde en steen. De jagers begroeven zo hun verleden en vertrokken voorgoed.
Van nomadische jagers naar een gevestigd boerenbestaan
13.000 v.chr.-10.000 v.chr.: Eersten met een vaste plek
Natufische cultuur: rond 12.500 v.Chr. bouwen jagers in Palestina de eerste permanente nederzettingen. Maar door klimaatverandering trekken ze toch weg.
10.000 v.chr.-8500 v.chr.: Eerste tempelbouwers
Prekeramisch Neolithicum A: Als het klimaat warmer wordt, vormen de jagers in het huidige Turkije nederzettingen. Ze leven nog steeds van de jacht en eten daarnaast graan. Jagers nabij Göbekli Tepe bouwen de allereerste tempel.
8500 v.chr.-6250 v.chr.: Eerste boeren
Prekeramisch Neolithicum B: Rond 8500 v.Chr. komt de boerencultuur op. De voormalige jagers worden boeren en verenigen zich in kleine stadjes.
Göbekli Tepe verenigde jagers
Tot de ontdekking van Göbekli Tepe was de gangbare wetenschappelijke opvatting dat de samenleving werd georganiseerd met de komst van de landbouw, en dat het dus boeren waren die de eerste stappen zetten op weg naar beschaving en de eerste grote religies.
Maar Göbekli Tepe toont aan dat ook jager-verzamelaars elkaar opzochten – ondanks grote afstanden – en samen konden werken.
En hoe. Ze maakten het eerste monumentale bouwwerk ter ere van hun goden, die ze volgens de experts honderden, zo niet duizenden jaren moeten hebben aanbeden voor ze er ten slotte een tempel voor bouwden.

In één tempel werd dit gezicht ontdekt.
Volgens de archeologen is het mogelijk dat de jagers – lang voordat de eerste steen van het heiligdom op Göbekli Tepe werd gelegd – regelmatig op deze heuvel bij elkaar kwamen om religieuze ceremoniën te houden voor hun goden en hun voorouders.
De gedetailleerde dierenreliëfs laten bovendien zien dat de tijd van de jager-verzamelaars bekwame steenhouwers kende.
Specialisatie was dus niet voorbehouden aan de latere boerencultuur. Pas 5000 jaar nadat Göbekli Tepe werd verlaten, werden er weer grote tempels gebouwd, deze keer door volkeren in Mesopotamië in het huidige Irak.
Baanbrekende theorie
Volgens Klaus Schmidt heeft de bouw van de tempels op Göbekli Tepe zelfs geleid tot de overgang naar de landbouw.
De aanleg en het onderhoud van de tempel maakten het noodzakelijk om een stabielere bron van voedsel te vinden dan de jacht.
Daarom begonnen de jagers met het verbouwen van graan en het houden van vee, zoals varkens en koeien. Door de nieuwe bestaansbron vestigden de jagers zich op één plek, aldus Schmidt.
Zijn theorie strookt met het feit dat enkele van de eerste bewijzen van de verbouw van vroege graansoorten stamt uit de steentijdnederzetting Nevalı Çori, slechts 50 kilometer van Göbekli Tepe.
En die valt samen met het hoogtepunt van de tempelbouw.
De T-pilaren in Nevalı Çori laten zien dat er contact was tussen de tempel en de nederzetting. Schmidts theorie is dus aannemelijk, al verwerpt hij alle eerdere aannames.
Zoals hij zelf in een interview zei: ‘Eerst kwam de tempel, toen de stad.’
Dat zijn echter lang niet al Schmidts collega’s met hem eens. Die wijzen erop dat het waarschijnlijker is dat de landbouw door verschillende factoren is ontstaan. Alleen nieuwe ontdekkingen kunnen daarover uitsluitsel geven.

De LMU in München onderzocht op basis van de botvondsten welke dieren de jager-verzamelaars aten.
Jagers hielden grote feestmaaltijden
In Göbekli Tepe zijn ruim 100.000 botten opgegraven van dieren die 11.000 jaar geleden door jagers zijn opgegeten.
De jagers hadden wel een zetje nodig om van heinde en ver naar Göbekli Tepe te komen en daar te zwoegen.
Een van de theorieën is dat ze werden gelokt met eetfestijnen en religieuze feesten. In elk geval hebben archeologen rond de tempel meer dan 120.000 botresten van gedode dieren gevonden.
Alle botten zijn afkomstig van wilde dieren en vertonen snijsporen.
De onderzoekers hebben de botten gesorteerd en ontdekt dat de jagers vooral de gazellen aten, die in die tijd in grote kuddes in dit gebied leefden.
Uit hun onderzoek blijkt dat de dieren in de zomermaanden werden gedood. Ook oerossen en onagers (wilde ezels) waren populair.
Het aantal botten duidt erop dat de jagers bij de bijeenkomsten overvloedig te eten kregen. Waarschijnlijk moesten alle deelnemers zelf geschoten wild meenemen naar zulke feesten.
In de tempels hebben de archeologen verder enorme stenen vaten gevonden. Uit analyses van organische resten aan de binnenkant daarvan blijkt dat er mogelijk bier op basis van wilde tarwe in zat.
Het bier zal de bijeenkomsten ook populair hebben gemaakt.
Het dieet van de jagers in procenten
53,4%
Kropgazelle (Gazella subgutturosa)
16,6%
Oeros (Bos primigenius)
9,1%
Kleinere dieren (haas, vos, stekelvarken enz.)
8,6%
Onager (Equus hemionus)
5,7%
Moeflon (Ovis orientalis)
5,3%
Everzwijn (Sus scrofa)
1,2%
Edelhert (Cervus elaphus)