Als je aan het Ottomaanse Rijk (ca. 1300-1923) denkt, denk je aan machtige sultans, janitsaren met kromzwaard en prachtige paleizen met grote harems. En oorlog natuurlijk. Heel veel oorlog.
Ga met ons mee terug in de tijd, van het moment dat het Ottomaanse Rijk drie werelddelen beheerste tot het ten onder ging als de zieke man van Europa.
- Uitbreiding van het Ottomaanse Rijk
- Het Ottomaanse Rijk in Europa
- De stichting van het Ottomaanse Rijk
- De verovering van Constantinopel
- Harem was gouden kooi
- Het bestuur van het rijk
- Religie in het Ottomaanse Rijk
- De janitsaren – het elitekorps van de Ottomanen
- Grote Oorlog was doodsteek voor Ottomanen
- Ottomaanse Rijk – tijdlijn
Het Ottomaanse Rijk op z’n machtigst
Op 22 januari 1517 trok het 60.000-koppige Ottomaanse leger de Egyptische hoofdstad Caïro binnen. Het moreel onder de troepen was hoog. Vier maanden eerder hadden ze Syrië vrijwel zonder slag of stoot veroverd.
De Egyptische sultan Tumanbay had 20.000 man op de been gebracht om de Ottomaanse aanval af te slaan – door te dreigen dat alle deserteurs bij hun eigen voordeur zouden worden opgehangen. Maar zijn leger kon niets uitrichten tegen het machtige Ottomaanse Rijk.
Al na een uur vechten trokken de Egyptische soldaten zich terug. De Egyptische hoofdstad was nu in Ottomaanse handen.
‘De Ottomanen verschenen als sprinkhanen ... en kwamen van alle kanten als zwermen, met een oorverdovend lawaai van hun musketten en een felle aanval.’ De Egyptische historicus Muhammad ibn Iyas over de verovering van Caïro
Een week na de invasie arriveerde de machtige sultan van het Ottomaanse Rijk, Selim I – bijgenaamd De Verschrikkelijke – in Caïro.
Sinds zijn aantreden in 1512 had de nieuwe Ottomaanse sultan het noorden van Irak, Palestina, Syrië en nu dus Egypte veroverd.
Na de Ottomaanse zege op de Egyptenaren werd bijna de hele Arabische wereld voor het eerst sinds de opkomst van de islam geregeerd vanuit een niet-Arabische hoofdstad: Istanboel in het huidige Turkije, waar de sultan sinds 1459 zetelde.
Het Ottomaanse Rijk was echter nog lang niet klaar met de gebiedsuitbreiding.
Uitbreiding van het Ottomaanse Rijk
Het Ottomaanse Rijk in Europa
Toen Süleyman I, de zoon van Selim I, in 1520 aan de macht kwam, onderwierp het Ottomaanse Rijk onder meer heel Noord-Afrika, de heilige steden Mekka en Medina, de rest van Irak, het westen van Iran en de Kaukasus.
Süleyman zag zichzelf als de leider van de moslims en geloofde dat Allah hem had opgedragen om de islam te verspreiden via jihad, heilige oorlog. Al snel richtte de machtige sultan zijn blik op Europa.
‘God heeft ons terecht in de schoot van Satan en de Turken geworpen.’ Maarten Luther
In de jaren 1520 veroverden de Ottomanen Belgrado, delen van Hongarije en het eiland Rodos, en in 1529 belegerden ze Wenen, waardoor het christelijke Europa in paniek raakte.
De hervormer Maarten Luther gebruikte de Ottomanen als schrikbeeld tegen het katholicisme toen hij in dat jaar schreef: ‘God heeft ons terecht in de schoot van Satan en de Turken geworpen.’
Tijdens de 46 jaar dat sultan Süleyman I op de troon zat (1520-1566) groeide het Ottomaanse Rijk uit tot een van de grootste imperia die de wereld ooit heeft gekend.
Süleyman regeerde over het hele moderne Turkije en grote delen van het Midden-Oosten en Europa, en de sultan werd het symbool van de succesvolle expansiepolitiek die het Ottomaanse Rijk 200 jaar eerder had ingezet.
De stichting van het Ottomaanse Rijk
Het Ottomaanse Rijk werd rond 1300 gesticht door Osman I in Anatolië, en wel in het dorp Söğüt, waar Osman over een bescheiden vorstendom heerste.
Anatolië vormt een groot deel van het huidige Turkije, afgezien van het uiterste westen en oosten, en was eeuwenlang het centrum van het christelijke Byzantijnse Rijk, met als hoofdstad Constantinopel aan de Bosporus.
Osman I voerde een heilige oorlog tegen de christenen, en in de 14e en 15e eeuw voegden zijn opvolgers een aantal Turkse vorstendommen toe aan het Ottomaanse Rijk.
De verovering van Constantinopel
In 1453 wist de zevende Ottomaanse sultan Mehmet II Constantinopel te veroveren. Het leverde hem de bijnaam De Veroveraar op.
Constantinopel stond al heel lang op het verlanglijstje van het Ottomaanse Rijk.
De stad had een groot symbolisch belang als laatste bastion van het Romeinse Rijk en was bovendien strategisch gelegen aan de smalle Bosporus.
Het lag dan ook voor de hand dat Constantinopel na een paar jaar de Ottomaanse hoofdstad werd.
Topkapıpaleis
In 1459 begon de bouw van de hoofdzetel van het Ottomaanse Rijk: het enorme Topkapıpaleis met uitzicht over de hoofdstad, de Bosporus en de Gouden Hoorn (de zeestraat die het Europese van het Aziatische deel van Turkije scheidt).
Het Topkapıpaleis was niet alleen de residentie van de Ottomaanse sultan, maar vormde een gemeenschap op zich met zijn 4000 bewoners die afgezonderd waren van de buitenwereld.
In het hart van Topkapı bevond zich de gigantische harem van de sultan: honderden mooie vrouwen leefden achter slot en grendel in meer dan 400 vertrekken.
Harem was gouden kooi
De vrouwen waren in feite slaven, die werden bewaakt door honderden eunuchen. Ook zij waren slaven of krijgsgevangenen uit vooral Ethiopië en Somalië en waren als kind gecastreerd.
De slavinnen die onderaan de hiërarchie stonden, woonden in slaapzalen, terwijl de favorieten van de sultan hun eigen vertrek hadden.
De favorieten waren de mooiste vrouwen en werden concubines genoemd. Ze werden opgeleid in de minnekunst en moesten in bed alles doen wat de sultan verlangde.
Hun belangrijkste taak was het baren van gezonde en intelligente troonopvolgers om het voortbestaan van de dynastie van de sultan veilig te stellen.
Hoewel de positie van concubine felbegeerd was, ging het leven als favoriete minnares van de sultan niet over rozen. Wie de bevelen van de sultan niet opvolgde, werd streng gestraft.
Zo executeerde Süleyman I in 1562 een van zijn concubines omdat ze niet in zijn bed verschenen was en haar plaats aan een andere vrouw had afgestaan.
De machtigste vrouw van het paleis was echter de moeder van de sultan, valide sultan genoemd. Zij leefde in weelde in een eigen gedeelte van het paleis met een grote eetzaal en ruime slaapkamer.
Het bestuur van het rijk
De sultan was de alleenheerser van het Ottomaanse Rijk, en zijn wil was wet.
Naarmate het imperium in de 16e eeuw uitdijde, kregen de nieuwe grondgebieden in onder meer Syrië, Irak en Egypte de status van provincie.
Een legerleider was verantwoordelijk voor het handhaven van de wet en het innen van belasting.
Sultan Süleyman I voerde een aantal hervormingen door, waardoor het Ottomaanse Rijk het karakter van een feodaal rijk met militair bewind kreeg. De Egyptische historicus al-Jabarti schreef over de hervormingen van Süleyman:
‘Sultan al-Kanuni (een bijnaam van Süleyman, red.) legde de principes van het rijksbestuur vast, voltooide de opbouw van het rijk en organiseerde de provincies. Hij bracht licht in het donker, liet het licht van de religie overal schijnen en bluste de branden van de ongelovigen.’
Religie in het Ottomaanse Rijk
In tegenstelling tot zijn christelijke collega-vorsten in Europa stond Süleyman I een zekere mate van godsdienstvrijheid toe onder de volken die hij ‘bevrijd’ had. Elke religieuze groepering kreeg de status van millet.
Millet betekent ‘gemeenschap van gelovigen’, en deze groepen hadden zelf wat in de melk te brokkelen.
Aan het hoofd van een millet stond de religieuze leider van de betreffende minderheid. Het Ottomaanse Rijk telde onder meer een Armeense, Syrische en joodse millet.
Elke millet had zijn eigen rechtbank, inde zelf belastingen en mocht bepaalde wetten en regels opstellen voor zijn religieuze minderheid, bijvoorbeeld op het gebied van huwelijken en echtscheidingen.
Anders dan de moslims hoefden joden en christenen in het Ottomaanse Rijk geen dienst te doen in het leger, maar in ruil daarvoor betaalden ze extra belasting.
In de katholieke gebieden werd de bevolking gedwongen bekeerd tot het christendom, maar in de landen die de Ottomaanse sultan had veroverd, hoefden de inwoners dus geen moslim te worden.
De janitsaren – het elitekorps van de Ottomanen
De Ottomaanse expansie was mogelijk dankzij het goed georganiseerde leger. En het hart daarvan vormde het janitsarenkorps.
Een keer per jaar haalden Ottomaanse soldaten jonge christelijke jongens op, vooral uit de Balkan, waarna ze in Istanboel als slaaf moesten werken.
Ze werden bekeerd tot de islam en leerden de sultan gehoorzamen. Het ronselen van de jonge christenen werd in het Turks devşirme (ophalen van kinderen) genoemd.
Toen het Ottomaanse Rijk eind 17e eeuw op z’n sterkst was, beschikte het over bijna 200.000 soldaten. De meest gevreesde waren de janitsaren, bekeerde christenen, van wie velen waren gerekruteerd onder de devşirme.
De janitsaren stonden bekend om hun vaardigheden met pijl-en-boog, vuurwapens en geschut. De Ottomaanse strijdkrachten zijn wel beschreven als het eerste beroepsleger van Europa.
Eind 17e eeuw werden er steeds minder christelijke soldaten geronseld, onder meer omdat het janitsarenkorps zo aantrekkelijk was geworden dat veel moslims er ook in opgenomen wilden worden.
De janitsaren werden steeds machtiger en kwamen enkele keren in opstand tegen de Ottomaanse sultan.
Dit gebeurde vooral wanneer de sultan het leger probeerde te moderniseren, wat ertoe leidde dat het Ottomaanse leger zelden nieuwe wapentechnologieën omarmde. De Ottomaanse strijdkrachten werden hierdoor zwakker ten opzichte van de Europese legers.
De sultan wankelt
In de 18e en het begin van de 19e eeuw zetten de janitsaren zeven van de 14 sultans af met hulp van de oelema: de geestelijk leider van het Ottomaanse Rijk.
In 1826 rekende sultan Mahmut II af met de janitsaren en werd het korps volledig opgeheven. De sultan doodde 4000 janitsaren tijdens een bloedige veldslag, en de rest van het korps werd geëxecuteerd of verbannen uit het rijk.
Op dit moment was het Ottomaanse Rijk al een stuk zwakker dan in zijn hoogtijdagen. De machtigste sultan, Süleyman I, had twee keer geprobeerd Wenen te veroveren (in 1529 en 1566), maar beide keren was het mislukt. De veldtocht van Süleyman in 1566 was tevens zijn laatste, want dat jaar overleed hij aan een ziekte.
Meer dan 100 jaar later, in 1683, probeerde sultan Mehmet het nog een keer, geïnspireerd door zijn grote voorbeeld, maar deze keer kreeg Wenen hulp van onder meer Polen en de republiek Venetië. De Ottomanen werd een pijnlijke nederlaag toegebracht.
Begin 19e eeuw heerste de sultan echter nog steeds over de hele Balkan en grote delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Maar er werd aan zijn stoelpoten gezaagd. Zo moesten de Ottomanen grote gebieden afstaan aan Rusland, waaronder Servië, Bulgarije en Griekenland.
Het rijk van de sultan kwam bekend te staan als de ‘zieke man van Europa’.
Grote Oorlog was doodsteek voor Ottomanen
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, steunde de sultan Duitsland en Oostenrijk-Hongarije in hun strijd tegen Rusland. Daarmee wedde hij op het verkeerde paard.
Na de oorlog werd een groot deel van het rijk verdeeld tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en Griekenland.
Uit frustratie over deze vernedering verdreven de Turken de sultan, en op 29 oktober 1923 maakte het Ottomaanse Rijk plaats voor een democratische, seculiere republiek onder Mustafa Kemal.
Hij kreeg de bijnaam Atatürk: vader van de Turken.
Met de val van het Ottomaanse Rijk begon de geschiedenis van het moderne Turkije.