Het is 30 augustus 1918, en de vonken spatten eraf als Lenin in de Michelson-fabriek in Moskou spreekt over de superioriteit van het bolsjewistische systeem.
‘Wij zien maar één uitweg,’ schreeuwt Lenin, ‘de overwinning of de dood!’ Hij balt zijn vuist en krijgt een staande ovatie van de aanwezige arbeiders.
10 maanden daarvoor heeft de leider van de bolsjewieken de regering afgezet tijdens de Oktoberrevolutie van 1917. Sindsdien zijn de bolsjewieken aan de macht, maar ze zijn bang deze weer te verliezen. Want het wemelt in Rusland van de tegenstanders.
‘Ze hebben hem vermoord! Ze hebben hem vermoord!’ Arbeiders na de aanslag op Lenin
En dus praat Lenin vaak met de arbeidersklasse – de trouwste aanhangers van het bolsjewisme. Als hij na zijn toespraak weer buiten is en terugloopt naar zijn auto, springt een vrouw met een pistool uit de menigte. Er klinken drie schoten en Lenin zakt ter plekke in elkaar.
‘Ze hebben hem vermoord! Ze hebben hem vermoord!’ roepen de arbeiders, terwijl ze de gewonde partijleider naar de auto dragen en vol gas richting het ziekenhuis rijden.

Lenin liep naar zijn auto toen Fanny Kaplan drie keer op hem schoot – twee kogels waren raak.
Intussen arresteren de lijfwachten van Lenin de vrouw met het pistool. Het is de 28-jarige Fanny Kaplan. Ze verklaart dat haar handeling politiek gemotiveerd is.
Hoewel ze Lenin twee keer heeft geraakt, in zijn keel en schouder, overleeft hij de moordpoging. De mislukte aanslag zal echter grote gevolgen krijgen voor alle inwoners van Rusland.
Een paar uur na de ‘lafhartige poging om kameraad Lenin te vermoorden’ komt de partij al met een decreet. ‘Wij zullen genadeloos terugslaan tegen alle vijanden van de revolutie.’
Vanaf dat moment is niemand meer veilig. Een weloverwogen, meedogenloos terreurprogramma onder leiding van de beruchte Tsjeka moet de revolutie van Lenin voorgoed veiligstellen.

Fanny Kaplan verklaarde dat zij Lenin als verrader zag.
Verwarde vrouw pleegt aanslag
Het pistool waarmee op 30 augustus 1918 drie keer op Lenin werd geschoten, werd vastgehouden door Fanny Kaplan. Zij werd direct overmeesterd en voor verhoor afgevoerd naar de geheime politie.
‘Ik heb het alleen gedaan. Ik zeg niet waar het pistool vandaan komt. Ik zeg niets meer. Ik besloot heel lang geleden al dat ik Lenin zou vermoorden. Hij is een verrader van de revolutie,’ zei Kaplan.
Ze werd drie dagen en nachten lang ondervraagd, maar uiteindelijk gaf de Tsjeka op. Volgens sommige bronnen was Kaplan niet helemaal in orde.
Ze had 11 jaar gevangen gezeten onder de tsaar en leek toen al erg verward. Door haar psychische toestand wordt er getwijfeld aan haar schuld – misschien was ze wel een zondebok. In 1922 vertelde een voormalig leider van de Sociaal-Revolutionaire Partij echter dat Kaplan lid was en dat hij haar voor de aanslag had geselecteerd.
De 28-jarige Kaplan werd in 1918 in het openbaar gefusilleerd op een plein in Moskou, waarna haar lichaam in een ton werd gestopt en verbrand.
Tsaar doet afstand van de troon
Nog geen anderhalf jaar vóór de aanslag van Fanny Kaplan was Rusland een totaal ander land. De familie van tsaar Nicolaas II had al generaties lang de macht in handen, en de verschillen tussen de klassen in het gigantische land waren enorm.
De boeren en arbeiders verdienden tot 1916 net genoeg om te voorkomen dat zij en hun gezinnen omkwamen van de honger. Na de Eerste Wereldoorlog brak er hongersnood uit en kwam het volk, door de bolsjewieken het proletariaat genoemd, in opstand.
‘Wij willen brood!’ schreeuwden ze tijdens demonstraties tegen de tsaar.
In maart 1917 werd de druk zo hoog dat Nicolaas II afstand deed van de troon. Een interim-regering werd benoemd, maar in november 1917 kwam Vladimir Lenin, de leider van de bolsjewieken, na een staatsgreep aan de macht: de Oktoberrevolutie.
‘Het was een fluitje van een cent,’ zou Lenin later zeggen. De macht behouden, daarentegen, was in zo’n groot en verdeeld land een stuk minder eenvoudig. Omdat veruit de meeste Russen arbeiders of boeren waren, had Lenin een grote achterban.
Maar toen de bolsjewieken besloten om alleen te regeren, kregen ze veel kritiek – zelfs van hun eerdere politieke bond-genoten, de sociaalrevolutionairen, die de dictatoriale methoden van Lenin sterk veroordeelden.
‘Zonder terreur komen we nergens.’ Lenin, 1917
De bolsjewieken werden omringd door vijanden en Lenin en zijn kameraden beschouwden iedereen die kritiek uitte als ongedierte dat zo snel mogelijk moest worden uitgeroeid. Om hun revolutie te laten slagen, moesten ze afrekenen met de zogenoemde klassenvijanden in de bovenklasse of bourgeoisie, die Lenin ‘kapitalistisch gebroed’ of ‘hysterische intellectuelen’ noemde.
En de nieuwe Sovjetleider aarzelde niet om drastische maatregelen te nemen. ‘Zonder terreur komen we nergens,’ zei Lenin direct na de machtsovername tegen zijn partijgenoten. Lenin verzamelde zijn bloedhonden om zich heen en liet ze los.

Propagandaposters lieten zien wat de bolsjewieken met hun vijanden deden.
Bolsjewieken zagen overal vijanden
Volgens Lenin en de bolsjewieken werd de revolutie van alle kanten bedreigd. Zij zagen iedereen als mogelijke vijand. Van de maatschappelijke elite tot eerdere bondgenoten van het socialisme, niemand was veilig voor hun terreur.
Als de bolsjewieken door een Russische stad liepen, zagen ze overal vijanden – echte en fictieve. Want wie geen lid was van het proletariaat of de partij, werd als tegenstander gezien. De elite en de bourgeoisie waren ‘klassenvijanden’, politieke tegenstanders waren ‘contrarevolutionairen’.
En wie zich op een andere manier verzette tegen de bolsjewieken en hun revolutie, werd bestempeld als ‘staatsvijand’. Met andere woorden, het was voor Lenin en zijn kameraden veel moeilijker om vrienden te vinden dan vijanden.
Witten
Anticommunistisch gespuis
‘Witten’ was een verzamelbegrip voor allerlei anticommunistische groeperingen, bijvoorbeeld burgerlijke democraten, liberale republikeinen, nationalisten en rechtse aanhangers van de tsaar.
Priesters
Religieuze rovers
De bolsjewieken waren overtuigde atheïsten en hadden een bloedhekel aan de kerk. Ze beschouwden de 200.000 priesters in Rusland als rovers die onder het mom van geloof en religie de bevolking kaalplukten.

Kapitalisten
Hebzuchtige bourgeoisie
Industriëlen, die meestal tot de hogere klasse behoorden, waren ongedierte volgens de bolsjewieken. Zij bezaten de productiemiddelen en verdienden een vermogen over de rug van de arbeiders.
Koelakken
Hebberige grondeigenaren
Russische grootgrondbezitters werden ‘koelakken’ genoemd. Lenin zag hen als ‘bloedzuigers’ die arme boeren uitbuitten. Ook boeren die hun opbrengst niet wilden afstaan aan de bolsjewieken waren koelak.
Tsaristen
Reactionair gepeupel
Iedereen die voor de tsaar had gewerkt of het tsarisme steunde werd als vijand gezien – of het nu ging om officieren, ambtenaren of gewone burgers die onder de tsaar hadden gediend.

Socialistische revolutionairen
Verraders van de revolutie
De Sociaal-Revolutionaire Partij was eerst een bondgenoot van de bolsjewieken. Maar toen Lenin in 1917 alleen de macht greep, werden zijn voormalige medestanders bestempeld als ‘contrarevolutionairen’.
Intellectuelen
Machtige vrekken
De Russische intellectuelen waren volgens Lenin de lakeien van de kapitalisten. Ze werden ook als bedreiging gezien omdat ze vaak kritisch waren tegenover de machthebbers – in dit geval de bolsjewieken zelf.

Buitenlanders
Vijanden uit het buitenland
De bolsjewieken waren – niet onterecht – bang voor het buitenland. Volgens Lenins propaganda werden de Witten vanuit het buitenland aangestuurd. Een aantal landen steunde inderdaad het Witte verzet.
IJzeren Feliks leidt terreureenheid
In december 1917 kwamen de politieke kopstukken van de bolsjewieken bijeen om te praten over hun aanpak van de ‘contrarevolutionairen’ – een van hun vele termen voor tegenstanders van het bolsjewisme.
‘Wij hebben geen rechtvaardigheid nodig!’ Feliks Dzerzjinski, leider van de Tsjeka
Een van de deelnemers was Feliks Dzerzjinski, die vanwege zijn meedogenloosheid en gewetenloosheid de bijnaam ‘IJzeren Feliks’ had gekregen. De magere bolsjewiek stond tijdens de staatsgreep in de frontlinie en wilde vuur met vuur bestrijden.
‘Wij hebben geen rechtvaardigheid nodig! Ik stel voor – nee, ik eis – een orgaan dat afrekent met alle contrarevolutionairen,’ donderde hij.
IJzeren Feliks kreeg unanieme steun en op 20 december 1917 richtte Lenins regering de Buitengewone Commissie ter Bestrijding van Contrarevolutie, Speculatie en Sabotage – de Tsjeka – op.
Dzerzjinski werd de baas van deze nieuwe geheime dienst die, net als veel andere politie-eenheden, de opdracht had om criminaliteit te bestrijden. Maar daarnaast kreeg de Tsjeka andere bevoegdheden.
De dienst moest zich richten op klassenvijanden zoals priesters, industriëlen, grootgrondbezitters en de bourgeoisie in het algemeen – door bijvoorbeeld hun eigendommen in beslag te nemen of hen uit hun huis te zetten.

Feliks Dzerzjinski werd zes keer door de politie van de tsaar gearresteerd. Hij zette zijn kennis in om vijanden van de revolutie te bestrijden.
IJzeren Feliks bouwde terreurmachine
De leider van de Tsjeka, Feliks Dzerzjinski, was een workaholic die geen enkel middel schuwde in zijn strijd voor de revolutie.
Feliks Dzerzjinski had een rotsvast geloof in Lenin en zijn revolutie. Hij was geboren in Polen, maar had vanwege zijn revolutionaire ideeën 11 jaar in de gevangenissen van de tsaar doorgebracht. Toen hij in 1917 vrijkwam, sloot hij zich direct bij Lenin aan.
Na zijn tijd in de gevangenis kende Dzerzjinski het repressieapparaat van de afgezette tsaar beter dan wie dan ook. Daarom liet Lenin hem een veiligheids-dienst opzetten. In zijn eerste jaar als leider van de Tsjeka at en sliep Dzerzjinski op kantoor, of hij reisde heel Rusland door om de plaatselijke Tsjeka-troepen te rekruteren en op te leiden – ook als het om ondervragingen en martelingen ging.
Daar had Dzerzjinski na alle jaren in de gevangenis van de tsaar genoeg ervaring mee opgedaan. ‘Wij willen helemaal geen rechtvaardigheid. Wij willen vechten tot de dood!’ schreeuwde hij.
Volgens Dzerzjinski zou de eeuwenoude haat tussen het proletariaat en de bovenklasse leiden tot willekeurig bloedvergieten: ‘Daarom wilde ik het strafsysteem van de revolutionaire macht systematiseren,’ schreef hij in 1922.
Vanwege zijn vastberadenheid en keiharde methoden werd hij ook wel ‘IJzeren Feliks’ genoemd. Zelf zei hij dat hij had geleerd om meedogenloos te zijn.
Dzerzjinski was een van de meest gevreesde bolsjewieken, maar werd ook bewonderd. Ondanks zijn enorme macht liet hij zich nooit omkopen en hij leidde een spartaans bestaan – tot hij in 1926 op slechts 49-jarige leeftijd overleed.
De eerste bezittingen werden al tegen het einde van 1917 geconfisqueerd, toen de Tsjeka de huizen van ‘klassenvijanden’ binnendrong. Groepjes van van vier of vijf Tsjekisten trapten zonder pardon de deur in en stalen contant geld en sieraden van welgestelde gezinnen.
Soms werden zelfs hele huizen in beslag genomen, zodat prominente bolsjewieken of officieren van het nieuwe Rode Leger er konden gaan wonen.
Dat overkwam ook de 19-jarige student Galina Djoerjagina in december 1917, toen zij op bezoek was bij haar stervende grootvader in een stadje vlak bij het Oeralgebergte. Haar familie behoorde tot de bovenklasse, en op de dag dat de oude man overleed, werd zijn hele villa geconfisqueerd.
Daarna werd Galina’s huis in Perm, waar ze samen met haar ouders en twee zusjes woonde, doorzocht. De eerste keer namen de Tsjekisten het zilveren bestek mee, de tweede keer werden de drie kinderkamers in beslag genomen.
Galina’s vader was arts en behoorde dus tot de bovenklasse, maar omdat hij een cruciaal beroep had, mocht het gezin in een deel van het huis blijven wonen.
‘Wij vernietigen de bourgeoisie als maatschappelijke klasse.’ Martin Latsis, hoofd van de Tsjeka in Oekraïne
Voor veel anderen liep het slechter af. Het hoofd van de Tsjeka in Oekraïne, Martin Latsis, wond er geen doekjes om.
‘Wij vernietigen de bourgeoisie als maatschappelijke klasse. Wij zoeken niet naar bewijs of getuigen om hun acties of woorden tegen de Sovjetmacht te bevestigen. De eerste vraag die wij stellen, is tot welke klasse iemand behoort. Wat is zijn achtergrond, zijn opleiding en zijn werk? De antwoorden op deze vragen bezegelen het lot van de beklaagde. Dat is de essentie van de rode terreur.’

Veel gewone Russen gaven hun vrienden of buren aan vanwege zogenoemde ‘contrarevolutionaire’ activiteiten.
Aanslagen veroorzaken bloedbad
Ondanks de repressie van de Tsjeka was de weerstand tegen het bolsjewisme zo groot dat er in 1918 een burgeroorlog in het land uitbrak.
Aan de ene kant stond het Rode Leger, dat vocht aan de kant van Lenin, en aan de andere kant het Witte Leger, dat de tsaar terug wilde.
Daarnaast kwamen niet-Russische minderheden in de grensgebieden ook in opstand en eisten ze zelfstandigheid, terwijl het zogenoemde Groene Leger, dat bestond uit opstandige boeren, vocht tegen zowel de bolsjewieken als de aanhangers van de tsaar.
Lenin had de gebieden rond Moskou en Petrograd (Sint-Petersburg) tot aan de Kaspische Zee in handen, maar in het oostelijke deel van Rusland hadden de Roden weinig te zeggen.




Bolsjewieken omringd door vijanden
Toen Lenin in 1918 een vredesverdrag met Duitsland tekende, barstte de burgeroorlog in alle hevigheid los. Het Witte Leger veroverde grote delen van Rusland, met de steun van de Britten en Fransen.
Gebied in handen van bolsjewieken in oktober 1919
Het Witte Leger viel vanuit het oosten en westen aan.
Franse, Britse en Amerikaanse troepen steunden het Witte Leger.
Tijdens de burgeroorlog verergerde de terreur. In de winter van 1918 executeerde de Tsjeka in Kiev ongeveer 6000 tegenstanders – vooral officieren die weigerden om zich aan te sluiten bij de bolsjewieken.
‘Het volledige Russische officierskorps werd uitgemoord. Ze werden ontvoerd uit hun hotels en appartementen en vervolgens geëxecuteerd,’ vertelde een ooggetuige uit het Oekraïense Kiev.
‘Tijdens mijn wandelingen door het Vladimirskaja Gorka-park zag ik steeds nieuwe lijken liggen. Langs de muur om de Tsarski- en Koepertsjeski-parken lagen duizenden naakte lichamen opgestapeld.’
‘Ik wil massaterreur! We hebben geen minuut te verliezen!’ Lenin in een telegram, 1918
In de zomer van 1918, toen de Tsjeka al 113 afdelingen in allerlei districten telde, eiste Lenin dat zijn veiligheids-politie nog strenger zou optreden.
‘Ik wil massaterreur! We hebben geen minuut te verliezen! Sla toe met alles wat je hebt: massale invallen, executies voor wapenbezit, massadeportatie van schadelijke elementen,’ schreef hij op 9 augustus 1918 in een telegram naar het hoofd van de Tsjeka in Nizjni Novgorod, 450 kilometer ten oosten van Moskou.
Door hun schrikbewind werden Lenin en de leiders van de Tsjeka zelf ook een doelwit. Op 17 augustus werd Moisei Oeritski, het Tsjeka-hoofd in Petrograd, doodgeschoten. Twee weken later overleefde Lenin ternauwernood de aanslag van Fanny Kaplan in Moskou.
Na deze aanslagen traden de bolsjewieken nog harder op tegen hun vijanden.
‘Wij zullen genadeloos terugslaan tegen alle vijanden van de revolutie.’ De communistische krant Pravda
Op 31 augustus stond in hun krant in Petrograd, Krasnaja Gazeta, te lezen: ‘Nu moeten we wel ingrijpen. Weg met alle zwakkelingen die bang zijn om onschuldig bloed te vergieten!’ Twee dagen later proclameerde de krant dat de bolsjewieken ‘de straten van Petrograd zouden laten overstromen met het bloed van de bourgeoisie’.
Galina’s vader gearresteerd
Een van die vijanden was de vader van Galina Djoerjagina. Op 20 augustus 1918 werd hij opgepakt en zonder pardon meegenomen door de Tsjekisten, tot ontsteltenis van zijn gezin, dat radeloos achterbleef.
De ochtend daarna ging zijn 19-jarige dochter langs bij alle bekenden in de stad die connecties hadden met de Tsjeka, onder wie sommige medestudenten.
Maar uiteindelijk was het de portier van het ziekenhuis waar haar vader werkte die haar kon helpen. Via zijn connecties regelde hij dat Galina en haar moeder op bezoek mochten komen in de Tsjeka-gevangenis buiten de stad.
Terwijl ze door de gevangenis liepen, zagen ze tot hun verbijstering dat talloze vrienden en kennissen van de familie ook waren opgepakt.
‘Het leek alsof de hele beschaafde klasse was gearresteerd,’ schreef Galina geschokt in haar dagboek.
Maar de schok werd nog groter toen ze haar vader zag: ‘We herkenden hem eerst niet, zo erg was hij veranderd de afgelopen twee nachten. Mama begon te huilen,’ vertelde Galina.
Haar vader zei weinig en het gezin had het over ditjes en datjes. Ze waren bang om zich echt uit te spreken, want dat zou tegen hen gebruikt kunnen worden – ook al was het enige waar de vader ‘schuldig’ aan was dat hij lid was van de maatschappelijke bovenklasse.
‘Het bezoek is voorbij. Weg!’ riep een soldaat en de twee vrouwen gingen weer naar huis, zonder te weten wat er met hun vader en echtgenoot zou gebeuren.
‘Hij is geen mens meer, maar een schim.’ Galina Djoerjagina in haar dagboek
De volgende dag liet de plaatselijke Tsjeka weten dat een aantal inwoners van de stad geëxecuteerd zou worden, als ‘vergelding voor kameraad Oeritski.’ Het gezin Djoerjagina was radeloos – wat als hun vader een van hen was!
Om twee uur ’s nachts stond een van de studiegenoten van Galina plotseling voor de deur met Galina’s vader. Zij was lid van de Tsjeka en vertelde dat ze op het nippertje had kunnen voorkomen dat hij geëxecuteerd werd.
‘Ik begon als een gek te rennen en was net op tijd. Toen ze hem naar de executieplaats brachten, smeekte ik hen of ze hem alsjeblieft vrij
wilden laten. En kijk, hier is hij,’ vertelde Galina’s studiegenoot.
Haar vader stond lijkbleek in de deuropening voor zich uit te staren. Hij had nog steeds hetzelfde nachthemd aan als toen hij gearresteerd werd.
De dag erna ging hij weer aan het werk, maar hij was voorgoed veranderd. ‘Hij is geen mens meer, maar een schim. Hij zegt niets en wij proberen hem niet lastig te vallen met vragen,’ schreef Galina in haar dagboek.

Tijdens de Commune van Parijs werd o.a. aartsbisschop Georges Darboy door de revolutionairen gedood.
Wrede Parijzenaren als inspiratiebron
Lenin was, net als andere prominente bolsjewieken, gefascineerd door de Commune van Parijs, een revolutionaire regering die in 1871 kort heerste over de Franse hoofdstad. Dit bewind kwam aan de macht nadat linkse arbeiders in de hoofdstad in opstand kwamen.
De Parijse rebellen terroriseerden de bevolking en fusilleerden talloze vijanden zonder enige vorm van proces. De Franse regering heroverde Parijs in de ‘Bloedige Week’ van mei 1871, waarbij minstens 25.000 mensen uit de arbeiderswijken omkwamen.
Lenin bestudeerde de Commune omdat de arbeiders met hun opstand een revolutie teweeg hadden gebracht – net als hij.
Lenin was ervan overtuigd dat de Commune van Parijs mislukt was omdat er te veel intellectuelen bij de rebellen zaten – die waren veel te slap en vriendelijk voor hun tegenstanders. Het volk zou hun echter geen enkele genade tonen – en Lenin evenmin.
Tsjekisten martelen gevangenen
Op deze manier wilde de Rode Terreur ‘staatsvijanden’ zoals Galina’s vader monddood maken. Alle burgers – en met name intellectuelen – moesten constant vrezen voor hun leven, zodat er vrijwel niemand was die zich tegen het regime van de bolsjewieken durfde te verzetten.
En dus moest de Tsjeka, die in 1918 groeide van 12.000 tot 40.000 leden, wrede en barbaarse methoden hanteren – op straat en in de gevangenissen. Het hoofd van de Tsjeka in Oekraïne, Martin Latsis, zei: ‘Dit is het smerigste werk dat er bestaat. Je moet keihard kunnen zijn.’
‘Dit is je straf omdat je mijn dochter een onvoldoende hebt gegeven.’ Tsjekist tegen lerares van Galina Djoerjagina
Volgens hem was het werk zo zwaar dat hij zijn manschappen voortdurend moest vervangen. ‘Dit werk breekt jonge communisten met een zwak karakter.’
De Tsjeka trok dus vooral psychopaten aan. Een van de mensen die dit aan den lijve ondervond, was de oude wiskundelerares van Galina.
Zij werd verkracht door een groep Tsjekisten en vervolgens geblinddoekt naar een bos gebracht. Daar moest ze knielen voor een graf. Een van de mannen haalde de trekker van zijn pistool over – klik, klonk het.
‘Dit is je straf omdat je mijn dochter een onvoldoende hebt gegeven,’ zei de Tsjekist voordat ze werd vrijgelaten.
‘De Tsjeka bestond uit perverse geesten.’ De Belgische bolsjewiek Victor Serge
Ook de bolsjewieken wisten wat voor mensen zich aanmeldden bij de geheime politie: ‘De Tsjeka bestond uit perverse geesten die overal samenzweringen zagen. Ik weet dat Feliks Dzerzjinski ze ook als “half verrot” beschouwde,’ schreef Victor Serge, een Belg die zich in 1919 aansloot bij de Tsjeka in Petrograd.

De Tsjeka had de bevoegdheid om tegenstanders van de revolutie te martelen en vermoorden – ook zonder proces.
Alle middelen toegestaan
De lokale Tsjeka’s probeerden elkaar te overtreffen met de wreedste martel-methoden. De verhalen over hun mensonterende vondsten werden verteld door hun vijanden. Die overdreven vaak, maar intussen zijn veel methoden wel geverifieerd.

Rattenval
In Kiev stopten de Tsjekisten een rat in een ijzeren buis die met het open uiteinde tegen de gevangene aan werd gedrukt. Als de buis verhit werd, probeerde de rat zich een weg naar buiten te knagen.

Beenzaag
De Tsjeka van Tsaritsyn bond gevangenen vast op een brancard. Met een beenzaag sneden de Tsjekisten door hun vlees en botten tot ze bekenden.

Scalperen
De Tsjekisten in de Oekraïense stad Charkov scalpeerden hun slachtoffers en verwijderden de huid van hun handen tijdens ondervragingen.

Koude rillingen
In Odessa nam de Tsjeka gevangenen mee naar de kust en zette hen in een bloedheet bad, om ze daarna in de ijskoude zee te gooien. Dit werd vervolgens keer op keer herhaald.

IJzeren maagd
De Tsjeka in het Russische Voronezj stopte hun slachtoffers naakt in een ton die vanbinnen was bedekt met pinnen. Dan werd de ton voortgerold

Begrafenis
De sadistische Tsjekisten in Kiev gooiden hun slachtoffers in een kist met een rottend lijk. Pas na een half uur maakten ze de kist weer open.

Smeltoven
De Tsjeka-beulen in Odessa bonden hun vijanden vast op een plank die langzaam maar zeker dichter bij een brandende smeltoven werd geschoven.

Kroning
In Voronezj werden priesters en geestelijken ‘gekroond’ met een krans van prikkeldraad, zodat de punten zich diep in de hoofdhuid boorden.
Deze sadisten waren erg effectief bij arrestaties en verhoren, waar marteling eerder regel dan uitzondering was. Door hun gevangenen te martelen, wilde de Tsjeka informatie loskrijgen over andere contrarevolutionairen en bovendien was het een uitstekend afschrikmiddel.
Veel van de martelmethoden van de Tsjeka waren gebaseerd op de Spaanse Inquisitie uit de 15e eeuw. Zo werden de slachtoffers langdurig ondersteboven opgehangen of toegetakeld met een ‘schedelbreker,’ een apparaat dat langzaam maar zeker hun schedel samenperste.
Maar de bolsjewieken bedachten zelf ook gruwelijke methoden om hun slachtoffers te mishandelen. In de stad Orjol, in het zuidwesten van Rusland, bonden de Tsjekisten hun gevangenen bijvoorbeeld vast aan een paal en overgoten ze hen met water tot ze veranderd waren in levende ijssculpturen.
In de winter van 1920 dompelde de leider van de Tsjeka in Vologda, een stad ten noorden van Moskou, zijn gevangenen altijd onder in een ijskoude rivier terwijl hij hen ondervroeg – de 20-jarige Tsjekist werd later psychisch onderzocht en krankzinnig verklaard.
Als onderdeel van hun terreurbewind zorgden de Tsjekisten er steevast voor dat de andere gevangenen het geschreeuw tijdens de martelingen konden horen.
De vader van Galina, die in augustus 1918 vijf dagen gevangen zat, was zelf niet gemarteld, maar het geschreeuw van zijn medegevangenen zou hem voor altijd tekenen – ook omdat hij daarna zag hoe ze onder het bloed en gebrandmerkt weer terugkeerden naar hun cel.
Maar de tegenstanders van Lenin zouden het nog zwaarder te verduren krijgen. In de herfst van 1918 gaf de Sovjet-regering de Tsjeka nog meer bevoegdheden – met een geweldsorgie als gevolg.
Tsjeka draait door
Na de aanslagen op Lenin en Oeritski nam het geweld exponentieel toe. Posters met daarop ‘Dood aan de bovenklasse! Weg met het kapitalisme!’ verschenen in alle steden en de Tsjekisten omsingelden hele wijken om contrarevolutionairen op te sporen en te arresteren.
Vóór die tijd werden staatsvijanden door de zogenoemde ‘revolutionaire rechtbanken’ ter dood veroordeeld. Die rechtbanken bestonden niet uit juristen die op basis van de wet oordeelden, maar uit bolsjewieken die met behulp van hun ‘revolutionaire geweten’ tot een oordeel kwamen.
Dat gaf al weinig rechtszekerheid, maar vanaf het najaar van 1918 werd het nog ernstiger. Vanaf dat moment mocht de Tsjeka verdachten zelf veroordelen en bestraffen. Op die manier fungeerde de Tsjeka niet alleen als politie, rechercheur, aanklager, bewaker en beul, maar ook als rechter.
Werkkampen waren Lenins nieuwe manier om klassenvijanden te ‘isoleren om de Sovjetrepubliek te beschermen’, zoals een decreet uit 1918 het formuleert.
‘Onze handen en voeten zijn bevroren door de bittere kou.’ Kampgevangene over de omstandigheden in Siberië
Deze kampen waren eigenlijk bedoeld als heropvoedingskampen, waar de gevangenen werden bestookt met propaganda, maar in de praktijk waren het slavenkampen. Zo moesten ze met een minimaal rantsoen 12 tot 14 uur achter elkaar werken – bijvoorbeeld in de ijzige kou op de Solovetski-eilanden of in de kolenmijnen van Siberië.
‘Je staat tot je knieën in de sneeuw en kunt je nauwelijks bewegen. Enorme boomstammen, omgehakt met bijlen, vallen neer tussen de gevangenen. Soms sterven ze ter plekke. In lompen, zonder wanten en met alleen slippers aan hun voeten. Door ondervoeding kunnen we amper overeind blijven en onze handen en voeten zijn bevroren door de bittere kou,’ schrijft een kampgevangene.
In het begin van 1920 waren er 34 kampen, maar amper anderhalf jaar later had de Tsjeka 117 kampen met meer dan 60.000 gevangenen. Ook het aantal executies nam sterk toe, vooral toen de Tsjeka zich begon te richten op onschuldige inwoners die niet voldeden aan het bolsjewistische ideaal.

Overal in Rusland voerde de Tsjeka een meedogenloos schrikbewind als waarschuwing.
Vooral priesters en andere geestelijken moesten het ontgelden. Zij werden gestraft omdat de kerk zich eeuwenlang had verrijkt op kosten van de bevolking.
In Petrograd ontdekten de Tsjekisten dat een priester een kleine ceremonie hield voor de slachtoffers van het bolsjewisme in de stad. Zij gingen erheen en namen alle aanwezigen mee naar zee. Daar dwongen ze de priester om iedereen het laatste sacrament te geven, waarna ze hen allemaal doodschoten en hun lijken in de zee dumpten.
In de stad Perm ging een Tsjekist langs bij een priester die zou sympathiseren met de Witten. De sadistische Tsjekist stak de priester zijn ogen uit en liet hem door de straten van de stad lopen, als waarschuwing voor iedereen. Daarna werd hij levend begraven.
Veel andere priesters werden met zware kettingen geboeid en in de rivier gegooid. Als ze sterk genoeg waren om weer aan land te komen, werden ze gestenigd.
Naar schatting zijn er tussen 1918 en 1921 ongeveer 9000 priesters vermoord – ook door het Rode Leger dat tijdens de burgeroorlog in Rusland werd opgericht.
‘Wij hebben geen bewijs, verhoren of verdenkingen nodig om een executie te rechtvaardigen.’ Tsjekist in Koengoer
Ook andere prominente leden van de maatschappij werden op steeds wredere wijze vermoord. Vaak werden ze door de Tsjekisten meegenomen naar het bos, waar ze eigenhandig hun graf moesten graven en vervolgens een kogel in het achterhoofd kregen.
‘Wij hebben geen bewijs, verhoren of verdenkingen nodig om een executie te rechtvaardigen,’ zei een Tsjekist in de stad Koengoer.
Ook werden er regelmatig mensen zonder enige reden vermoord, of omdat ze toevallig dezelfde achternaam hadden als een verdachte.
In het najaar van 1918 vertelde een kennis van Galina Djoerjagina haar over de onmenselijke tactiek van de Tsjeka.
‘Vandaag heb ik de ingenieursdochter ontmoet. Ze was doodsbang. Haar vader en drie broers waren opgepakt. Eerst kregen ze zweepslagen en vervolgens werden ze in het gesmolten metaal gegooid van de fabriek waar ze werkten. Ik denk dat er in de hele geschiedenis nog nooit zoiets vreselijks is gebeurd als de “rode terreur” van de bolsjewieken,’ schreef Galina in haar dagboek, dat ze in een ventilatieschacht van haar huis verstopte. ‘Als ze dit boek vinden, kost me dat mijn leven.’
Eind 1918 schrijft Galina dat haar gezin ‘voortdurend bang is, bang om geëxecuteerd te worden’. Ze besluiten te vluchten zodra ze de kans krijgen.

Het Witte Leger had geen medelijden met zijn tegenstanders en hun sympathisanten, die bij bosjes werden omgebracht.
Tegenstanders waren even barbaars
Op grote propagandaposters stelden de Witten de bloedige wandaden van de Roden aan de kaak. Maar zelf waren ze geen haar beter.
Lenin was niet de enige die terreur gebruikte om zijn tegenstanders angst aan te jagen. De zogenoemde contrarevolutionairen gebruikten ook mateloos geweld en executies om de bevolking te laten zien dat verzet tegen de Witten hun duur kwam te staan.
‘Hoe meer terreur, hoe groter de overwinning,’ verkondigde de Witte generaal Lavr Kornilov, terwijl generaal Artemjev in Siberië zijn soldaten van het Witte Leger uitlegde wat ze met bolsjewisten moesten doen.
‘Als boeren in opstand komen tegen onze troepen, branden we hun hele dorp plat. We schieten alle mannen dood en nemen al hun bezit in beslag,’ waren zijn orders.
Ook onder de boerenbevolking vielen veel slachtoffers. Met name langs de Trans-Baikal-spoorlijn stapelden de massagraven zich op. Dat zag ook de Amerikaanse luitenant John McDonald.
Hij was onderdeel van een peloton dat de Witten moest ondersteunen, toen hij in de zomer van 1919 een massagraf ontdekte – onder een dun laagje zand. Hij zag lijken liggen die werden aangevreten door wilde honden.
‘Bij sommigen waren de voeten afgezaagd, bij één persoon het hoofd. Bij één zelfs de geslachtsdelen. Dat kon natuurlijk ook door de honden komen, maar daar leek het niet op,’ schreef hij.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft ook de Witte Terreur ongeveer 100.000 mensen het leven gekost.
Gezin Djoerjagina laat alles achter
In 1919 was de burgeroorlog tussen de Roden en de Witten nog in volle gang. Na een aantal kleine successen voor het Witte Leger, waarbij o.a. de stad Perm in handen van de antibolsjewieken viel, rukte het Rode Leger van Lenin verder op.
Begin juni werd duidelijk dat de woonplaats van Galina spoedig weer geteisterd zou worden door Tsjekisten.
Toen Galina samen met haar gezin met de laatste trein vanuit Perm vertrok, had ze alleen wat kleren en haar dagboek bij zich.
‘Als de roden ons te pakken krijgen, kunnen we beter sterven.’ Galina Djoerjagina’s vader
Tussen duizenden andere vluchtelingen reisden ze in goederenwagons naar Siberië, dat nog niet in handen van de bolsjewieken was.
In de propvolle wagon haalde Galina’s vader ineens vijf kleine flesjes tevoorschijn. ‘Dit is cyaankali. Voor het geval dat...’ zei hij onheilspellend.
Na een maand in de stinkende trein komt het gezin aan in Irkoetsk, in het zuidoosten van Siberië. Hun vrijheid is echter van korte duur. In het najaar van 1919 vielen ook grote delen van Siberië in handen van de Roden.
Hun vader werd niet geëxecuteerd: er was een enorm tekort aan artsen, en geen van de gezinsleden slikte de cyaankali. Ze werden gehuisvest in een oude treinwagon in de stad Omsk, waar de vader gedwongen werd om als arts te werken.

In juli 1926 stierf de oprichter van de Tsjeka, Feliks Dzerzjinski. Een van zijn kistdragers was Jozef Stalin, die heel veel van IJzeren Feliks had geleerd.
Tsjeka ondergaat transformatie
In het najaar van 1920 versloegen de bolsjewieken de laatste Witte troepen en kwam er een einde aan de burgeroorlog. Toch duurde het tot 1922 voordat de laatste arbeiders en boeren hun verzet staakten tegen het regime dat zich – paradoxaal genoeg – had uitgeroepen tot verdediger van het proletariaat.
De verhouding met de bevolking was namelijk verslechterd door het economische beleid tijdens de burgeroorlog: de staat had de gehele industrie genationaliseerd en alle private handel verboden.
De bolsjewieken namen de volledige opbrengst van de landbouw in beslag, en als fabriekseigenaren of boeren niet wilden leveren, werden ze naar een werkkamp gedeporteerd of vermoord.
Als arbeiders uit ontevredenheid met hun situatie gingen staken, werden ze door de geheime politie bedreigd en gedwongen om een verklaring te ondertekenen waarin ze beloofden om ‘in de toekomst gewetensvol te werken’.
Met hun schrikbewind hadden de bolsjewieken hun tegenstanders uit de weg geruimd en totale controle verkregen over Rusland, dat in december 1922 werd omgedoopt tot Sovjet-Unie.
Hoeveel levens dit precies heeft gekost is moeilijk te zeggen, maar historici denken dat de Tsjeka tussen 1917 en 1922 zeker 100.000 mensen heeft geëxecuteerd. Toen Lenin de Tsjeka in 1922 ophief, werkten er zo’n 300.000 mensen.
Toch bleef de Tsjeka bestaan; eerst als GPOe (Politiek Staatsdirectoraat) en later als onderdeel van de beruchte KGB. Zo bleef de Sovjetregering haar burgers met ijzeren hand controleren.
Galina Djoerjagina wist als een van de weinigen te ontsnappen aan het regime. In 1925 verliet ze de Sovjet-Unie samen met haar man – een Oostenrijkse krijgsgevangene die ze na haar aankomst in Omsk, Siberië, had ontmoet. Ze overleed in 1991 – een paar maanden voor de val van de Sovjet-Unie.

Galina trouwde in 1921 en kreeg een zoon. Vier jaar later vluchtte het gezin uit Rusland.