Stepan Petritsjenko kan zijn verbazing niet onderdrukken als hij de vraag voor het eerst hoort:
‘Waarom vecht je voor de onderdrukkers?’ vragen zijn ongelukkige ouders aan de matroos als hij rond de jaarwisseling 1920-1921 op verlof is in zijn dorp in Oekraïne.
De 30-jarige Petritsjenko, die dient op de Russische marinebasis Kronstadt bij Petrograd, strijdt al vanaf het begin aan de zijde van de bolsjewieken.
Tijdens de Februarirevolutie weigerden hij en zijn 40.000 kameraden de bevelen van de tsaargetrouwe officieren op te volgen.
In de zomer van 1917 stonden de matrozen klaar om de provisorische regering af te zetten, maar Lenin hield hen tegen. En tijdens de bestorming van het Winter-paleis lagen de matrozen er met het schip Aurora uit Kronstadt voor anker.
Tijdens de driejarige burgeroorlog die volgde, vochten de zeer gedisciplineerde matrozen in het Rode Leger, waardoor de onervaren bolsjewieken toch wonnen.
Al die tijd had Petritsjenko de bolsjewistische propaganda gehoord die hem vertelde dat hij tégen de onderdrukkers streed.
Maar als zijn ouders klagen over de rode commissarissen die van dorp naar dorp trekken om een deel van de oogst op te eisen, slaat de twijfel toe.
Op de marinebasis in de Finse Golf zijn niet genoeg kolen om de kazerne te kunnen verwarmen en het eten is er slechter dan onder de tsaar.
De matrozen besluiten te onderzoeken hoe het zit en sturen een paar man naar Petrograd.
Als die terugkeren, weten de mannen niet wat ze horen: de bolsjewieken hebben de noodtoestand afgekondigd en een uitgaansverbod ingesteld.
Wie het waagt te protesteren, wordt midden op straat standrechtelijk doodgeschoten.
Burgeroorlog en hongersnood
De staatsgreep die de bolsjewieken in 1917 pleegden, was redelijk vreedzaam verlopen met zes doden en nog geen 20 gewonden.
Het bestel dat ze opzetten, was geschoeid op de leest van Marx.
Maar al na de vrije verkiezingen voor een nieuwe wetgevende vergadering een paar weken later kreeg Lenin de eerste tegenslag te verduren: hij had geen meerderheid, en in plaats van zijn nederlaag te erkennen, ontbond hij de vergadering met geweld.
In één klap was de Oktoberrevolutie een dictatuur.
De bolsjewieken, die zich inmiddels de Russische Communistische Partij noemden, wisten weliswaar in maart 1918 het land uit de Eerste Wereldoorlog terug te trekken, maar de prijs was hoog.
De Russen raakten grote gebieden kwijt, waaronder Oekraïne. Rusland moest het zonder een derde van de bevolking en de helft van de industrie stellen.
LEES VERDER: Verdiep je in het verloop en de gevolgen van de Russische Revolutie.

Tijdens de burgeroorlog brak een hongersnood uit. Hele dorpen stierven uit.
Lenin en zijn communisten wisten zich nog gesteund door de arbeiders en een gedeelte van de boeren, die hoopten dat het nieuwe bewind ‘brood, vrede en grond’ zou brengen zoals Lenin voor de revolutie had beloofd.
De communisten hadden echter geen ervaring met een staat waarin de industrie genationaliseerd werd en particuliere handel verboden was.
Boeren en fabriekseigenaren moesten hun producten afstaan aan de staat.
Deden ze dat niet, dan konden ze ge-deporteerd of geëxecuteerd worden.
De productie daalde stevig toen de bolsjewieken de directies en ministeries overnamen, maar Lenin zag geen reden om zich zorgen te maken.
‘Elke arbeider kan binnen een paar dagen een ministerie leren besturen. Er zijn geen vereisten,’ meende hij.
De onvrede nam toe. In een resolutie van de arbeiders in de wapenindustrie in Petrograd stond:
‘Ze beloofden ons brood, maar we kregen honger. Ze beloofden ons vrijheid, maar alles is door politielaarzen vertrapt.’
Overal in het enorme land droomden conservatieve Russen van een terugkeer van de tsaar.
En dan waren er nog teleurgestelde socialisten, anarchisten, boeren en minderheden als de Kaukasiërs en de Kozakken, die hun eigen land wilden.
Onder de benaming het Witte Leger sloegen deze groeperingen de handen ineen tegen hun gezamenlijke vijand, de communisten.
Het uiteindelijke doel van de Witten was minder duidelijk; voor-lopig richtten ze zich op het verslaan van het Rode Leger.
Een paar maanden na de Oktoberrevolutie brak een bloedige burgeroorlog uit in Rusland.
Tsjechen tegen de Roden
Op het hoogtepunt van de burgeroorlog telde het Rode Leger zo’n 3 miljoen soldaten, die tegen 2,4 miljoen Witten vochten. Er waren geen duidelijke frontlinies en er werden nauwelijks echte veldslagen uitgevochten tussen deze twee grootste van de strijdende partijen.
In het begin was het Rode Leger een zootje ongeregeld zonder discipline of toereikende wapens, terwijl de Witten over ervaren officieren uit de tijd van de tsaar beschikten.
De eerste maanden boekten de Witten veel terreinwinst: ten noorden van Petrograd stond het zuidwestelijke leger en in Oekraïne vocht het zuidelijke, maar de grootste bedreiging voor het levenswerk van Lenin kwam uit Siberië.
Daar leidde admiraal Aleksandr Koltsjak een eenheid van oud-officieren, nationalisten en 60.000 Tsjechen.
Het Tsjechische Legioen bestond uit ex-krijgsgevangenen en deserteurs uit het Oostenrijks-Hongaarse leger die in de Eerste Wereldoorlog overgelopen waren naar de Russische kant.
De communisten lieten de Tsjechen niet terugkeren, waarmee Lenin nog een vijand had gemaakt.
De Tsjechen namen de controle over de trans-Siberische spoorlijn over in een poging de haven van Vladivostok te bereiken en via die enorme omweg te ontkomen.
Naast de Roden en de Witten vocht een groot aantal kleinere legertjes voor hun eigen doelen.
Zo vormde een grote groep boeren het Groene Leger om hun oogst te verdedigen tegen Lenin en zijn communisten, die gewapenderhand voedsel roofden om het uit te delen aan de hongerende stadsbewoners.













Iedereen tegen iedereen
De Russische burgeroorlog was niet alleen een strijd tussen bolsjewieken en tsaargetrouwen. Allerlei groeperingen vochten mee, waaronder boeren, anarchisten en 60.000 Tsjechische krijgsgevangenen die de trans-Siberische spoorlijn veroverden in een poging hun thuisland te bereiken.
Tsaargetrouwen: Het Witte Leger rukt op
Kort na Lenins machtsovername verenigden tsaargetrouwen, nationalisten, liberalen en teleurgestelde socialisten zich in het Witte Leger. Er waren drie fronten: in Oekraïne, het noordwesten van Rusland en Siberië. In het begin zat het de Witten mee, maar ze raakten verzwakt door ruzie tussen tsaargetrouwen en aanhangers van de Februarirevolutie.
Omvang: 2,4 miljoen
Vijanden: het Rode Leger, Polen en boeren
Rode leger: Trotski maakt Rode Leger sterk
Toen de burgeroorlog uitbrak, bracht de partij een vrijwillig leger op de been, dat in 1918 grote gebieden uit handen moest geven. Pas toen de meedogenloze Leon Trotski de leiding kreeg, keerden de kansen.
Omvang: uiteindelijk 3.000.000
Vijanden: vrijwel iedereen
Als de troepen van Trotski niet aanvielen, werden ze in de rug geschoten.
Buitenlanders: Geallieerden willen Lenin weg hebben
De vrede tussen Duitsland en Rusland kwam de Entente niet goed uit. Daarom besloten een aantal landen de Witten te steunen om de Roden te verdrijven. Alleen zo kon het Oostfront tegen Duitsland weer geopend worden. In 1918 stuurden 12 landen, waaronder Groot-Brittannië, de VS en Japan, zo’n 200.000 troepen naar Rusland. De Britten landden in Moermansk en gingen op Petrograd af, maar vochten niet zo hard. In 1919 en 1920 besefte het Westen dat de strijd om Rusland verloren was.
Finnen: Groothertogdom
Finland verlaat Rusland Sinds 1809 was Finland een groothertogdom onder de tsaar. Toen deze aftrad, waren de banden met Rusland volgens de Finnen verbroken. In 1917 riepen ze met steun van de bolsjewieken de onafhankelijkheid uit.
Balten: Even zelfstandig
In 1918 riepen Estland, Letland en Litouwen de zelfstandigheid uit. Litouwen was echter tot 1920 door Polen bezet. De Sovjet-Unie lijfde de drie landen in 1940 in.
Polen: Nieuwe bufferstaat
Vóór 1914 hoorde het oosten van Polen bij Rusland. Aan het eind van de burger-oorlog probeerden de bolsjewieken het land te heroveren om zo de revolutie in Duitsland te verspreiden.
Omvang: circa 738.000 soldaten
Grootste vijand: het Rode Leger
Anarchisten: Zwarte Leger weggevaagd
Het Zwarte Leger van de anarchisten had een sterke positie in Oekraïne en maakte land buit langs de Zwarte Zee. Het vocht eerst mee met het Rode Leger, maar werd daar in 1922 door verslagen.
Omvang: 103.000 soldaten
Grootste vijand: het Witte Leger
Boeren: Boeren willen oogst redden
Boeren die hun oogst wilden beschermen tegen diefstal door de Roden en de Witten vormden samen het Groene Leger.
Omvang: 40.000 soldaten
Vijanden: het Rode Leger en het Witte Leger
Kaukasiërs: Zelfbestuur van korte duur
Georgië, Armenië en Azerbeidzjan riepen in 1918 de onafhankelijkheid uit. Lenin heroverde de landen drie jaar later en verenigde ze in de Transkaukasische Sovjetrepubliek.
Tsjechen: Tsjechische krijgsgevangenen willen weg
In de Eerste Wereldoorlog hadden 60.000 Tsjechen aan Russische zijde gevochten, maar na de oorlog konden ze niet naar huis. Ze veroverden de trans-Siberische spoorlijn en wisten Vladivostok te bereiken, 7000 kilometer ver. Daarvandaan voeren ze naar Europa.
Omvang: 60.000 soldaten
Grootste vijand: het Rode Leger
De Tsjechen maakten rijdende forten van de treinen van de trans-Siberische spoorlijn.
Tsaar wordt doodgeschoten
Het Tsjechische Legioen en het Witte Leger van Koltsjak stonden in de zomer van 1918 op het punt Jekaterinenburg in de Oeral in te nemen, waar de afgezette tsaar Nicolaas in huisarrest zat.
De communisten wilden koste wat kost voorkomen dat de tsaar bevrijd werd en besloten dat onmogelijk te maken.
In de nacht van 17 juli werden Nicolaas en zijn gezin door de lokale commandant Jakov Joerovski naar de kelder gebracht.
‘Het Uitvoerend Comité van de Oeralraad van Arbeiders-, Boeren- en Soldaten-vertegenwoordigers heeft besloten dat u terechtgesteld wordt,’ las Joerovski met luide stem voor aan de tsaar, diens vrouw, hun vijf kinderen en de bedienden.
De overdonderde tsaar wist slechts ‘Wat!?’ uit te brengen voordat Joerovski zijn pistool trok en hem meerdere keren in zijn borst en hoofd schoot.
Er volgde een bloedbad in de donkere ruimte. De tsarina en de kinderen wierpen zich op de grond terwijl de kogels rondvlogen.
De executie van de tsaar was een hard gelag voor het Witte Leger en deed het moreel geen goed, maar er kwam hulp uit onverwachte hoek: het buitenland.
De Witten hadden hun hoofdkwartier in Parijs, waar voormalig minister van Buitenlandse Zaken Miljoekov westerse steun probeerde te vergaren voor de strijd tegen de communisten.
De vroegere bondgenoten van Rusland – Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS – besloten de Witten bij te staan in de hoop dat de Russen weer zouden gaan meevechten in de oorlog. Dan zou Duitsland opnieuw van twee kanten bedreigd worden.
Bovendien wilden de geallieerden de westerse bedrijven beschermen die de communisten dreigden te nationaliseren en waren ze bang dat de revolutie over zou slaan naar andere landen.
De Britse minister van Munitie Churchill wilde het communisme ‘in de wieg smoren’ voordat het zijn vleugels zou uitslaan.
12 landen stuurden in totaal 200.000 troepen vanuit alle windrichtingen naar Rusland.
In juni kwamen bijvoorbeeld 6000 Britse en 5000 Amerikaanse soldaten aan in Moermansk en Archangelsk in het noorden van Rusland, niet ver van de hoofdstad Petrograd.
Later landden er westerse troepen en 70.000 Japanners in Vladivostok, maar de geallieerden hielden zich overwegend op de vlakte, en toen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije de Eerste Wereldoorlog verloren hadden, lieten ze de Witten aan hun lot over.

Een verdenking was voor de Tsjeka genoeg om iemand standrechtelijk te executeren.
Lenin voert rood schrikbewind
Nadat het Witte Leger Oekraïne veroverd had, waren de communisten bang dat ook Petrograd in handen van de Witten zou vallen.
Daarom besloten ze de hoofdstad naar Moskou te verplaatsen, dat in het hart van het Rode grondgebied lag. Maar ook daar waren Lenin en zijn strijders niet geheel veilig.
In juli 1918 werd er op klaarlichte dag een aanslag op Lenin gepleegd.
Hij had net een bezoek gebracht aan de fabriek Hamer & Sikkel toen een teleurgestelde socialiste, de 28-jarige Fanny Kaplan, drie schoten op hem loste.
Zwaargewond werd Lenin in veiligheid gebracht achter de muren van het Kremlin – hij durfde niet naar het ziekenhuis uit vrees voor meer aanslagen.
De artsen slaagden er niet in de kogels uit zijn long en schouder te verwijderen en de communistenleider zou nooit meer de oude worden.
Fanny Kaplan werd meteen opgepakt. ‘Ik heb al lang geleden besloten Lenin om te brengen. Ik beschouw hem als een verrader van de revolutie,’ sprak ze kort voor haar terechtstelling.
Na de aanslag voerde Lenin de klopjacht op zijn vijanden op. Al in december 1917 was er een ‘speciale commissie ter bestrijding van contrarevolutie, speculatie en sabotage’ in het leven geroepen, afgekort Tsjeka.
Nu ging het regime een waar schrikbewind voeren.
Iedereen die als vijand van de communistische partij werd gezien, werd gearresteerd en gedeporteerd of geëxecuteerd.
De Tsjeka werd een van de grootste werkgevers van het land.
Al een jaar na de oprichting had de geheime politie zo’n 40.000 medewerkers en in 1920 waren het er een kwart miljoen.
De agenten hielden het Russische volk scherp in de gaten en zorgden ervoor dat de communisten aan de macht bleven.
Tijdens de burgeroorlog sloeg de Tsjeka 245 boerenopstanden neer, waarbij de dienst 9500 mensen executeerde.
De Tsjeka had overal agenten: in de fabrieken, in de dorpen, in de wijken en in de kerken. Alleen op die manier kon de orde worden bewaard, zo meende de communistische partij.
‘We arresteren nooit onschuldigen. En zelfs als ze niet schuldig zijn, kunnen we ze niet vrijlaten, want dan zouden de mensen denken dat we onschuldigen arresteren,’ luidde de logica van Feliks Dzerzjinski, het eerste Tsjeka-hoofd.

Na een reeks beroerten was Lenin aan een rolstoel gekluisterd en kon hij nauwelijks nog praten.
Machtsstrijd rond Lenins rolstoel
Terwijl de partijleider door beroerten was uitgeschakeld, woedde in partijkringen een strijd om de macht in de Sovjet-Unie.
In maart 1923 kreeg Lenin zijn derde beroerte, waarna de eens zo machtige communistenleider de partij niet meer kon besturen.
De toekomst van de Sovjet-Unie lag in handen van de mannen die de partijtop vormden.
De persoonlijke ambities en interne onenigheid binnen de partij kwamen pas echt aan het licht toen na de dood van Lenin in 1924 een strijd losbarstte tussen Jozef Stalin en Leon Trotski.
In zijn testament had Lenin tegen Stalin gewaarschuwd en Trotski aangewezen als geschiktste opvolger, maar Stalin, secretaris-generaal van de partij en een gewiekste tacticus, wist Trotski het Politbureau (de partijtop) uit te werken.
Rond 1928 had Stalin al zijn politieke tegenstanders op een zijspoor gezet en bepaalde hij de partijkoers.
In de jaren die volgden ruimde hij alle echte en ingebeelde rivalen uit de weg en herschreef hij delen van de geschiedenis van Rusland om zichzelf een hoofdrol toe te bedelen bij de revolutie van 1917.
De Roden zegevieren
Na bijna twee jaar van hevige gevechten tussen de Roden en de Witten kregen de troepen van Lenin de overhand.
Op 13 december 1919 namen de communisten de Oekraïense hoofdstad Kiev in en een maand later het Kozakse bolwerk Rostov.
Begin 1920 was het Witte Leger zo goed als verslagen, en de overgebleven leden van het zuidelijke leger hadden zich op de Krim verschanst.
Daar riepen ze een onafhankelijke staat uit, die een halfjaar later onder de voet gelopen werd.
In Siberië zette admiraal Koltsjak de strijd voort met de hulp van de Tsjechen en de gelande Japanners, maar hij boekte weinig succes en werd steeds verder naar het oosten gedreven.
Op 14 januari 1920 kwam hij onder ‘geallieerde bescherming’ van het Tsjechische Legioen, dat nog steeds Vladivostok probeerde te bereiken.
De Tsjechen leverden hem vervolgens uit aan de Russen in ruil voor een vrije aftocht uit de haven. Niet veel later werd Koltsjak geëxecuteerd en in de rivier de Angara gegooid.
De gevechten gingen nog een paar maanden door, maar de burgeroorlog was in feite al beslist. Het Rode Leger had de communistische partij in het zadel gehouden, maar een nieuwe ramp dreigde: hongersnood.
Ten opzichte van 1913 was de opbrengst van de landbouw gehalveerd en was de industriële productie teruggelopen met zo’n 80 procent.
In 1920 moest een Russische arbeider het doen met 1000 calorieën per dag, dat wil zeggen 400 gram brood. Veel inwoners balanceerden op het randje van de dood, en er werden gevallen van kannibalisme gemeld.
‘Het verhaal ging dat vrouwen hun doodgeboren kind opaten,’ vertelde een ooggetuige. ‘Vluchtelingen stonden voor gesloten deuren vanwege tyfus en andere ziekten.
Uitgeput sleepten ze zich verder over de bevroren karrensporen. Ze schraapten de bast van de bomen en groeven wortels op uit de sneeuw.’
De matrozen komen in opstand
Na de burgeroorlog keerden de matrozen uit Kronstadt terug naar hun basis bij Petrograd.
Ze waren hun geloof in het communisme kwijt en in januari 1921 sloegen ze aan het muiten.
Ze eisten vrije verkiezingen en afschaffing van de bijzondere status van de communistische partij. Al de volgende dag hadden Tsjeka-
agenten op de basis de partijleiding in Moskou op de hoogte gesteld en begon een meedogenloze belegering van de basis.
Legerleider Trotski overwoog zelfs gifgas in te zetten tegen de matrozen.
De opstandelingen hielden het een paar weken vol, maar ook zij werden verslagen, waarmee het laatste verzet tegen het communisme gebroken was.
Duizenden mensen werden gedood, maar Stepan Petritsjenko wist met een grote groep naar Finland te ontkomen.
In zijn eerste 47 jaar had Lenin geen vlieg kwaad gedaan, maar toen hij de kans kreeg om zijn gedroomde arbeiders-paradijs te verwezenlijken, vielen er 10 tot 15 miljoen doden.
En niets wees erop dat zijn opvolgers in de partij de teugels ook maar iets zouden laten vieren.
Naschrift
Finland leverde Stepan Petritsjenko in 1945 aan de Sovjet-Unie uit.
Hij stierf twee jaar later in de goelag.