Rusland heeft zijn enorme omvang aan zijn zwakke buren te danken. Het rijk begon in Moskou, dat in 1325 het centrum van een grootvorstendom werd. Maar een grootmacht was het toen nog niet, want de Mongolen waren er net als in de rest van Oost-Europa de baas.
In 1480 was het Aziatische ruitervolk zo verzwakt dat de Moskovieten zich los konden rukken. Onder grootvorst Ivan III werd een aantal buurstaten ingenomen die verzwakt waren door interne strijd.
Ivan de Verschrikkelijke werd in 1547 tsaar, keizer, van alle Russen, en zijn rijk breidde zich snel naar het oosten uit. Zwakkere Tataarstaten werden onderworpen, en de weg voor uitbreiding naar Siberië lag open. 100 jaar later bereikten Russische kolonisten de Stille Oceaan.
Rijk groeide gestaag
In het westen was de oude rivaal Polen rond 1700 door politieke instabiliteit verlamd, en Zweden was niet sterk genoeg. Deze landen waren geen grootmachten meer, en de Baltische staten, Finland en een groot stuk Polen werden Russisch.
De tsaren richtten hun blik ook op het verzwakte Ottomaanse Rijk in het zuiden. De Krim werd in 1783 veroverd, en de Kaukasus in de 19e eeuw, toen Rusland ook de kleine Centraal-Aziatische rijken opslokte.