Kolommen van rook, zo ver als het oog reikt. Dat ziet O.W. Gurley als hij op de ochtend van 1 juni uit zijn raam in Tulsa, Oklahoma kijkt.
De zwarte hoteleigenaar kan niet bevatten wat hij ziet. De wijk waarin hij al 15 jaar woont wordt verteerd door vlammen, en als Gurley naar buiten stapt kan hij slechts een paar huizen verderop het vuur horen knisperen.
‘Je kan beter maken dat je wegkomt, want we steken dat verdomde hotel in de fik. Haal je gasten eruit!’ schreeuwen drie witte mannen op straat.
De hele nacht is er geschoten en bloed vergoten in de wijk Greenwood, waar Gurleys hotel staat, zijn drie verdiepingen tellende levenswerk. De hoteleigenaar hoopte tot op het laatst dat het gebouw aan de agressie van de opgehitste witte meute kon ontsnappen. Nu is het slechts een kwestie van overleven.
Hij leidt de gasten naar buiten en slaat met zijn vrouw Emma en een aantal andere Afro-Amerikanen op de vlucht. Ze zijn pas net op weg als ze twee schoten achter zich horen. Een jonge man naast Gurley valt dood neer. Dan hoort de hoteleigenaar geschokt zijn vrouw kreunen, waarna ze in elkaar zakt.
‘Emma!’ schreeuwt hij, en hij valt op zijn knieën naast haar neer en bekijkt haar wond. Zijn vrouw ziet bleek, maar haar ogen staan wijd open.
‘Gurley, denk maar niet meer aan mij. Je moet weg,’ drukt ze hem op het hart.
Gurley kijkt Emma nog één keer diep in de ogen en rent dan weg. Zonder om te kijken haast hij zich door de met glasscherven bedekte straten.
Overal ziet hij mannen, vrouwen en kinderen vluchten voor de wapens en fakkels van de witte menigte. Op dit moment loopt iedereen met een donkere huid het risico afgeslacht te worden.
Er smeult haat in Tulsa
Tot in het begin van de 20e eeuw was Tulsa slechts een slaperig stadje in de zuidelijke staat Oklahoma, maar in november 1905 stuitten arbeiders op een olieader op een stukje land dat al gauw een van de grootste olievelden van Amerika werd.
De olie maakte van Tulsa een boom town, waar mensen massaal naartoe verhuisden in de hoop rijk te worden. Iedereen die geen land kon kopen, begon een winkel, bar of andere onderneming.
Tulsa stond al snel bekend als Magic City. Van 1900 tot 1921 steeg het inwonertal van slechts 1400 naar wel 72.000.
Lang voor de olievondst was de bevolking van Tulsa al grotendeels zwart doordat er slaven naar het gebied waren gebracht, en nu kwamen nog meer werkzoekende Afro-Amerikanen naar de stad. Bijna elke witte familie uit de middenklasse had zwarte mensen in dienst als chauffeur, kamermeisje, tuinman of wasvrouw.
‘Tulsa dreigt de prestigieuze titel van witste stad van Oklahoma te verliezen.’ De krant Tulsa Democrat
De zwarte bevolking ging ’s ochtends naar de witte wijken in Zuid-Tulsa maar woonde zelf ten noorden van het spoor in Greenwood, dat in 1921 bijna 11.000 mensen herbergde.
Velen leefden hier in kleine, vervallen huizen, hoewel er ook zwarte ondernemers waren, die wel goed verdienden. De eigenaar van Greenwoods populaire bioscoop, Dreamland Theatre, had een eigen auto.
De succesvolste ondernemer in de wijk was echter O.W. Gurley. Door zijn drie etages hoge hotel, omlijst door de vele chique winkels, had Greenwood zo’n statig aanzicht dat het de bijnaam Black Wall Street kreeg.
Het succes van de zwarte inwoners van Greenwood wekte ongenoegen bij de witte bevolking, die vond dat voormalige slaven niet meer mochten verdienen dan zijzelf.
Nog bezorgder waren ze over het feit dat de zuidelijke stad een steeds grotere zwarte bevolking kreeg. ‘Tulsa dreigt de prestigieuze titel van witste stad van Oklahoma te verliezen,’ stond in de krant Tulsa Democrat.
De witte inwoners waren daarom blij dat de Jim Crow-wetten zorgden voor een duidelijke scheiding tussen wit en zwart. Na de afschaffing van de slavernij in de VS in 1865 had president Lincoln verkondigd dat ‘de zwarten het recht op leven, vrijheid en geluk’ hadden verkregen.
Maar ze waren nog steeds geen gelijkwaardige landgenoten, want in de Zuidelijke Staten was in de jaren 1870 het onderscheid tussen zwart en wit al in wetten vastgelegd: zwarte mensen konden niet van dezelfde scholen of treincoupés gebruik maken, en wie zwart en analfabeet was, mocht niet stemmen.
In Tulsa mochten zwarte mensen geen winkel binnengaan als daar witte mensen waren. Werken in een winkel mocht wel, maar alleen simpele klusjes zonder contact met klanten.
In Tulsa groeide de afkeer van zwarte mensen, en eind jaren 1910 kwam het tot een aantal gewelddadige confrontaties tussen zwart en wit.
De lokale krant Tulsa Tribune verspreidde racistische berichten en noemde Greenwood Little Africa of Niggertown – een wijk die volgens hoofdredacteur Richard Lloyd werd overspoeld door ‘drank, drugs, vuile negers en wapens’.
Hij ging verder: ‘Een vuile neger is het allerergste wezen.’ In 1921 was een onhandig toeval genoeg om de rassenhaat te laten ontploffen.
Botsing ontketent rassenrellen
Maandag 30 mei 1921 begon als een normale dag voor de 19-jarige Dick Rowland. De zwarte tiener werkte als schoenpoetser voor witte mannen in een winkel in het centrum van Tulsa.
Maar toen Rowland ’s ochtends naar het toilet moest, had hij een probleem. De winkel had alleen toiletten voor witte mensen, dus moest hij in een ander gebouw naar de vierde etage voor een klein toilet met het bordje ‘alleen voor gekleurden’.
Hij mocht wel met de lift, en toen Rowland weer naar beneden wilde gaan, botste hij tegen de liftbediende aan, de witte Sarah Page. Zij herkende hem van eerdere keren dat hij de lift gebruikte, maar begon te schreeuwen en sloeg de jongen met haar tas, terwijl hij geschrokken probeerde haar af te weren.
‘Ik word overvallen!’ gilde Page toen de lift de begane grond bereikte. Rowland raakte in paniek en rende weg, maar de volgende dag pakte de politie hem op en stopte hem in een cel op de bovenste etage van het gerechtsgebouw.
De sheriff, William McCullough, beloofde de jonge schoenpoetser een eerlijk proces, maar die ochtend van 31 mei heerste er al een gespannen sfeer in Tulsa.
De krant Tulsa Tribune had in de ochtendeditie over de gebeurtenis in de lift geschreven dat de zwarte tiener Pages ‘handen en gezicht had opengekrabd en haar kleren had gescheurd’.
Krantenjongens prezen de middageditie aan door ‘Extra! Extra! Vanavond wordt er een neger gelyncht! Lees er alles over!’ te roepen.
Toen sheriff McCullough de krantenkoppen las, wist hij dat de situatie een catastrofe kon worden. Al snel hoorde hij witte inwoners schreeuwen voor het gerechtsgebouw.
‘Geef ons de neger!’ gilde de menigte, die steeds groter werd.
‘Er wordt hier niemand gelyncht. Wie bij de jongen in de buurt probeert te komen, moet eerst langs mij,’ zei de sheriff in een poging de gemoederen te bedaren.
Maar de bloeddorst was niet meer te bedwingen, en de situatie werd nog explosiever toen er zwarte burgers uit Greenwood bij kwamen. Ze wilden de executie van Rowland voorkomen, en sommigen van hen waren gewapend.
‘Zoek een pistool en grijp een neger!’ Politieagent op weg naar Greenwood
‘Neger, wat moet je met dat pistool?’ schreeuwde een oudere witte man rond 10 uur ’s avonds tegen een zwarte man.
Hoewel hij een kop kleiner was dan zijn tegenstander, greep hij naar het wapen van de Afro-Amerikaan, dat meteen in de lucht afging.
De knal lokte nog meer schoten uit, en terwijl mensen probeerden te vluchten, vlogen de kogels hen om de oren. In korte tijd werden er zeker 20 mensen gedood of ernstig verwond.
De bewoners van Greenwood vluchtten naar hun wijk, maar de moordlust van de witte meute was niet meer te stillen. Woedende mannen vielen wapenwinkels binnen en grepen daar alle geweren, revolvers en munitie die ze konden vinden.
‘Zoek een pistool en grijp een neger,’ riep een agent opruiend, terwijl hij richting Greenwood ging om zich in de strijd te mengen. Een van de ergste rassenrellen in Amerika was begonnen.
Het Zuiden kookt over van haat
Eigen rechter spelen en rassenrellen waren niet uniek in de Zuidelijke Staten van 1921. Sinds de wederoprichting van de Ku Klux Klan in 1915 kwam lynchen steeds vaker voor.
Gehuld in witte kappen martelden en vermoordden de clanleden mensen die volgens hen een verkeerde huidskleur hadden.
Ook elders in de VS escaleerde de rassenhaat, en vooral 1919 was een gewelddadig jaar. Tijdens de zogenoemde Rode Zomer braken er meer dan 25 rassenconflicten uit, en zelfs in de Noordelijke Staten vonden bloederige gevechten plaats. De situatie was echter het ergst in het Zuiden, waar de Ku Klux Klan steeds maar olie op het vuur bleef gooien.
In Tulsa hadden de eerste leden van het gezelschap met de hand op de bijbel gezworen om te strijden voor ‘witte overheersing’.
De afdeling in Tulsa groeide snel, en de andere afdelingen in de VS gaven een heldere boodschap af: de beste manier om het ledental te verhogen is door te rellen.
Veel witte mensen die op de avond van 31 mei naar hun geweren grepen om in Greenwood te vechten, waren ook lid van de Ku Klux Klan, maar hadden die dag geen kap op.
De menigte was zo groot en chaotisch dat niemand het nodig achtte zich te verschuilen. Het risico om vervolgd te worden was toch minimaal.
Black Wall Street staat in brand
De spoorbaan die Greenwood van de witte wijken scheidde was op 31 mei 1921 tegen middernacht veranderd in de frontlinie van een oorlogsgebied. Om de wijk te beveiligen, hadden bewapende zwarte inwoners stelling genomen in gebouwen langs het spoor.
Witte inwoners vormden aan de andere kant van de rails een zelfbenoemd leger. De beveiliging van Greenwood kon de kogelregen bijna twee uur aan, maar uiteindelijk werd de druk te groot.
De witte Amerikanen, die met tien keer zo veel waren, stormden Greenwood binnen en begonnen wild om zich heen te schieten. De kruitdampen hingen als een deken boven de stad en de lucht stonk naar zwavel. Een meedogenloze jacht was ingezet.
Een jonge zwarte man in een cowboyshirt ondervond als eerste de lynchstemming aan den lijve. Een groep witte mannen schoot hem in een enorme kogelregen in koelen bloede neer.
De daders keken naar hun slachtoffer en staken geen poot uit. Tegen de zojuist gearriveerde ambulancebroeders riepen ze ‘Rot op! Raak deze vieze neger niet aan!’ De broeders vertrokken geschrokken.
Behalve vuurwapens namen veel witte inwoners van Tulsa ook blikken met petroleum en benzine mee in de voertuigen waarmee ze Black Wall Street binnenreden.
Ze waren er niet alleen op uit op zo veel mogelijk zwarte inwoners te vermoorden, maar ook gebouwen in brand te steken die het symbool waren van het zwarte succes in de stad.
Ze trapten deuren in en haalden eerst kostbaarheden uit de gebouwen, waarna ze brandbare vloeistoffen over opgestapelde houten meubels gooiden. Het geluid van het afstrijken van lucifers was de vooraankondiging van het oplaaiende vuur, waarna de brandstichters verder liepen naar het volgende gebouw.
Een groep van wel 500 witte mensen stond langs de weg om de brandweer weg te jagen, zodat ze er zeker van waren dat de gebouwen helemaal afbrandden.
Om zes uur ’s ochtends stond bijna heel Greenwood in brand, en de straten bij het spoor waren in ondoordringbare rookwolken gehuld. De vaders en moeders in de wijk namen hun kinderen bij de hand en vluchtten noordwaarts.
Wie niet wist weg te komen voordat de petroleumpatrouille arriveerde, wachtte een akelig lot. Een ouder Afro-Amerikaans paar weigerde zich weg te laten jagen.
Ze knielden naast hun bed en baden tot God toen witte mannen hun deur intrapten. Zonder te aarzelen zetten de inbrekers een pistool in hun nek en haalden de trekker over. Ze lieten het vermoorde echtpaar bij het bed achter, terwijl hun huis in vlammen opging.
Gurley schuilt onder gebouw
De hoteleigenaar O.W. Gurley slaagde erin te vluchten voordat het hotel in brand stond. Het was 1 juni, 7 uur, hij had zijn vrouw bewusteloos moeten achterlaten en was nu in levensgevaar.
Het wemelde van de bewoners vol haatgevoelens op straat, en hoewel de welvarende Gurley in Tulsa gerespecteerd werd, maakte zijn huidskleur hem nu tot een doelwit.
Toen de 53-jarige Afro-Amerikaan moe begon te worden, besloot hij zich te verstoppen. Gurley kroop in een ruimte onder een schoolgebouw, vanwaar hij uitzicht had over de straat. Honderden belagers met fakkels in hun handen passeerden de schuilplaats. Tot zijn schrik stopte een groepje mannen toen een tiener begon te roepen.
‘Ik weet zeker dat ik er een onder de school zag kruipen.’
‘Oké, laat mij eens kijken,’ zei een man. Hij richtte zijn geweer op de ruimte en vuurde. Gurley was zo ver mogelijk onder het gebouw gekropen en bleef zo buiten bereik van de kogels.
Even dacht de hoteleigenaar dat hij met de schrik was vrijgekomen, maar toen sprongen er een paar ramen in de school. Er verspreidde zich een verontrustende geur. De school stond in brand.
‘Als ik hier blijf, ga ik zeker dood, maar als ik deze plek verlaat ook,’ dacht hij. Uiteindelijk kroop de hoteleigenaar hoestend naar de uitgang.
Gelukkig was de weg voor de school nu verlaten. De menigte was noordwaarts gegaan, waar de nieuwe baptistenkerk het volgende doelwit van brandstichting was geworden.
Gevangenkamp ingericht
Gurley voelde opeens een felle pijnscheut in zijn hand: een glasscherf van het raam sneed diep in zijn vlees. Het bloed stroomde langs zijn mouw, die ’s morgens nog hagelwit en zonder kreukels was geweest.
Gurley versnelde gespannen zijn pas, maar kwam gelukkig, zoals hij zelf zei, ‘een witte gentleman’ tegen. Deze hield een antiek jachtgeweer vast en bewaakte 15 zwarten die waren gevangengenomen. Gurley stak zijn handen in de lucht en gaf zich over.
De gevangenen werden naar het honkbalstadion McNulty Park gebracht, die in de loop van de ochtend was omgevormd tot een interneringskamp. Agenten en onbevoegde burgers hielden zomaar zwarte voorbijgangers aan met als enige reden hun huidskleur, en brachten hen naar het kamp.
De gevangenen liepen met gebogen hoofd in rijen, terwijl witte omstanders – zelfs vrouwen en kinderen – hen uitjouwden en bespuugden.
Sommigen schoten ook in de richting van de grond, zodat de gevangenen moesten springen om de kogels te ontwijken. De van de stenen afketsende kogels verwondden meerdere mensen.
Een motoragent bond zes gevangenen vast achter zijn motor, gaf gas en liet ze achter de motor aan rennen.
Vier andere sadistische inwoners sloegen een man met geamputeerde benen van zijn rolplankje en bonden een touw om een beenstomp.
Het andere eind van het touw bonden ze vast aan een auto, om daarna joelend door Tulsa te rijden. Het wegdek scheurde de huid van de man open en hij botste met zijn hoofd tegen de treinrails en de stenen. Hij werd niet levend teruggevonden.
O.W. Gurley mocht zich gelukkig prijzen dat hij heelhuids bij het gevangenkamp op het honkbalveld was aangekomen, zonder onderweg gemarteld te zijn. In het kamp verzorgde een dokter zijn gewonde hand, maar Gurleys geest was nog een grote open wond. Zijn levenswerk was afgebrand en hij was zijn vrouw verloren. Maar toen hoorde hij plotseling een bekende stem.
‘Lieve hemel, dat is Gurley.’
Die stem kon alleen van Emma zijn, en toen Gurley zich omdraaide, zag hij zijn vrouw naar hem toe rennen. Emma was net nog op straat bezweken maar stond nu weer ongedeerd voor hem.
‘Gurley, wat hebben ze met je hand gedaan?’ vroeg Emma hem na een lange, innige omhelzing.
‘Het is maar een schrammetje.’
Overheid stopt bloedbad in de doofpot
Op 1 juni kwamen de wreedheden in de loop van de dag tot een einde. De National Guard arriveerde in Tulsa en riep de noodtoestand uit.
Brandweerwagens begonnen de branden in Greenwood te blussen, maar er was geen redden meer aan. Meer dan 1150 woningen en winkels waren afgebrand en de straten lagen vol met gewonde en vermoorde inwoners.
De overheid registreerde een dodental van ‘slechts’ 36, waarvan 12 witte mensen. Volgens historici ligt het dodental echter dichter bij de 300.
‘Dit is hun verdiende loon. De negers hebben een fout begaan en kregen wat ze verdienden.’ Een witte inwoner van Tulsa over de moorden op de zwarten
Getuigen vertelden dat witte inwoners op 1 juni druk bezig waren de lijken op te ruimen. Ze zagen vrachtwagens vol lijken de stad uit rijden, waar de lichamen in massagraven werden gedumpt.
Twee witte jongetjes keken geschokt toe hoe drie mannen een lading lijken losten. Een van de mannen zag de jongens met grote ogen kijken en wilde hun wat leren.
‘Dit is hun verdiende loon. De negers hebben een fout begaan en kregen wat ze verdienden.’
Over het algemeen toonde de witte bevolking geen berouw. In de Tulsa Tribune schreef redacteur Jones tevreden dat Greenwood met de grond gelijk was gemaakt en dat ‘een wijk als Niggertown nooit meer mag worden toegestaan in Tulsa’.
Terwijl meer dan 6000 zwarte burgers werden aangehouden wegens rebellie, gingen bijna alle witten vrijuit. Officieel kreeg de zwarte bevolking de schuld.
Een jury concludeerde dat de onrust was veroorzaakt door ‘een groep gekleurde mannen die Dick Rowland wilde beschermen’, en dat ‘de witte inwoners niet op een heksenjacht of op lynchpartijen uit waren en geen wapens hadden gebruikt’.
De jury benadrukte ook dat de zwarte inwoners voor veel problemen zorgden. Geen van de witte inwoners kwam in de gevangenis voor de moorden, vernielingen en diefstallen die van 31 mei op 1 juni 1921 plaatsvonden.
Ironisch genoeg wilde liftbediende Sarah Page Dick Rowland niet eens meer laten aanklagen. Hij was door de sheriff de stad uit gesmokkeld terwijl de witte menigte richting Greenwood trok. Rowland kwam meteen vrij.
Gedurende de zomer en herfst van 1921 was Greenwood niets meer dan een tentenkamp, waar 8000 daklozen trachtten de wijk weer op te bouwen. Veel zwarte mensen verlieten Tulsa om de wreedheden te vergeten – ook het echtpaar Gurley, dat zich in Los Angeles vestigde.
In de jaren erop kreeg de Ku Klux Klan-afdeling van Tulsa er duizenden nieuwe leden bij. De rassenrellen in Tulsa lieten het enorme verschil tussen zwart en wit in de VS duidelijk zien.
Maar Oklahoma vernietigde de meeste documenten over de rellen van 1921 en zo raakte de zaak uit beeld.
Pas in de jaren 1970 begonnen Amerikaanse historici zich in het bloedbad te verdiepen, opdat het niet vergeten zou worden.