Kamp bij Fredericksburg, 25/12 1862
Mijn lieve zuster
Kerst is aangebroken. De zon schijnt waterig door de dunne bewolking en het is mild en aangenaam.
Er staat een zacht briesje, waardoor de naalden van de hoge dennenbomen in ons kamp zich zo bewegen dat het geruis als muziek klinkt. Hier is het rustig en stil, en dat wekt bedroevende en pijnlijke gedachten op.
Hoeveel families kwamen er op deze dag een jaar geleden niet bij elkaar om gezellig kerst te vieren?
Vrolijk en in opperbeste stemming brachten ze een toost uit op de familieleden die de viering niet konden bijwonen omdat ze aan het front zaten.
*
De Slag bij Fredericksburg ten zuiden van Washington duurde van 11 tot 14 december 1862. Er vielen 18.000 doden en gewonden.
Alle aanwezigen spraken de vurige wens uit dat hun dierbaren veilig zouden terugkeren*.
Maar dit jaar komen dezelfde families in rouw bijeen om de naasten te ge-denken die gevallen zijn. Stel je voor dat alle doden (iedereen die is gesneuveld sinds het uitbreken van de oorlog) op een grote berg werden gelegd en dat alle gewonden in een grote groep bij elkaar stonden.
Dan zouden de bleke gezichten van de doden en het gejammer van de gewonden degenen die schuldig zijn aan deze oorlog door merg en been gaan.
Hun harten zouden beven en het zou hun zo’n pijn doen dat ze liever onder de doden zouden zijn – of onder hen die van de pijn creperen – dan voor God te staan met zulke misdaden op hun geweten.
*
1861 was nog rustig vergeleken met het volgende jaar. Het grove geweld begon in april 1862, toen er 35.000 doden vielen bij Shiloh.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de wanhoopskreten van moeders en vaders die om hun zonen huilen, van zusters die om hun broers huilen, van vrouwen die om hun man huilen en van dochters die om hun vader treuren.
Toch lijkt niemand te denken aan de ellende en het verderf dat over het land wordt uitgestort.
Wanneer zal deze oorlog eindelijk voorbij zijn? Zullen we de volgende kerst ook in een legerkamp doorbrengen?

Taliaferro ‘Tally’ Simpson in het kort
Ik hoop van harte dat de vrede weldra zal neerdalen over ons jonge, maar geliefde land, en dat we snel weer bijeen kunnen komen in blijdschap en geluk.
Maar genoeg over mijn droeve gedachten. Ik wil je nu vertellen dat we een paar dagen geleden de stad zijn binnengetrokken. Beide voorposten van het leger bevinden zich nog op de posities die ze vóór de slag innamen*.
Ons regiment werd ingekwartierd op het marktplein, terwijl de anderen winkels en woningen betrokken. Ik heb veel gelezen over steden die in de klassieke oudheid werden geplunderd.
Maar pas toen ik zag wat er in Fredericksburg is gebeurd, begreep ik ten volle wat dat inhield.
De huizen zitten vol gaten van granaten en kanonskogels**. Dat geldt vooral voor de gebouwen die het dichtst op de rivier staan. Deuren van winkels zijn opengebroken en alles van waarde is weg.
*
De slag veranderde niets. Fredericksburg wisselde gedurende de burgeroorlog zeven keer van eigenaar.
**
140 kanonnen richtte het Unieleger op de stad. Bijna alle gebouwen raakten beschadigd tijdens de vier dagen durende veldslag.
Boekhoudingen, brieven en papieren van particuliere en openbare aard zijn uit deze panden verwijderd om op straat uitgestrooid en vertrapt te worden.
Privébezittingen van mensen zijn in beslag genomen en vernietigd.
De Noordelijke soldaten namen hun intrek in de grote villa’s. De soldaten roofden al het voedsel en eigenden zich alles toe wat ze begeerden. Meerdere huizen zijn platgebrand. Van dat soort verwoestingen hoop ik nooit meer getuige te zijn.
Ondanks alle ellende lijken de mensen op straat opgewekt. Het is alsof ze zich hebben neergelegd bij de situatie. Patriotten van dit kaliber zijn zeldzaam. Hier wordt geschiedenis geschreven.
In de stad kregen we bezoek van brigadegeneraal Patrick*.
Hij werd omringd door enkele van zijn adjudanten en droeg een vlag waarmee hij aangaf vreedzame bedoelingen te hebben.
*
M.R. Patrick was Noordelijk generaal en militair gouverneur van Fredericksburg, dat de Unie in april 1862 had bezet.
We wisselden kranten uit en onze mannen kochten pijpen, handschoenen en andere zaken van de soldaten die de boot van de brigadegeneraal over de rivier roeiden.
Ze hadden veel drank bij zich en lachten en kletsten met onze mannen alsof ze oude klasgenoten waren.
Meer nieuws heb ik niet te melden – behalve dat ik bijna doodga van het verlangen iets van jullie te vernemen.

De Zuidelijke generaal Robert E. Lee won de Slag bij Fredericksburg, maar verloor de oorlog. Ondanks zijn nederlaag werd hij gezien als een held – en kreeg hij o.a. zijn eigen postzegel.
Drie lange weken heb ik geen brief gehad, en je kunt je voorstellen hoe graag ik wil weten hoe het met jullie gaat.
De post komt zeer onregelmatig. Ik hoop dat ik snel een brief krijg. Maar ik kan vertellen dat Dunlap Griffin dood is. Hij stierf in Richmond aan zijn verwondingen van de afgelopen veldslag.
Kapitein Hance maakt het goed, maar Frank Fleming is er slecht aan toe. Hij is onlangs bevorderd tot luitenant.
‘Van dat soort verwoestingen hoop ik nooit meer getuige te zijn’. Tally Simpson, 1862.
Pres Hix kwam gisteren langs om de stoffelijke overschotten van zijn broer Nap en Johnnie Garlington* op te halen.
Ze nemen de doden vandaag mee naar Richmond. Vandaar zullen ze meteen naar huis worden vervoerd. Ik heb het pakket kleding dat naar Columbia is gestuurd, ontvangen. Het bevatte een overhemd, een halsdoek en twee paar sokken.
Ik neem aan dat dat het pakket was dat jij eerder naar Colombia hebt gestuurd om het te laten doorzenden naar Barnwell in Richmond. Ik ben je er zeer dankbaar voor.
Wanneer komt Harry** trouwens thuis?
*
Johnnie Garlington was een goede vriend van de familie Simpson. De andere genoemden zijn ook vrienden en kennissen.
**
Henry ‘Harry’ Miller, Simpsons neef, mocht met verlof toen hij gewond was geraakt. Hij sneuvelde in 1864 bij Cedar Creek.
Ik hoop van harte dat de vrede snel neerdaalt over ons geliefde land.
Dat we elkaar maar snel weer mogen zien in voorspoed en geluk.
Je vriend
Tally
Naschrift
In 1862 vierde Tally Simpson zijn laatste kerst. Op 20 september 1863 sneuvelde hij op 24-jarige leeftijd in de Slag bij Chickamauga. Het Noorden en Zuiden stonden elkaar nog anderhalf jaar naar het leven.
Pas toen het Zuiden zich op 9 april 1865 overgaf, stopte het bloedvergieten. In vier jaar waren 620.000 Amerikanen omgekomen.