Kort na zonsopkomst op 13 augustus 1898 regent het pijpenstelen in de Filipijnse hoofdstad Manilla. De moesson maakt de Amerikaanse soldaten in de loopgraven opnieuw drijfnat en verandert de broeierige omgeving in een modderpoel.
Vanuit hun positie aan de zuidkant van de stad houden de vrijwilligers van de Colorado Volunteers het fort San Antonio in de gaten, een kleine buitenpost van de Spaanse kolonisten buiten de muren van Manilla. Zij moeten het Spaanse fort veroveren, een belangrijk knooppunt op weg naar de hoofdstad.
De sfeer in de Amerikaanse loopgraven is gespannen en er heerst verwarring. Officieel vechten de soldaten met de Filipijnse rebellen tegen Spanje, maar tegelijkertijd worden de Filipijnen op afstand gehouden. De vrijwilligers horen de Filipijnse kanonnen, maar vreemd genoeg schieten de Spanjaarden niet terug – sommige Amerikanen zouden zelfs zweren dat de lopen van de Spaanse veldkanonnen zijn verwijderd, zodat ze niet gebruikt kunnen worden.

De Amerikaanse soldaten voelden dat er iets mis was toen ze Manilla innamen. Ze wisten niet dat Spanje en de VS een geheime deal hadden gesloten over het verloop van de strijd.
Dan komt de Amerikaanse oorlogsmachine op stoom. Vanuit de baai opent de marine, aangevoerd door het vlaggenschip Olympia, het vuur. Het gebulder rolt over de stad en de rook verspreidt zich over het water, waardoor niet te zien is wat er gebeurt. Terwijl het fort getroffen wordt door granaten, vertelt een officier op het schip Petrel aan commandant Wood wat hem dwarszit.
‘Het zou me niets verbazen als deze operatie een toneelstukje is – kijk maar eens hoe langzaam de Olympia schiet ...’
De commandant glimlacht cynisch:
‘Ja, het zou best kunnen dat dit allemaal flauwekul is.’
Even later stopt het bombardement en rukken de Amerikaanse soldaten op, klaar voor de strijd. Maar als ze het fort bereiken, weten ze niet wat ze zien.
Het is volledig verlaten.

Duizenden Amerikaanse soldaten rukten op om het fort San Antonio Abad in Manilla in te nemen. Maar het was verlaten.
Spaanse soldaten waren omsingeld
Na meer dan 300 jaar was het Spaanse koloniale rijk verleden tijd. Tegen het einde van de 19e eeuw hadden de meeste koloniën in Midden- en Zuid-Amerika zich van het Spaanse juk ontdaan. Afgezien van een paar kleine eilandengroepen waren alleen Cuba en de Filipijnen nog in Spaanse handen.
Spanje probeerde al jaren om de Cubaanse onafhankelijkheidsbeweging te verslaan. Veel Amerikaanse politici wilden zich er niet mee bemoeien, maar de VS hadden grote economische belangen in Cuba en o.a. de onderminister van Marine, de toekomstige president Theodore Roosevelt, was een groot voorstander van een oorlog. De Amerikaanse kranten stonden vol min of meer overdreven verhalen over Spaanse gruweldaden tegen de Cubaanse bevolking. Toen het slagschip USS Maine in het voorjaar van 1898 in de haven van Havana werd opgeblazen, verklaarde het Amerikaanse Congres de oorlog.

Illustraties in de Amerikaanse kranten lieten de explosie zien die de USS Maine verwoestte en 261 Amerikaanse matrozen het leven kostte.
De opstand tegen de koloniale macht bleef niet beperkt tot Cuba, maar breidde zich al snel uit. Admiraal Dewey, bevelhebber van de Amerikaanse Pacifische vloot, kreeg opdracht om naar Manilla te varen en de Spaanse vloot te vernietigen.
De zeeslag van 1 mei was bijna een formaliteit. De Spaanse armada stelde weinig voor en werd in de pan gehakt. De Amerikanen verloren slechts één man – aan een zonnesteek.
De overlevende Spaanse zeelieden verschansten zich in Manilla, maar iedereen wist dat het een kwestie van tijd was voordat de stad zou vallen. Buiten de stad stonden al 30.000 Filipijnse rebellen klaar. Zij waren blij dat de Amerikanen de haven hadden geblokkeerd, zodat de koloniale macht zijn voorraden niet kon aanvullen.

De Slag in de Baai van Manilla was een triomf voor de Amerikanen en maakte van admiraal Dewey een volksheld. In 1900 deed hij zelfs mee aan de presidentsverkiezingen – maar verloor.
In Manilla zaten duizenden burgers en militairen opeengehoopt. Het voedsel raakte op, zodat ze honden, katten en ratten moesten eten.
De Spaanse gouverneur van de Filipijnen, Basilo Augustín, zag in dat de situatie uitzichtloos was en begon geheime onderhandelingen met de Filipijnse rebellenleider, generaal Emilio Aguinaldo. Maar toen de autoriteiten in Spanje in juli lucht kregen van dit verraad, werd Augustín direct ontslagen.
Spanje wilde koste wat kost voorkomen dat het als eerste Europese koloniale macht een heel land moest teruggeven aan de oorspronkelijke bevolking.
De positie van gouverneur ging naar generaal Fermín Jáudenes, commandant van de 13.000 soldaten in de stad. Ook hij wist dat de situatie hopeloos was, maar was bang voor de wraak van de Filipijnen. De Spanjaarden hadden hun onafhankelijkheidsstrijd bestraft met martelingen en executies. En het was een kwestie van trots.
Jáudenes weigerde zich over te geven aan los diablos negros, zoals hij de rebellen noemde.

‘Denk aan de Maine en vergeet de hongerige Cubanen niet!’ staat op deze Amerikaanse propagandaposter.
VS verklaren oorlog door nepnieuws
Nepnieuws is van alle tijden. In de 19e eeuw publiceerden Amerikaanse kranten een stortvloed aan leugens, overdrijvingen en bedrog.
Toen de Cubanen in opstand kwamen tegen Spanje, zagen de Amerikaanse uitgevers Joseph Pulitzer en William Hearst kansen om hun oplagen en verkoopcijfers te verhogen – en de waarheid mocht een goed verhaal natuurlijk niet in de weg staan. Volgens James Creelman, journalist van de New York World, huurde Hearst een tekenaar in om de bloederige gevechten in de Filipijnen in beeld te brengen. De tekenaar merkte echter dat de spanningen afnamen.
‘Maak jij de tekeningen, dan maak ik de oorlog!’ telegrafeerde Hearst.
Op 15 februari 1898 ontplofte het Amerikaanse slagschip USS Maine in Havana. De oorzaak was onduidelijk – later bleek het een ongeluk te zijn – maar de New York World schreef dat het schip was getroffen door een Spaanse torpedo.
Pulitzer ging mee in de leugen en loofde 50.000 dollar uit aan iedereen die meer informatie kon geven.
De gruwelijke verhalen over de Spaanse wreedheden – bronnen werden zelden genoemd – wekten veel afschuw in de VS. De kranten eisten dat het Congres zou ingrijpen, en op 25 april 1898 verklaarden de VS Spanje de oorlog.
Geen verborgen agenda
Buiten de muren van Manilla konden de Filipijnen de vrijheid bijna proeven. Hun leider, generaal Aguinaldo, had het eiland al onafhankelijk verklaard. En met de Amerikanen aan zijn kant twijfelde Aguinaldo er niet aan dat de overwinning binnen handbereik was.
Hij vertrouwde de VS, want in een toespraak over de situatie in Cuba had president McKinley gezegd dat het land andere volkeren die vochten voor hun vrijheid zou steunen.
‘Ik heb het niet over annexatie, daar is geen sprake van. Volgens ons morele kompas zou dat criminele agressie zijn.’
‘De Verenigde Staten, mijn beste generaal, zijn een groot en rijk land dat geen koloniën wil of nodig heeft.’ Commandant E.P. Wood tegen generaal Aguinaldo
Aguinaldo sprak met verschillende Amerikaanse diplomaten en vertegenwoordigers van de marine, en zij verzekerden hem ervan dat de Amerikanen geen verborgen agenda hadden. En commandant Wood van de Patrel herhaalde die stelling toen bleek dat duizenden grondtroepen vanuit de VS onderweg waren:
‘De Verenigde Staten, mijn beste generaal, zijn een groot en rijk land dat geen koloniën wil of nodig heeft.’
Maar toen de Amerikaanse soldaten arriveerden, begonnen Aguinaldo en zijn mannen te twijfelen. In korte tijd namen de Amerikanen een deel van hun posities over en vormden ze een soort muur tussen de hoofdstad en de Filipijnen. Op de herhaalde vraag van Aguinaldo of de VS de Filipijnse onafhankelijkheid zouden respecteren, gaven de Amerikanen geen antwoord.
Intussen had de bevolking ontdekt wat het woord nigger betekende en waarom de Amerikanen dat woord ook voor hen gebruikten, terwijl ze toch bondgenoten waren.

Emilio Aguinaldo en andere Filipijnse rebellenleiders. Aguinaldo was van 1899 tot 1901 president van de revolutionaire Filipijnse regering.
Aguinaldo vertrouwde het zaakje niet en schreef een brief aan de Amerikaanse consul met een verkapt dreigement:
‘Het volk heeft van vrijheid, orde en gerechtigheid leren houden, en kan zijn eigen wensen niet opzij zetten wanneer zijn toekomst en geschiedenis op het spel staan. Wij zijn bereid om het patriottisme van de grootste Amerikanen te evenaren, onder wie de onsterfelijke George Washington.
Even later kreeg Aguinaldo een direct bevel van de Amerikaanse generaal Merritt:
‘Uw troepen mogen Manilla niet innemen zonder toestemming van de Amerikaanse opperbevelhebber. Als ze de Pasig oversteken, openen wij het vuur.’
Wat alleen de hoogste officieren in het Amerikaanse en Spaanse kamp wisten, was dat er geheime onderhandelingen plaatsvonden tussen de twee grootmachten. Met de Belgische consul van Manilla als tussenpersoon bleek dat de Spanjaarden bereid waren zich over te geven als ze geen gezichtsverlies zouden lijden.
Spanje stelde slechts twee voorwaarden: Ten eerste wilde generaal-gouverneur Jáudenes zich alleen overgeven aan de Amerikanen, en ten tweede moest er gevochten worden – al was het maar schijn.

Het Amerikaanse leger sloeg keihard terug tegen de Filipijnse rebellen en brandde uit wraak hele dorpen plat.
Bevrijdingsleger pleegt oorlogsmisdaden
De Amerikanen dachten dat hun ‘kleine bruine broertje’, zoals ze de Filipijnen noemden, hen met open armen zou ontvangen. Maar het draaide uit op een wrede oorlog van drie jaar.
De Filipino’s hadden de Spanjaarden bijna verdreven, maar in 1898 werden ze geconfronteerd met een nieuwe bezetter: de VS. Dat was onaanvaardbaar, en een paar maanden later begon een wrede oorlog tegen de Amerikaanse overheersing.
Aan beide kanten werden openlijk oorlogsmisdaden gepleegd. In 1901 meldde een correspondent van de Philadelphia Ledgers vanuit Manilla:
‘Deze oorlog is geen operette. Onze soldaten hebben zonder oponthoud mannen, vrouwen en kinderen uitgeroeid. Voor veel mensen zijn Filipino’s niet meer waard dan een hond.’
De Amerikaanse soldaten werden berucht om hun bloedige wraakacties tegen de Filipijnse bevolking. Toen de politie op het eiland Samar zich tegen de Amerikanen keerde en 54 soldaten doodde, gaf generaal Jacob H. Smith het bevel om alle bewoners vanaf 10 jaar te executeren. Een majoor hield het bevel tegen, maar toch kwamen er 2500 burgers om.
Dorpen werden geplunderd en platgebrand, en aan het einde van de oorlog werden honderdduizenden Filipino’s naar concentratiekampen gestuurd. De oorlog kostte miljoenen burgers het leven, vooral door ziekten en honger.
Stars and Stripes in het eilandenrijk
Toen op 13 augustus de aanval begon, konden de soldaten van de Colorado Volunteers ongehinderd oprukken tot aan de stadsmuur, waar ze verwelkomd werden door een witte vlag en 7000 Spanjaarden. Slechts een paar Amerikanen raakten slaags met de ‘vijand’ – omdat sommige Spanjaarden niet wisten van de geheime afspraak.
Om 11 uur ’s ochtends werd in de stad de witte vlag gehesen. De Filipino’s probeerden de hoofdstad te bereiken, maar het was te laat. De Amerikanen hielden hun ‘bondgenoten’ op alle mogelijke plekken tegen en in de namiddag werd de Stars and Stripes gehesen in het hele eilandenrijk – de nepveldslag was voorbij en Amerika had de kolonie in handen.
Toen de formele vrede werd gesloten, kreeg Spanje 20 miljoen dollar aan schadevergoeding van de VS, die nu voor het eerst een kolonie hadden – ook al wilden ze dat niet echt. In een verklaring benadrukte president McKinley dat het geen kolonialisme was, maar een ‘vriendelijke assimilatie’. Het zachte Amerikaanse bewind moest het Spaanse juk vervangen en de vrijheid en gelijkheid invoeren die ook in Amerika golden.

Op 13 augustus 1898 werd de Amerikaanse vlag gehesen in het grote Fort Santiago. 68 mensen stierven bij de Slag om Manilla en de VS waren een koloniale macht geworden.
Maar het kwam erop neer dat de Filipino’s niet de baas in eigen land werden – het moest bestuurd worden door een ‘beschaafde mogendheid’. Over het feit dat de VS tegelijkertijd een belangrijke marinebasis, Subic Bay, bouwden en zo toegang kregen tot de Aziatische markt werd amper gesproken.
Tijdens zijn verklaring koos de president zijn woorden zorgvuldig – ook voor de kiezers in de VS. Daar waren veel mensen erop tegen dat het land, dat zich had bevrijd van de Britse overheersing, nu zelf een koloniale mogendheid werd.
De aanwezigheid van de VS werd door de Filipino’s niet gewaardeerd en zes maanden later leidde generaal Aguinaldo een nieuwe opstand. Na een bloedige strijd van drie jaar moesten de rebellen echter opgeven. De Filipijnen werden pas onafhankelijk in 1946.