Verkiezingen van a tot z

Wat is een swing state? Waarom kent de VS maar twee grote partijen? En welke president verleende gratie aan een vogel? Lees het antwoord op deze en vele andere vragen in ons verkiezings-abc.

In veel staten kun je bijvoorbeeld ‘Batman’ op het stembiljet schrijven als proteststem.

© Shuttersock

Administration

Toen de grondwet van de republiek in 1789 werd opgesteld, lag de Engelse koning George III nog vers in het geheugen. Hij had de Amerikaanse kolonisten hoge belastingen opgelegd, maar had ze nooit invloed gegeven.

Daarom streefden de schrijvers van de grondwet een model na dat machtsmisbruik voorkwam.

Ze haalden hun inspiratie bij de Franse filosoof Charles de Montesquieu (1689-1755) en zijn model voor een driedeling van de macht.

De ironie wilde dat Montesquieu zelf vooral naar de Britse Bill of Rights had gekeken, die onder meer verhinderde dat een koning belastingen kon instellen zonder parlementaire toestemming.

In de Amerikaanse grondwet is de macht gedeeld tussen het Congres (wetgevende macht), de president (uitvoerende macht) en het Hooggerechtshof (rechterlijke macht).

Vanwege dit principe van de trias politica wordt de regering aangeduid als administration, want ze administreert de macht.

Government verwijst naar de drie instanties die samen de staatsmacht vormen: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.

Ballot

Het Amerikaanse stembiljet wordt ballot genoemd, en werd eerst gemaakt door de partijen of de kiezer zelf.

In 1888 werd het eerste gestandaardiseerde stembiljet in gebruik genomen, dat echter nog steeds een leeg veld had waar de kiezer een partij kon invullen die niet op het biljet stond voorgedrukt.

In veel staten is dat nog steeds zo, en sommige kiezers uiten hun ontevredenheid door op dode of fictieve personen te stemmen.

Met het standaardstembiljet begon de discussie over het recht om op het biljet te staan.

De rechtsgeleerde Dean Whigmore stelde in 1880 voor dat partijen die mee wilden doen aan de verkiezingen tien handtekeningen moesten inzamelen, maar later werden de eisen in veel staten strenger – onder meer omdat de grote partijen dan concurrerende partijen konden weren.

Vandaag de dag slagen maar weinig kandidaten van andere partijen dan de twee grote erin om in alle staten op het stembiljet te komen.

Congress

Oude Romeinse en Griekse gebouwen
waren de inspiratie voor het Capitool.

© Shutterstock

De wetgevende macht van de VS, het Congres, was er eerder dan de president, en het volk heeft er altijd een haat-liefdeverhouding mee gehad. De Amerikaanse auteur Mark Twain (1835-1910) schreef in zijn autobiografie:

‘Stel je eens voor dat je Congreslid bent. En stel je voor dat je een idioot bent. Maar nu zeg ik twee keer hetzelfde.’

De eerste nationale vergadering, het Continental Congress, bestond uit afgevaardigden uit de 13 Britse koloniën in de VS. In 1774 kwamen zij voor het eerst bijeen, en twee jaar later gaven ze de Onafhankelijkheidsverklaring af.

Tot 1789, toen de eerste president beëdigd werd, leidden zij het land. Het Congres is altijd bang geweest dat de president te veel allures krijgt, en de voornaamste taak van het Congres is nog steeds de president in toom te houden en als wetgevende macht te fungeren.

De twee kamers, de Senaat en het Huis van Afgevaardigden, hebben verschillende taken maar evenveel macht.

De kamers nemen wetten aan, voeren belastingen in, laten geld drukken, reguleren de buitenlandse handel en kiezen de president en vicepresident als het Kiescollege (zie E) er niet uitkomt.

De leden worden rechtstreeks per staat gekozen. Elk district kiest een aantal leden van het Huis van Afgevaardigden afhankelijk van het inwonertal, en er zijn twee senatoren voor elke staat.

De partij van de president heeft niet automatisch een meerderheid in het Congres. Als zijn partij gedurende een presidentiële termijn een minderheid heeft, bijvoorbeeld als de president niet populair is bij de bevolking, is het niet eenvoudig voor de president om zijn beleid uit te voeren.

Delegate

Vóór 1824 heerste er grote eensgezindheid in de Amerikaanse politiek en wezen Congresleden zelf presidentskandidaten aan.

Maar op den duur kwamen er steeds meer fracties, en moesten partijen hun kandidaten op een formelere manier gaan kiezen.

Dit resulteerde in partijcongressen, waar afgevaardigden de kandidaat van de partij voor het presidentschap aanwijzen.

Deze afgevaardigden worden per staat gekozen in voorverkiezingen, de primaries, en het inwonertal bepaalt het aantal gedelegeerden.

Gedelegeerde is een erebaantje dat iemand mag vervullen als dank voor bewezen diensten aan de partij. Sinds 1920 wordt de eerste primary gehouden in de staat New Hampshire (zie N).

Founding Fathers

In 1787 was de Onafhankelijkheids-verklaring uit 1776 het enige wat de jonge natie samenbond. Hierin stond dat iedereen ‘gelijk en vrij’ geschapen is en recht heeft op ‘leven, vrijheid en het nastreven van geluk’.

Maar de mannen die de grondwet opstelden – the Founding Fathers – waren welgesteld en wilden hun macht en rijkdom niet delen.

Dit gold vooral de zogeheten federalisten, die er met een aantal uitgekookte regelingen als het kiesmannenstelsel voor zorgden dat de president niet rechtstreeks door het volk werd gekozen.

Electoral College

Amerikanen stemmen niet op presidentskandidaten, maar op kiesmannen, die de president later aanwijzen.

Al staan de namen van de presidentskandidaten op de stembiljetten, de Amerikanen kunnen niet op hen stemmen in het hokje.

De presidentsverkiezing is namelijk getrapt, en de stemmen van het volk gaan naar het kiescollege, dat de volgende president aanwijst.

Hoewel de kiesmannen altijd beloven op een bepaalde kandidaat te stemmen, gebeurt het om allerlei redenen soms dat er eentje van gedachten verandert.

Zo weigerden 23 kiesmannen uit Virginia in 1836 op Richard M. Johnson te stemmen, omdat het gerucht ging dat hij met een zwarte vrouw samenwoonde.

Henry D. Irwin uit Oklahoma wilde in 1960 niet op Richard Nixon stemmen omdat hij hem ‘niet kon uitstaan’.

De benoeming van kiesmannen gebeurt ongeveer op dezelfde manier als het kiezen van afgevaardigden voor de partijcongressen (zie D).

Elke staat heeft evenveel kiesmannen als Congresleden. Op dit moment zijn er 538 stemmen in het kiescollege te vergeven. Om president te worden heb je er ten minste 270 nodig.

Het kiescollege stemt de eerste maandag na de tweede woensdag in december na de verkiezingen, volgens het winner takes all-principe, waarbij de winnaar in een staat alle stemmen van die staat krijgt.

Hierdoor kan het gebeuren dat de kandidaat met de meeste stemmen (popular votes) toch geen president wordt. Dit is vier keer gebeurd: in 1824, 1876, 1888 en in 2000, toen George W. Bush door het kiescollege gekozen werd terwijl Al Gore de meerderheid van stemmen had.

Het kiesmannenstelsel maakt het vrijwel onmogelijk voor kleine partijen om een president te leveren.

Gerrymandering

De kiesdistricten voor de Congresverkiezingen worden door de deelstaatregeringen bepaald.

Er zijn geen regels voor, en de gouverneur en de grootste partij in een staat hebben regelmatig geprobeerd om de kiesdistricten zo in te delen dat zij er baat bij hadden.

Zo kunnen ze in gebieden waar de concurrerende partij sterk staat grote districten creëren, en hun eigen kerngebieden in kleinere districten opsplitsen.

Dit wordt gerrymandering genoemd, naar gouverneur Elbridge Gerry van Massachusetts, die in 1812 zijn districten zo creatief indeelde dat eentje aan een salamander deed denken.

Head of State

De president van de VS is staatshoofd, regeringsleider én opperbevelhebber van de strijdkrachten, een machtsconcentratie die soms niet uitnodigt tot bescheidenheid.

Zo zou de eerste president George Washington (1789-1797) de voorkeur gegeven hebben aan Your Excellency toen het Congres de aanspreektitel van de president moest bepalen.

Inaugural

Tot 1932 werd de president pas vier maanden na de verkiezingen geïnstalleerd, een overblijfsel uit de tijd van paard-en-wagen.

© Polfoto/Corbis

Voordat een president tot het ambt kan toetreden, moet hij of zij zweren naar eer en geweten te zullen handelen en de grondwet te eerbiedigen.

Oorspronkelijk vond de eedaflegging plaats in maart, vier maanden na de presidentsverkiezingen. Zo had de aanstaande president de gelegenheid om per koets de lange weg naar Washington af te leggen.

Pas na de verkiezing van Franklin D. Roosevelt in 1932 werd deze regel gewijzigd. Zijn aantreden viel midden in de grote economische crisis van de jaren 1930, the Great Depression.

Als het land vier maanden op zijn nieuwe president moest wachten, zou dat de crisis verergeren. Daarom paste het Congres de regels aan de moderne tijd aan; er waren nu immers snellere transportmiddelen beschikbaar. De inauguratie werd vervroegd naar januari.

Nu is de eedaflegging een grootse ceremonie die rechtstreeks op tv is.

Jack

Als president en legeraanvoerder was Abraham Lincoln een man van staal, maar voor de kalkoen Jack had hij een zwak.

De vogel was een geschenk voor zijn kerstdiner, en Lincolns zoontje Tad smeekte zijn vader om hem te laten leven.

De president gaf toe, en Jack mocht op het grasveld voor het Witte Huis blijven.

Midden 19e eeuw kwamen huisdieren in de mode bij de Amerikaanse middenklasse, en om de indruk te geven dicht bij het volk te staan, deden de presidenten mee.

Zelfs John F. Kennedy, die zwaar allergisch was, had negen honden in het Witte Huis.

The Kennedy Effect

John F. Kennedy was jong, knap en een telg van een voorname familie: de ideale president.

Het imago van de Kennedy’s, in stand gehouden met foto’s van zeiltochtjes en sporten op het landgoed, straalde optimisme en weelde uit, en daar zijn Amerikanen dol op.

Zijn modebewuste vrouw Jackie maakte het plaatje van het perfecte presidentiële gezin compleet.

Law and Order

Tot de presidentiële taken behoort de benoeming van de acht rechters en de voorzitter van het Hooggerechtshof.

Ze worden voor het leven benoemd, en controleren de uitvoerende macht en toetsen wetten aan de grondwet. De oudste opperrechter was Oliver W. Holmes Jr. (1841-1935), die 90 was toen hij aftrad, en William Douglas diende met 37 jaar het langst.

Money

Het heeft altijd veel geld gekost om president te worden, en geld en politieke macht gaan in de VS hand in hand. Dit is aanleiding geweest van talrijke schandalen.

I n 1860 gaf Lincoln, omgerekend naar nu, 2,8 miljoen dollar uit aan zijn presidentscampagne.

Vandaag de dag worden miljarden over de balk gesmeten om stemmen binnen te halen, veelal met tv-reclames en moddergooien.

Het geld wordt opgehaald met fundraisers, waar de kandidaten een groot deel van hun tijd aan kwijt zijn. Zo woonde president Obama in 2011 gemiddeld eens per vijf dagen zo’n evenement bij.

De campagnekas wordt gespekt door privépersonen en organisaties, en het verband tussen geld en politieke macht levert regelmatig schandalen op die breed uitgemeten worden in de pers.

Zo deelde Nixon in 1971 zijn staf mee dat wie ambassadeur wilde worden, ten minste 250.000 dollar aan zijn verkiezingscampagne moest bijdragen.

Vaak worden na zo’n schandaal maatregelen genomen om de invloed van geld op de macht in te dammen. Zo is er een maximum gesteld aan bijdragen van individuen en bedrijven.

Maar er is altijd wel iets op te verzinnen, bijvoorbeeld de zogeheten PACs en Super PACs – belangenorganisaties die onafhankelijk van de partijen opereren en daardoor geen maximum hebben.

Vanaf 1976 ontvangen kandidaten van de twee grote partijen staatssteun voor hun campagnes, op voorwaarde dat ze hun uitgaven beperken.

Dit moest meer fatsoen en onafhankelijkheid bewerkstelligen. Maar in 2008 weigerde Barack Obama als eerste deze bijdrage, opdat hij onbeperkt geld kon uitgeven aan zijn campagne. Dit jaar hebben beide presidentskandidaten dan ook
de staatssteun afgewezen.

New Hampshire

De tweede dinsdag van maart zijn alle ogen gericht op de staat New Hampshire aan de oostkust van de VS, waar altijd de eerste voorverkiezing plaatsvindt.

Deze primaries bestaan sinds 1912 en dienen om de afgevaardigden te kiezen die op partijcongressen de presidentskandidaten aanwijzen.

Wie in New Hampshire wint heeft een grote voorsprong, en daarom wordt in de kleine staat veel geld uitgegeven. Een handvol staten houdt caucuses, politieke bijeenkomsten, in plaats van primaries.

Ohio

Ohio is een van de beruchtste swing states (zie S), en tijdens de verkiezingen zijn alle ogen op de staat gericht, omdat de winnaar hier bij de laatste 13 verkiezingen uiteindelijk ook tot president werd gekozen.

Ohio is bovendien trots op de acht presidenten die er vandaan kwamen, en wedijvert met Virginia, dat er ook acht leverde, om de titel Mother of Presidents.

Parties

Norma Jean Almodovar, een van de kleurrijkere kandidaten voor de post van gouverneur van Californië in 1986.

© Getty images

Hoewel een andere partij dan de twee grootste vrijwel onmogelijk de president kan leveren (zie E, F en M), stikt het in de VS van de partijtjes.

Soms nemen de grote partijen enkele van hun standpunten over, waardoor ze wel invloed kunnen hebben.

De twee oude partijen vrezen het spoiler effect, waarbij een kleine partij zoveel stemmen van een grote afsnoept dat de grote concurrent met de overwinning aan de haal gaat.

Dit overkwam de Republikeinen in 1912, toen de nieuwe Progressive Party (of Bull Moose Party) 27 procent van de stemmen kreeg, met name van Republikeinen, waardoor de Democraat Woodrow Wilson won.

De Bull Moose Party was opgericht door de eerdere Republikeinse president Theodore Roosevelt, die zijn opvolger William Taft niet zag zitten.

De bijnaam Bull Moose kreeg de partij toen Roosevelt gewond raakte bij een aanslag, en verklaarde fit as a bull moose te zijn – zo fit als een mannetjeseland.

Quadrennially

Verkiezingen vinden quadrennially plaats – elke vier jaar, tussen 4 en 8 november.

Tot 1845 bepaalden de staten zelf wanneer de verkiezingen gehouden werden binnen een periode van 34 dagen. Hierdoor konden boeren eerst oogsten voor ze naar de stad gingen om te stemmen.

Toen de telegraaf uitgevonden was, kon een uitslag snel doorgegeven worden en het resultaat in andere staten beïnvloeden. Daarom kwam er één verkiezingsdag in het hele land: de eerste dinsdag na de eerste maandag in november.

Mensen die ver moeten reizen om te stemmen kunnen dan de zondag vrijhouden, zoals het goede christenen betaamt.

Roosevelt, Franklin Delano

Toen Roosevelt in 1945 overleed, was hij maar liefst vier keer herkozen en was hij 4422 dagen president geweest. Hij brak met een ongeschreven regel van George Washington: een president moest niet voor een derde termijn opgaan.

Na de dood van Roosevelt nam het Congres een wet aan die de ambtstermijn officieel beperkte tot acht jaar.

Swing states

Kiezers uit Florida en Iowa kunnen zich verheugen in een warme belangstelling van de presidentskandidaten. Dit zijn zogeheten swing states, waar geen van de twee grote partijen duidelijk in de meerderheid is.

Omdat de president niet gekozen wordt op basis van een landelijke meerderheid, richten kandidaten hun campagnes vooral op staten waar het nog wel eens spannend kan worden.

Tea Party

In 1773 waren de Amerikaanse kolonisten de vele Engelse belastingen zat. Toen in de haven van Boston een heffing op thee werd ingevoerd, sloop een groep kolonisten aan boord van drie Britse schepen en gooide dozen thee in het water.

Dit was het begin van de Amerikaanse onafhankelijkheidsbeweging, en de Boston Tea Party werd een symbool van het recht om in opstand te komen tegen een tiranniek bewind.

Dit geldt ook voor de moderne Tea Party-beweging, een coalitie van ultrarechtse burgers en machtige bedrijven en media.

United States

De belangrijkste verkiezingen in de Amerikaanse geschiedenis vonden plaats op 2 juli 1776. Afgevaardigden van de 13 Britse koloniën stemden voor de stichting van een zelfstandige republiek.

Twee dagen later, op 4 juli, werd de Onafhankelijkheidsverklaring aangenomen. Nu is dit de nationale feestdag van de VS.

Veto

President Reagan laat duidelijk zien dat hij zijn veto wil uitspreken over voorstellen voor belastingverhoging
van het Congres.

© Polfoto/Corbis

Een van de belangrijkste bevoegdheden van de Amerikaanse president is zijn vetorecht voor beslissingen van het Congres.

Als het Congres een wet of een begroting heeft aangenomen, heeft de president tien dagen om er zijn handtekening onder te zetten.

Als hij het er niet mee eens is, kan hij zijn veto uitspreken en het voorstel terugsturen met uitleg. Hierna is een tweederde meerderheid nodig in beide kamers om het voorstel alsnog aangenomen te krijgen.

Het gebruik van het vetorecht verschilt van president tot president. Franklin D. Roosevelt sprak maar liefst 635 veto’s uit in zijn vier ambtstermijnen, en omdat hij geliefd was bij het volk, herriep het Congres zijn veto’s maar in twee procent van de gevallen.

Franklin Pierce, de 14e president, die als een van de slechtste uit de Amerikaanse geschiedenis bekendstaat, overkwam dat bij 52 procent van zijn veto’s.

Een tweede variant is het pocket veto, waarbij de president het voorstel ‘in zijn zak steekt’ en er niets mee doet.

Als dit gebeurt terwijl het Congres op reces is, vervalt het voorstel, maar als het Congres wel bijeen is, wordt het tot wet verklaard zonder presidentiële handtekening.

Washington, D.C.

In 1783 weigerde de gouverneur van de toenmalige hoofdstad Philadelphia het Congres te beschermen tegen een groep boze soldaten die niet betaald waren, en het Congres moest vluchten.

Dit voorval maakte duidelijk dat de veiligheid van de nationale regering niet in handen van een staat moet liggen. Daarom werd het District of Columbia opgericht, en in 1791 stichtte George Washington hier de nieuwe hoofdstad.

De inwoners horen niet bij een staat en kunnen dus niet stemmen voor het Congres, maar wel bij de presidentsverkiezingen.

X Het eerste kruisje

In 1788 konden de Amerikanen voor het eerst naar de stembus om hun president te kiezen. Maar ze moesten wel man zijn en tot de bovenklasse behoren, want alleen blanke, mannelijke grondbezitters mochten stemmen.

George Washington won. Hij was dan ook erg populair en had bovendien geen tegenkandidaten. Sindsdien is het stemrecht uitgebreid tot vrijwel alle volwassen Amerikanen.

In Kentucky en Virginia mogen ex-gedetineerden niet stemmen.

Yellow Dog Democrat

De uitdrukking Yellow Dog Democrat komt uit de zuidelijke staat Texas, waar Democraten in hart en nieren verklaarden desnoods op een ‘gele hond’ te stemmen als de Democraten die zouden nomineren, zelfs al was Jezus de Republikeinse tegenkandidaat.

Het is geen belediging om een yellow dog genoemd te worden, maar een bewijs van trouw aan de partij.

De uitdrukking werd veel gebruikt in de verkiezingsstrijd tussen de Democraat Al Smith en de Republikein Herbert Hoover in 1928. Veel Democraten uit het zuiden zagen Smith niet zitten omdat hij katholiek was, maar stemden desondanks op hem.

Maar in 1964, toen de Democratische president Lyndon B. Johnson gelijke rechten voor zwarten invoerde, werd het de zuidelijke Democraten te gortig.

De tegenkandidaat van Johnson nam stelling tegen de burgerrechten en won in de zuidelijke staten.

Vandaag de dag bestaan er ook Blue Dog Democrats, gematigde Democraten, en is het zuiden nog steeds overwegend Republikeins.

Zachary Taylor

De 12e president droeg zijn bakkebaarden met trots, maar hij behoorde tot een minderheid: slechts 16 van de 44 presidenten hadden gezichtsbeharing.

De presidentiële baarden en snorren volgden de mode, waaraan ook Abraham Lincoln moest toegeven.

In 1861 zag een jonge fan, het 11-jarige meisje Grace Bedell, een afbeelding van Lincoln met een onbehaard gezicht.

Daarop schreef ze Lincoln een brief waarin ze hem met klem aanraadde zijn baard te laten staan.

‘Het zal de dames bevallen, en zij zullen hun mannen op u laten stemmen, zodat u president wordt,’ schreef Grace.