Granger/Imageselect

Krijgsgevangene na dodenmars: ‘In mijn hart vergaf ik hen’

In april 1942 stuurden Japanse troepen 76.000 Amerikaanse en Filipijnse krijgsgevangenen op een 100 kilometer lange dodenmars vanaf het zuidelijk deel van het schiereiland Bataan. In een brief aan een scholier vertelt een overlevende over de verschrikkingen die hij meemaakte.

Augustus 2022

Ik ben op 25 januari 1920 geboren.

Toen ik 16 werd, ging ik van school en zocht ik werk. Twee jaar later meldde ik me aan bij de marine.

‘Heb je eindexamen gedaan?’ vroegen ze bij de rekrutering. Ik zei nee. Ze wezen naar de andere kant van de gang.

Daar was het wervingskantoor van de landmacht, en die namen iedereen aan. Zo belandde ik bij de landmacht.

‘We moesten toekijken hoe soldaat Irvin Penvose zijn eigen graf groef.’ Paul Kerchum

Ik werd gestationeerd in Manilla (in de Filipijnen, red.) in september 1940*. Toen later de oorlog uitbrak, hadden de Japanners al binnen een paar dagen de controle over de zee en het luchtruim**.

Generaal Douglas MacArthur, de bevelhebber van de gewapende strijdkrachten in de Filipijnen, gaf ons daarom bevel ons terug te trekken naar het schiereiland Bataan en dat te verdedigen tot er hulp was.

*
De Filipijnen werden van 1898 tot 1946 deels bestuurd door de Amerikanen, die over het leger en het buitenlands beleid gingen.

**
De oorlog kwam naar de Filipijnen toen Japan het land op 8 december 1941 aanviel en de Amerikaanse luchtverdediging uitschakelde.

In het begin was alles goed, maar toen ging het mis. Iemand was vergeten dat soldaten moeten eten.

93 dagen lang vochten we op een half rantsoen met verouderde wapens tegen een overmacht. Toen er geen hulp uit de VS kwam, besloot de commandant op Bataan, generaal Edward P. King, dat we ons zouden overgeven.

Hij capituleerde met een leger van soldaten die uitgeput en uitgehongerd waren en kampten met dysenterie, malaria en andere ziekten. We waren niet klaar voor wat er komen ging: de dodenmars**.

We moesten in eerste instantie lopen van Mariveles** naar het treinstation in San Fernando, een afstand van 88 kilometer, in de verzengende hitte over een stoffige weg.

*
Bataan is een landtong in het noordwestelijk deel van de Baai van Manilla. Het 1373 km² grote schiereiland bestaat vooral uit jungle.

**
Mariveles was een zuidelijke stad op Bataan, waar de mars in april 1942 begon. De bestemming was eerst Camp O’Donnell.

De hele weg werden mannen neergeschoten, doodgestoken met bajonetten of gewoon doodgeslagen.

Toen we in San Fernando waren, werden we treinen in geduwd.

Na een rit van vier uur werden we afgezet bij het dorp Capas. Daarvandaan liepen we 15 kilometer naar het dichtstbijzijnde gevangenkamp, Camp O’Donnell, een oude kazerne.

Paul Kerchum
© AB Forces News Collection/Imageselect

Paul Kerchum in het kort

Bij aankomst werden we opgevangen door een schreeuwende Japanse officier.

‘Jullie zijn geen krijgsgevangenen, maar gewone gevangenen, en zullen zo behandeld worden,’ riep hij. Even later werd ik met een paar anderen naar het hoofdkamp gebracht, Cabanatuan.

Op een dag, toen ik daar zat, werden we allemaal uit onze hutten gejaagd. We moesten toekijken hoe soldaat Irvin Penvose zijn eigen graf groef, waarna hij door een executiepeloton werd doodgeschoten.

Vanaf begin oktober 1943 moest ik dwangarbeid verrichten. Samen met 500 andere gevangenen werkte ik in de 12 maanden daarna aan een vliegveld bij het dorp Las Piñas, op 65 kilometer afstand van Manilla.

Op een dag, begin november 1944, bevonden we ons aan het einde van een landingsbaan toen een van de gevangenen begon te roepen en in de richting van Manilla wees. We keken omhoog en zagen Amerikaanse en Japanse vliegtuigen duels uitvechten.

De volgende dag werden 1100 van ons in het laadruim van het Japanse schip Haro Maru* gezet. Met negen andere schepen en een escorte van destroyers vertrok het naar Japan.

*
Haro Maru was een van de ‘helleschepen’ die gevangenen naar Japan brachten. 20.000 van hen kwamen onderweg om.

We hadden de Baai van Manilla nog niet verlaten of we werden belaagd door Amerikaanse onderzeeërs. De hele reis zaten de luiken van het laadruim potdicht, zodat er geen licht binnenkwam.

De dagen leken eindeloos. Ik luisterde in het donker naar de dieptebommen van de destroyers die om ons heen ontploften, terwijl de onderzeeërs achter ons aanzaten door de Zuid-Chinese Zee.

Na 18 dagen arriveerden we in Hongkong. Toen het schip aangemeerd had, stond ik toevallig bij de touwladder toen een bewaker me wenkte. Ik klom snel de touwladder op en pakte de waterslang die op het dek lag.

Eerst liet ik het water over mijn hoofd stromen. Toen dronk ik ervan. Ik bleef drinken. Daarna vulde ik de twee waterflessen die ik aan mijn riem droeg.

Toen stuurden de andere gevangenen hun flessen omhoog uit het laadruim, en die vulde ik ook. Zo ging het vier uur door, tot het luchtalarm ging en ik terug het laadruim in moest.

Het schip bracht ons naar Mogi op de noordpunt van Kyushu, het op een na grootste eiland van Japan. We staken de zeestraat over naar het eiland waar Tokio ligt.

De Japanners brachten circa 78.000 krijgsgevangenen bijeen en dwongen hen langs de Bataanse oostkust te lopen. 75 jaar na de dodenmars werd de oorlogsmisdaad herdacht op Filipijnse postzegels.

© Victorino Z. Serevo/Philippine Postal Corporation/ Wikimedia Commons

Hier werden we op een trein gezet en naar het noorden gebracht. Het was eind november 1944, en overal om ons heen lieten B-29’s hun bommen vallen.

Een paar keer moest de trein stoppen omdat de rails kapot waren. Uiteindelijk kwamen we aan in het dorp Hosokura, waar we in mijn nummer 11 van Mitsubishi* moesten werken. Op een dag kwam een B-29 over, die eten, kleren en medicijnen dropte, samen met het nieuws dat de oorlog voorbij was**.

We werden ondergebracht in een oude hangar en gedebrieft door mensen van de Amerikaanse inlichtingendienst.

*
De Mitsubishi-fabrieken gebruikten volop krijgsgevangenen, die onder meer het gevreesde Zero-jachtvliegtuig bouwden.

**
Japan capituleerde op 15 augustus 1945. In de oorlog in het Pacifisch gebied waren 10 miljoen burgerdoden gevallen.

We hoorden dat de Japanners 200 Filipijnse gevangenen met benzine hadden overgoten en in brand gestoken. Hierna gingen we per schip naar San Francisco.

Eenmaal thuis kampten wij soldaten met PTSS, posttraumatisch stresssyndroom. Dat snap ik nu.

Maar Gloria hielp me erbovenop. Toen we trouwden, was ze een grote steun voor me. Toen de Koreaoorlog uitbrak, moest ik naar Japan.

Als vroegere krijgsgevangene had ik het bevel kunnen weigeren, maar ik besloot te gaan.

‘Waarom wil je naar Japan?’ vroegen mensen me. Maar ik had het allemaal met mijn vrouw doorgesproken, en ik had ook met veel Japanners gepraat.

In mijn hart vergaf ik hen.

Naschrift

Zo’n 30.000 gevangenen kwamen om tijdens de dodenmars en in Camp O’Donnell. De Japanse generaal die de leiding had, Masaharu Homma, werd veroordeeld wegens oorlogsmisdaden en in 1946 geëxecuteerd.

Kerchum bleef soldaat en kreeg o.a. een Purple Heart voor hij in 1966 met pensioen ging.