Scanpix/Bridgeman

Indianenopstand veranderde Noord-Amerika voorgoed

Gevangenen worden gescalpeerd en burgers gemarteld als de indianen in 1763 hun koloniale heersers zat zijn. De Engelsen reageren met list, bedrog en biologische wapens. Noord-Amerika zal nooit meer hetzelfde zijn.

Kapitein George Etherington keek hoofdschuddend naar de halfnaakte indianen die bij Fort Michilimackinac in Brits-Noord-Amerika achter een bal aan renden.

De kapitein was er op deze junidag in 1763 niet zo zeker van dat de geruchten over een indiaanse opstand wel klopten.

De Ojibweg en de Sauk waren langsgekomen om een balspel met een soort lange rackets te spelen, en de poort van het fort stond open zodat Etherington en zijn 35 roodrokken de tijd konden doden met toekijken.

De vrouwen van de stammen waren er ook.

Ineens sloeg een speler de bal over de palissade. Etherington vond het wel vermakelijk. De teams renden naar binnen om als eerste bij de bal te zijn.

Maar toen de vrouwen, die met de mannen mee waren gekomen, plotseling hun dekens afwierpen en er een heel arsenaal van tomahawks en korte speren tevoorschijn kwam, wist de Britse officier niet wat hem overkwam. In een oogwenk hadden de indianen hem overmeesterd en de vesting ingenomen.

17 mannen waren dood, de rest gevangengenomen. Met een bal hadden de indianen een belangrijk fort veroverd en 50 ton kruit in handen gekregen. Het was oorlog.

Fransen waren geliefd

Al sinds generaal Jeffery Amherst in 1760 tijdens de Zevenjarige Oorlog de Franse bezittingen in Noord-Amerika had veroverd, dreigde er oorlog uit te breken tussen de Britten en de indianen.

De generaal had een einde gemaakt aan de Franse kolonie Nieuw-Frankrijk, en aan de vriendschappelijke betrekkingen met de plaatselijke indianen.

Omdat er niet veel Franse kolonisten waren, waren ze afhankelijk geweest van een goede relatie met de indianen, die ze tabak en wapens cadeau gaven. Het bondgenootschap was zo sterk dat veel stammen tijdens de Zevenjarige Oorlog zij aan zij hadden gevochten met hun Franse ‘broeders’.

Generaal Amherst wilde koste wat kost vaste voet aan de grond krijgen in de vroegere Franse kolonie. Maar met name in het gebied rond de Grote Meren, dat de Fransen Pays d’en Haut noemden, verliep dat zeer moeizaam.

Er woonden veel grote stammen die niet blij waren met alle nieuwe Britse kolonisten op hun jachtvelden.

En omdat de generaal de indianen geen geschenken gaf zoals de Fransen hadden gedaan, wist hij ze niet voor zich te winnen. Plotseling waren veel stammen verstoken van de munitie die ze nodig hadden voor hun voedselvoorziening.

Indianen vallen Detroit aan

In februari 1763 sloten Frankrijk en Groot-Brittannië formeel vrede, tot de grote frustratie van veel indianen.

Een van hen was de even charismatische als sluwe Pontiac, het opperhoofd van de Ottawa, die op eigen houtje door wilde gaan met de oorlog tegen de Engelsen.

Hij riep de stammen daarom bij elkaar bij van Fort Detroit, en met meerderheid van stemmen werd besloten om het fort van het stadje aan te vallen.

Pontiac wist dat Amherst de indianen van Pays d’en Haut onderschat had. Van de 8000 man die Amherst onder zijn commando had, waren er slechts 500 in het gebied. Hij zou de generaal wel eens laten zien dat dat te weinig was.

Een paar dagen later toog Pontiac met 50 Ottawakrijgers naar majoor Henry Gladwin in Fort Detroit.

Ze zeiden dat ze hun vriendschap met de Engelsen wilden bekrachtigen door middel van een ceremoniële dans, waarop Gladwin hen meteen binnenliet. Terwijl de stamleden dansten, sloop een klein groepje krijgers onopgemerkt rond het fort om de zwakke plekken in kaart te brengen.

Na de dans verlieten Pontiac en zijn mannen het fort om zich voor te bereiden op een verrassingsaanval. Volgens plan zou Pontiac een paar dagen later naar het fort komen onder het voorwendsel dat hij belangrijke zaken moest bespreken.

Dan zouden 300 krijgers met verborgen wapens in groepjes het fort binnengaan en strategische posities innemen. Als Pontiac het teken gaf, zouden zijn mannen de Britten aanvallen.

Maar toen de indianen op 7 mei aankwamen, had iemand de Engelsen al gewaarschuwd. Op alle hoeken stonden gewapende mannen op wacht, en chief Pontiac moest zijn aanval afblazen.

Hij gaf het plan echter niet op, en een paar dagen later kwam hij terug met zijn krijgers. Nu namen de Britten echter geen enkel risico.

De poort was gesloten, en Pontiac mocht alleen in zijn eentje naar binnen. Hij was zwaar beledigd, en hij besloot dat de tijd van toneelstukjes maar eens voorbij moest zijn.

De indianen belegerden het fort en hielden huis in het land eromheen. De huizen van de Britse kolonisten werden allemaal in brand gestoken, en iedereen die Engels sprak werd gescalpeerd en gedood – mannen, vrouwen en kinderen. In het heetst van de strijd kwam ook een Franse pelsjager om het leven.

Ondertussen beschoten Pontiac en zijn mannen Fort Detroit. Gladwin en zijn soldaten beantwoordden het vuur, en in het zes uur durende vuurgevecht raakten vijf Engelsen zwaargewond.

De indianen zagen echter al snel in dat de palissaden niet bezweken onder het geweervuur. Na enige tijd was Pontiac dan ook bereid te onderhandelen met majoor Gladwin over een wapenstilstand.

Op verzoek van Pontiac kwam kapitein Donald Campbell naar buiten om als bemiddelaar op te treden, maar zodra deze een stap buiten de poort zette, werd hij gegijzeld, waarmee de onderhandelingen voorbij waren.

Terwijl de krijgers van Pontiac Fort Detroit bleven belegeren, verspreidde het nieuws over de oorlog zich snel.

De indianenstammen stuurden elkaar oorlogsriemen als een symbolische aansporing om zich aan te sluiten bij het bonte bondgenootschap van allerlei volkeren die één ding gemeen hadden: een blinde haat jegens de Britten.

Generaal Amherst had nog maar net het nieuws van de aanval op Fort Detroit gehoord toen het kleine Fort Sandusky bij het

Eriemeer ingenomen werd door de Wyandot. De 15 Britse soldaten die er de wacht hielden werden gedood, en het fort ging in vlammen op.

In Fort Saint Joseph vermoordden de Potawatomi zo’n 15 Engelsen, en in Fort Miami namen ze de negen Britse soldaten gevangen nadat de indiaanse geliefde van een luitenant hem had overgehaald de stam binnen te laten.

Ook Fort Michilimackinac en andere Britse vestingen moesten het ontgelden.

In Fort Venango doodden de Seneca het hele garnizoen – afgezien van één officier, die ze martelden en dwongen een klaagbrief te schrijven aan de Britse koning, waarin de indianen hun woede uitten over de hoge prijzen van munitie. Na drie dagen van folteringen overleed de gevangengenomen officier.

Het garnizoen van Fort Presque Isle gaf zich pas over toen de 250 indianen van verschillende stammen die het fort belegerden het een vrijgeleide hadden beloofd. Zodra de 30 soldaten hun fort echter verlieten, werden ze door de indianen gevangengenomen.

Biologische wapens

In zijn hoofdkwartier in New York moest generaal Amherst toegeven dat hij de situatie niet meer in de hand had.

Hij maakte zich er vooral zorgen over dat de gevechten niet meer beperkt bleven tot het oude Nieuw-Frankrijk, want de Shawnee en de Delaware waren diep in de kolonie Pennsylvania doorgedrongen om te plunderen en te moorden.

Hij gaf daarom kolonel Bouquet het bevel om met zo’n 500 roodrokken Fort Pitt in Pennsylvania te hulp te schieten. Opeens kreeg Amherst een idee.

‘Zouden we geen pokken onder de vijandelijke indianenstammen kunnen verspreiden?’ schreef hij eind juni in een brief aan kolonel Bouquet.

De Engelsen in Pennsylvania waren echter zelf ook al op het idee gekomen om biologische wapens in te zetten.

Begin juni waren de soldaten van Fort Pitt besmet geraakt met de pokken, en hun kapitein, Simeon Ecuyer, had ze snel in quarantaine gezet om de ziekte binnen de perken te houden.

Op 22 juni vielen de indianen het fort aan, en enkele dagen later kwamen twee opperhoofden de vesting binnen om over vrede te onderhandelen.

De kapitein speelde de gulle gastheer en schonk hun twee dekens en een halsdoek, die echter met het pokkenvirus besmet waren.

Het duurde niet lang voordat de ene na de andere indiaan bezweek aan de dodelijke ziekte.

Britten herpakken zich

In juli 1763 hadden Pontiac en zijn bondgenoten acht Engelse forten in handen gekregen en honderden kolonisten en handelaars gedood.

Maar het begon er langzamerhand slechter uit te zien voor de indianen. Amherst stuurde versterkingen, terwijl de stammen gebrek aan munitie kregen. Ook ontbrak het hun aan het tactische inzicht dat

nodig was om de steeds zelfverzekerder Britse garnizoenen te verslaan. In augustus bereikte kolonel Bouquet Fort Pitt, en in de Slag bij Bushy Run wist hij met zijn soldaten het fort te ontzetten.

Ook Fort Niagara weerstond de aanvallen van de indianen, hoewel in september 72 Engelse soldaten letterlijk in mootjes gehakt werden.

Bij Fort Detroit werden de zwaarste gevechten geleverd. Al in mei hadden de mannen van Pontiac 96 soldaten gedood die per boot over het Eriemeer waren gearriveerd, en in juli brachten de indianen in een hinderlaag op een brug 20 Britse manschappen om.

Toen de meeste Britse versterkingen toch waren aangekomen, kon majoor Gladwin in de tegenaanval gaan.

Bij een gevecht kwam het neefje van een opperhoofd om. De laatste nam wraak door zijn gijzelaar, kapitein Campbell, om het leven te brengen.

Uiteindelijk gaven de indianen de belegering op omdat ze bijna door hun munitie heen waren, en eind oktober 1973 sloot Pontiac dan ook noodgedwongen vrede met de Britten. Hij trok met zijn stam naar het zuiden om zich op te maken voor de jacht.

Toen de vredespijp gerookt was, waren de indianen blij dat de Engelsen hun beleid enigszins hadden verzacht.

© AOP/Getty Images

Engelsen onder druk

Maar met het verdwijnen van Pontiac was de oorlog niet voorbij. De indianen van Pennsylvania zetten de strijd voort, en omdat generaal Amherst niet met hen had weten af te rekenen, werd hij terug naar Londen gestuurd.

Zijn opvolger, Thomas Gage, had meer succes en dwong de indianen tot onderhandelingen. Op 7 september 1764 aanvaardde het gros van hen in Detroit het Britse vredesaanbod.

Hoewel de oorlog geen duidelijke winnaar had, was het de eerste die de Noord-Amerikaanse indianen niet verloren hadden.

De Engelsen werden met het vredesverdrag gedwongen om het harde beleid van Amherst jegens de indianen wat te versoepelen.

In totaal verloren de Engelsen ruim 450 soldaten en een onbekend aantal burgers en indiaanse bondgenoten.