Programa Arqueológica Huanchaco

Hart van indiaanse kinderen uitgesneden

Een macabere vondst laat zien dat een bloedig ritueel gebruikelijk was bij meer culturen dan tot nu toe gedacht.

Bloedige mensenoffers in Latijns-Amerika worden vaak in verband gebracht met de Azteken uit het 15e en 16e-eeuwse Mexico. Maar uit opgravingen in Peru blijkt dat andere oorspronkelijke gemeenschappen er ook wat van konden.

In Pampa La Cruz aan de Stille Oceaan in dat land deed een team archeologen een macabere vondst: in een kunstmatige heuvel midden in de stad zijn tot nu toe 76 kinderskeletten blootgelegd. Alle botten vertonen sporen van een diepe snee dwars over het borstbeen.

Letsel van hetzelfde type is eerder aangetroffen in het Aztekenrijk, waar mensen werden geofferd door de borstkas open te snijden en het nog kloppende hart eruit te rukken. De archeologen weten zeker dat dezelfde methode is toegepast in Pampa La Cruz.

Snijsporen op het borstbeen getuigen van de wrede mensenoffers.

© Programa Arqueológica Huanchaco

Heuvel met duizenden slachtoffers

De skeletten uit Peru zijn niet gedateerd, maar eerdere vondsten in het gebied komen uit de 12e of 13e eeuw. Toen woonden in dit gebied de Chimu, die mogelijk kinderen aan hun goden offerden om ze om regen te vragen. De complexe bevloeiingssystemen van de Chimu wijzen erop dat het zelden regende.

De leider van de opgraving, archeoloog Gabriel Prieto, verwacht nog meer geofferde kinderen aan te zullen treffen.

‘Er kunnen meer dan 1000 slachtoffers in de heuvel liggen, hoe krankzinnig dat ook klinkt.’