In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog brak de Koude Oorlog uit, een ideologische strijd tussen twee van de grootste militaire machten ter wereld: de VS en de Sovjet-Unie. In antwoord op de nieuwe dreiging uit het Oostblok richtten de VS op 18 september 1947 de inlichtingen- en veiligheidsdienst CIA (Central Intelligence Agency) op.
De CIA moest het werk van de bestaande Amerikaanse inlichtingendiensten coördineren en informatie verzamelen over buitenlandse mogendheden – met name de Sovjet-Unie.
Daarnaast behartigde de CIA de Amerikaanse politieke belangen in het buitenland. Dit hield in dat de dienst ernaar streefde zo veel mogelijk landen zich op de VS te laten oriënteren – ten koste van de communistische Sovjet-Unie.
Een geliefd middel om te zorgen dat landen werden bestuurd door pro-Amerikaanse machthebbers was om pro-Westerse en anticommunistische personen en groeperingen te helpen de macht te grijpen.
CIA gaf macht aan de sjah
Bij hoeveel meer of minder geslaagde staatsgrepen de CIA betrokken is geweest, is onzeker, omdat de dienst in het geheim werkt.
Een beredeneerde gok is dat de inlichtingendienst sinds 1947 80 tot 100 pogingen heeft gedaan om regeringen in andere landen te vervangen. Volgens The Washington Post nam de CIA alleen al tijdens de Koude Oorlog deel aan 72 couppogingen.
Een van de eerste vond plaats in Iran in 1953. Daar werd de democratisch gekozen premier Mohammad Mossadeq ten val gebracht omdat hij de olie-industrie nationaliseerde en toenadering zocht tot de Sovjet-Unie.
Het jaar daarop verwijderde de CIA de Guatemalteekse president Jacobo Árbenz Guzmán, en sindsdien zijn de Amerikanen aanwezig geweest in Syrië, Congo, de Dominicaanse Republiek, Zuid-Vietnam, Brazilië, Afghanistan, Polen en vele andere landen.