In het Chincha-dal in Peru vonden archeologen iets bijzonders. In graven uit de periode 1450 tot 1650 lagen maar liefst 192 wervelkolommen, die gespietst waren op een rietstengel of een lange, rechte tak.
Onderzoek wees uit dat de menselijke beenderen ouder waren dan de graven waarin ze lagen. De ruggenwervels waren zorgvuldig herbegraven, hoewel de inheemse bevolking van het gebied – de Inca’s en de volken die zij onderworpen hadden – de doden liever met rust liet.
Archeoloog Jacob Bongers van de Universiteit van East Anglia in Groot-Brittannië nam deel aan de opgravingen. Hij legt uit:
‘Het feit dat er 192 welvelkolommen op stokken zijn gezet en dat ze over het hele Chincha-dal verspreid zijn, laat zien dat verschillende groepen in deze omgeving de interessante methode toepasten, die ze noodzakelijk vonden in het geval een graf verstoord was.’
Conquistadores stalen en roofden
Dat de doden tussen 1450 en 1650 herbegraven werden, verraadt wie de graven vernield heeft. In deze periode werd het Chincha-dal ingelijfd bij het Zuid-Amerika van de Spaanse conquistadores.
Verslagen beschrijven hoe de Spanjaarden graven plunderden in hun honger naar goud.
‘De gegevens die we verzameld hebben ondersteunen het idee dat de wervels op een stok gezet werden nadat de graven geplunderd waren,’ zegt Bongers.