In de middag van dinsdag 25 november 1783 staat de stad New York op zijn kop. Bij het gelui van de kerkklokken stromen mensen de straten op, terwijl de met sterren bezaaide vlag gehesen wordt in de vlaggenmasten en haastig geïmproviseerde standaards. Onder luid gejuich dromt de menigte samen in de straten van Manhattan. Hier verschijnt even later de persoon om wie het die dag allemaal draait, generaal George Washington, gezeten op een wit paard en geflankeerd door zeven statige ruiters. Achter hem volgen oneindige rijen soldaten.
Met de parade vieren de Amerikanen dat George Washington en zijn troepen na acht jaar oorlog eindelijk de Britse overheersers hebben verdreven uit het gebied dat ze nu met trots de Verenigde Staten van Amerika noemen. Terwijl het bloemen en groene lauwerkransen regent, zit de generaal rechtop in het zadel, tevreden bij het besef dat de laatste Britse soldaten op dat moment hun schepen voorbereiden op de laatste reis over de Atlantische Oceaan.

Generaal George Washington was eerder zelf spion geweest en wist hoe belangrijk geheime inlichtingen waren.
Washington had alle reden om trots te zijn. Want toen hij in 1775, aan het begin van de Onafhankelijkheidsoorlog, benoemd werd tot generaal van het continentale leger – het leger van de kolonisten –, hadden weinigen verwacht dat de Amerikanen met hun troepen ongetrainde boeren en burgers een kans zouden maken tegen de supermacht van de wereld: Groot-Brittannië. Naarmate de oorlog vorderde, lieten George Washington en zijn soldaten echter zien wat ze waard waren.
Alleen de generaal en een kleine kring om hem heen wisten waar de overwinning van de VS voor een groot deel aan te danken was. Pas later hebben geschiedkundigen zijn geheime wapen ontdekt: een spionagenetwerk. Dappere mannen en vrouwen die hun leven in de waagschaal stelden om achter de vijandelijke linies te komen en ervoor te zorgen dat Washington zijn vijanden altijd een stap voor was.

Amerikaanse vrouwen werden in de Onafhankelijkheidsoorlog veel ingezet als spionnen. Ze nodigden bijvoorbeeld nietsvermoedende Britse officieren uit voor de lunch en vroegen hen uit.
Washington heeft een wonder nodig
Een voorsprong was precies wat Washington nodig had toen hij de strijd tegen de Engelsen aanvatte. Washington – die later, in 1789, de eerste president van de natie zou worden – zag zich voor allerlei uitdagingen gesteld. In tegenstelling tot het goed getrainde en veel beter uitgeruste Britse leger beschikten de Amerikaanse troepen slechts over een beperkt aantal wapens, en de mannen waren stukken minder geoefend dan de Britten. Ook wat betreft hun aantal haalden ze het bij lange na niet bij hun tegenstanders van over zee.
Voedsel en uniformen waren ook al schaars. De veldarts Albigence Waldo vertelde dat veel mannen lange tijd overleefden van ‘vuurkoeken’ van meel en water die boven houtskool gebakken werden, een dieet waarover een van de soldaten klaagde dat zijn ‘verkleefde ingewanden karton waren geworden’. Veel Amerikaanse soldaten moesten op blote voeten lopen, zelfs in de winter.

De Britten noemden hun musket Brown Bess, straattaal voor een prostituee.
Het gebrek aan wapens, munitie en proviand deed de oorlogsresultaten geen goed. De Amerikanen wisten de Britten in maart 1776 weliswaar na een jaar van belegering uit Boston te verdrijven, maar daarna ging het bergafwaarts met het Continentale Leger. In juni 1778 hadden de Britten New York in handen, terwijl de Amerikanen werden verdreven naar Connecticut en New Jersey.
Om de verliezen te beperken en het tij te keren bedacht Washington een plan. Hij wist dat hij de oorlog onder deze omstandigheden niet alleen met militaire middelen kon winnen. Daarom wilde hij een netwerk van spionnen creëren. Dat moest het verschil in kracht tussen Britten en Amerikanen compenseren en het Continentale Leger aan de overwinning helpen.
Dat plan kwam niet uit de lucht vallen. George Washington was zelf ook geheim agent geweest. Zo’n 20 jaar eerder, in 1754, vochten de Europese grootmachten en rivalen Engeland en Frankrijk om Amerikaans grondgebied. De negenjarige oorlog concentreerde zich vooral op het gebied rond de rivier de Ohio, ten westen van de Engelse koloniën. Washington had zich aangesloten bij de Britse zijde, en op zijn 22e bood hij zijn diensten aan als spion.

In de Franse en Indiaanse Oorlog (1754-1763) probeerden de Britten en Fransen met hulp van indiaanse bondgenoten de Amerikaanse oostkust in handen te krijgen.
En de latere generaal bleek een natuurtalent te zijn. Als officiële gezant en onderhandelaar met de Fransen hield hij zijn ogen en oren open achter de vijandelijke linies. Wanneer de Franse officieren zich bezatten en hun mond voorbij praatten, was Washington alert en onthield hij alles wat er gezegd werd, zodat hij de informatie aan zijn superieuren kon doorgeven. Onder de informatie die George Washington oppikte waren verhalen over de ijzeren vechtlust en het moreel van de Fransen.
Washington, die uit ervaring wist wat informatie van achter de vijandelijke linies waard was, besloot nu om zijn opgedane kennis in te zetten tegen zijn voormalige bevelhebbers, de Britten.

In de Slag bij Bunker Hill in 1775 lieten de Amerikanen zien dat hun ongeoefende troepen hun mannetje stonden tegen het professionele Britse leger.
VS vochten acht jaar voor de vrijheid
De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog duurde acht jaar en was bij tijd en wijle een ware uitputtingsslag. Alleen door diplomatiek optreden en het onderscheppen en ontcijferen van inlichtingen wisten de kolonisten de Britten te verdrijven.
16 december 1773
Uit protest tegen de theeheffing die de Britten hun opleggen, gaan de kolonisten aan boord van drie Britse schepen in de haven van Boston, waar ze 342 kisten thee in het water gooien. De kolonisten vinden het onrechtvaardig dat ze belasting moeten betalen als ze niet vertegenwoordigd zijn in het parlement.
19 april 1775
De oorlog breekt uit als Britse troepen in Lexington en Concord in Massachusetts op Amerikaanse milities stuiten. Bij de gevechten raken 273 Britten gewond; soms dodelijk. De kolonisten raken 90 man kwijt. De Britten bezetten Boston.
10 mei 1775
Het Tweede Continentaal Congres van afgevaardigden van de koloniën wordt gehouden in Philadelphia. Het Congres benoemt George Washington als opperbevelhebber van het Amerikaanse Continentale Leger.
17 maart 1776
Het Continentale Leger verdrijft de Britten uit Boston na een lange en bloedige belegering.
4 juli 1776
Het Continentaal Congres accepteert de Onafhankelijkheidsverklaring en maakt zich formeel los van Groot-Brittannië.
25-26 december 1776
George Washington steekt met zijn leger de rivier de Delaware over en neemt Trenton in New Jersey in. De rebellen hadden het bijltje erbij neer willen gooien, maar herpakken zich.
Zomer 1778
Benjamin Tallmadge rekruteert de eerste leden van de Culper-spionagekring.
September 1780
De gerespecteerde Amerikaanse generaal Benedict Arnold belooft de Britten dat hij het fort West Point, dat onder zijn bevel valt, zal opgeven. De Amerikanen ontdekken het verraad en steken er een stokje voor.
11 juli 1781
De Franse bondgenoten schieten het Continentale Leger te hulp met mannen en wapens.
19 oktober 1781
Amerikaanse en Franse troepen verdrijven het Britse leger naar een schiereiland bij Yorktown, Virginia. Na 22 dagen geven de Britten zich over.
3 september 1783
De Britten en Amerikanen sluiten vrede: de Vrede van Parijs. Daarmee erkent Groot-Brittannië officieel de VS als land.
Washingtons buurman zet spionagekring op
Voor het opzetten van een spionagedienst koos Washington voor majoor Benjamin Tallmadge. Tallmadge was de zoon van een predikant in de stad Setauket op Long Island, die in de voetsporen van zijn vader zou treden. Maar bij het uitbreken van de Onafhankelijkheidsoorlog meldde de 22-jarige Benjamin zich bij het Continentale Leger aan. Hij behaalde de rang van majoor en viel op bij de staf van de inlichtingenofficier – en bij Washington, die hem vroeg een netwerk op te zetten van spionnen die achter de vijandelijke linies in New York konden doordringen om te rapporteren wat ze vernamen.
Tallmadge stemde hiermee in – en ook met een bijzondere voorwaarde: de operatie zou zo geheim moeten zijn dat zelfs de generaal niet de identiteit mocht weten van de gerekruteerde spionnen.
Tallmadge nam geen risico’s. Hij vond zijn eerste vertrouweling in zijn jeugdvriend en buurman Abraham Woodhull. Als derde zoon van een rijke familie werd Abraham, het jongste kind, niet erg achter zijn broek aan gezeten; de kans dat hij het landgoed zou erven was klein en daarom besteedde het gezin nauwelijks aandacht aan de schoolgang en prestaties van de kleine Abraham.

Benjamin Tallmadge was de leider van de Culperkring en een trouwe bondgenoot van George Washington. Na de oorlog zat hij 16 jaar in het Huis van Afgevaardigden.
De jongen groeide op als het zwarte schaap van de familie. Hij maakte zijn huiswerk niet, maar zwierf door de bossen en heuvels rond zijn geboorteplaats. Het lot wilde echter dat Abrahams twee oudere broers op jonge leeftijd stierven, waardoor hij in 1774 de enige erfgenaam van het familiebezit was. Met zijn status als gerespecteerd grondbezitter en niet in de laatste plaats zijn grondige kennis van het landschap was Abraham Woodhull de perfecte spion, en Tallmadge benoemde hem tot directeur van de geheime dienst.
Tallmadge gaf Woodhull de schuilnaam Samuel Culper. Samuel was ook de naam van Tallmadges jongere broer, die koerier in het leger was geweest. De naam Culper, waarnaar de spionnenkring genoemd zou worden, was waarschijnlijk een verbastering van de naam Culpeper, een gemeente in Virginia vlak bij het huis waar Washington opgroeide.
Tallmadge zelf noemde zich John Bolton vanwege de symbolische waarde: Bolton was een van de oudste achternamen in de Amerikaanse koloniën.

Aan het front werd generaal Washington regelmatig bijgepraat door zijn spionnen.
Als helpers koos Woodhull een aantal mensen die hij kende en vertrouwde, onder wie de 29-jarige kroegbaas Austin Roe uit East Setauket. Zijn kroeg lag tussen het puntje van Long Island en New York City en werd gefrequenteerd door zowel Amerikanen als Britten. In zijn hoedanigheid van herbergier kon Roe ongehinderd met de Britse gasten praten en doen alsof hij geïnteresseerd was in hun wel en wee.
Omdat hij regelmatig inkopen moest doen, kon hij reizen wat hij wilde naar het door de Britten bestuurde New York.
De overige leden waren Caleb Brewster, een havenarbeider die van het smokkelen zijn hobby had gemaakt en daarom elke baai rondom Long Island kende als zijn broekzak, de koopman Robert Townsend, de drukker James Rivington en een vrouw, ene Agent 355.
Diversiteit was een pluspunt
De zeven geheim agenten die de kern van de Culperkring vormden onder Benjamin Tallmadge, waren heel verschillend qua temperament en talent. Ze hadden elk een eigen rol, waarin hun talent goed tot zijn recht kwam.

Benjamin Tallmadge
Tallmadge (1754-1835) was majoor toen George Washington hem tot hoofd van de spionagedienst benoemde. Tijdens de oorlog was hij de spin die vanuit zijn web de inlichtingen van de spionnen verzamelde en naar Washington stuurde. Tallmadge trouwde na de oorlog, kreeg zeven kinderen en werd postbeambte in Litchfield in Connecticut. In de jaren 1801-1817 was hij lid van het Congres.

Abraham Woodhull
Woodhull (1750-1826) werd al vroeg in de oorlog gearresteerd omdat hij eten naar zijn gezin had gesmokkeld. Gelukkig was hij de buurman van Tallmadge, die hem vrij kreeg in ruil voor opname in de spionagekring. Hij zette een slim systeem op via de vrouw van zijn buurman: als ze haar zwarte onderrok aan de waslijn hing, was er een bericht voor Brewster. Woodhull sprak zelden over zijn tijd als spion.

Caleb Brewster
De havenarbeider Brewster (1747-1827) mocht de Britten graag voor de gek houden als hij smokkelwaar verscheepte rond Long Island. Zodra de Britten achter hem aan kwamen, voer Brewster snel een baai in. Zijn grondige kennis van de waterwegen kwam hem goed van pas in zijn hoedanigheid als spion. Na de oorlog trouwde Caleb Brewster en werd hij boer.

Agent 355
De vrouwelijke spion 355 heeft geen naam. Vermoedelijk kwam 355 uit een welgesteld gezin uit New York City met nauwe banden met de Britten. 355 zou intelligent en charmant zijn, eigenschappen die een goede basis vormen om inlichtingen in te winnen. 355 werd tijdens de oorlog gevangengenomen, en wat er met haar is gebeurd, is onduidelijk.

James Rivington
Rivington (1724-1802) was boekdrukker, journalist en kroegbaas. Veel Britse soldaten kwamen in zijn café in New York, waar de spionnen met hun inlichtingen naartoe kwamen. James Rivington was ooit loyalist, waardoor hij zijn zaak na de oorlog kon opdoeken. Rivingtons betrokkenheid bij de spionagekring werd pas bekend toen hij al lang was overleden in de cel, gevangengezet vanwege schulden.

Austin Roe
Roe (1749-1830) bezat een kroeg in East Setauket op Long Island. Hij was getrouwd en gold als een man van wie je op aan kon. Als kroegbaas die vaak voorraden moest inslaan was hij een ideale koerier voor de spionagekring. Gedurende de revolutie legde Roe zo’n 1600 kilometer te paard af. Na de oorlog vertelde hij smeuïge verhalen over zijn tijd als spion, maar de naam van zijn collega’s noemde hij nooit.

Robert Townsend (1758-1838)
Robert Townsend (1758-1838) had als dekmantel een onderneming. Townsend was de meest discrete spion van de kring, maar ook een van de belangrijkste. Hij voorzag de Britten o.a. van desinformatie over de locatie van de landing van de Franse troepen, die de kolonisten steunden. Na de oorlog was Townsend betrokken bij de beweging tegen de slavernij.
Spionnen gebruiken onzichtbare inkt
Washington bood de spionagekring alle hulp die nodig was. Zo regelde hij bijvoorbeeld onzichtbare inkt. Dat was niets nieuws. Onzichtbare inkt – een vloeistof die pas zichtbaar wordt als hij wordt geactiveerd met warmte, zuur of licht – werd al eeuwen toegepast. In de 18e eeuw was het gebruik van onzichtbare inkt een heel gewone praktijk als de correspondentie staatsgeheimen of andere gevoelige informatie bevatte.
Brieven in het Britse leger kregen vaak een onopvallende, maar herkenbare letter in een hoek, waaraan de ontvanger kon zien of het schrift geactiveerd moest worden met ‘A’ (acid: zuur) of ‘F’ (fire: warmte).
Onderhand was de methode echter zo gewoon dat iedereen wist wat de letter in de hoek betekende, waardoor niemand de inkt meer gebruikte. Maar Washington zorgde ervoor dat de spionnen een nieuw soort inkt kregen. Het recept van deze ‘witte inkt’ was strikt geheim, evenals de formule van de vloeistof waarmee het schrift zichtbaar werd.
Uit moderne analyses blijkt echter dat het belangrijkste ingrediënt van de inkt looizuur was en dat de tekst zichtbaar werd met ijzersulfaat. Maar omdat het recept strikt geheim en vrij ingewikkeld was, werd de truc nooit onthuld en fungeerde de onzichtbare inkt als een onkraakbare code waarmee spionnen veilig konden communiceren.

De Culperkring gebruikte een codeboek vol namen en plaatsen met nummers van 1 t/m 763.
De spionnen schreven de geheime informatie tussen de regels van boekhoudboeken of op losse vellen die ze in boeken staken. Sommigen legden een vel wit papier – met onzichtbare tekst – in een stapel onbeschreven vellen. Een teken op de achterkant gaf aan welk vel met vloeistof behandeld moest worden om de tekst leesbaar te maken.
Bovendien gebruikten de spionnen een code die Tallmadge had ontwikkeld met behulp van een woordenboek. Tallmadge maakte een lijst met alle woorden die de kring naar verwachting nodig had. Vervolgens voegde hij namen en plaatsnamen toe en nummerde hij deze van 1 tot 763. Tallmadge gaf zichzelf het nummer 721, terwijl Woodhull 722 en Townsend 723 was. Washington kreeg nummer 711.

Op 21 september 1776, na ruim een maand als spion, werd Nathan Hale terechtgesteld door de Britten.
Terechtgestelde spion werd Amerikaanse held
George Washington kwam er al snel achter dat zijn spionnen niet zonder gedegen voorbereiding naar Engeland gestuurd konden worden. Een van zijn eerste spionnen werd na tien dagen opgepakt, maar eindigde als martelaar.
Toen een officier namens generaal George Washington op 12 augustus 1776 een groep geschikte kandidaten zocht om spion te worden, drukten de meeste mensen hun snor. Slechts één man, de 21-jarige Nathan Hale, meldde zich vrijwillig aan. Voordat hij zich in 1775 aansloot bij het Continentale Leger, was Hale onderwijzer.
Korte tijd daarna werd hij naar de Britse linies gestuurd onder het mom dat hij een baan als leraar zocht. Na slechts tien dagen in het veld werd Hale op 21 september gevangengenomen. De volgende dag werd hij opgehangen. Hale wordt vanwege zijn moed en opofferingsgezindheid beschouwd als een van de grootste helden van de revolutie.
Lange keten beveiligt communicatie
De hele oorlog door stroomde informatie over de sterke en zwakke punten van de Britse troepen, hun voorraden, grote en kleine troepenbewegingen en andere nuttige observaties van het Britse gebied naar het hoofdkwartier van de Amerikanen.
De geheime informatie vond zijn weg naar generaal Washington op een opmerkelijk regelmatige en stabiele manier. Geschiedkundigen die het geheim van de veilige inlichtingen onderzochten, hebben ontdekt dat een groot deel van het succes te danken was aan de werkwijzen van de Culperkring.
De informatieroute naar generaal Washington was namelijk even betrouwbaar als omslachtig. Een agent die een bericht had onderschept, zoals de handelaar Townsend, gaf het door aan een andere agent, bijvoorbeeld Roe. Die overdracht kon op verschillende manieren plaatsvinden. Een daarvan was dat Townsend de papieren op een bepaalde plaats op een veld bij de kroeg van Roe legde.

Meerdere ontmoetingsplaatsen van de Culperkring zijn te bezoeken.
Roe las de informatie en voegde er eventueel zijn eigen observaties aan toe, waarna hij het bericht doorgaf. Uiteindelijk bereikte de boodschap Connecticut, hetzij over land, hetzij per boot over de Long Island Sound. Tallmadge, die daar zijn hoofdkwartier had, ontving de berichten en analyseerde hun inhoud voordat hij rapporteerde aan Washingtons kamp.
Het werken met vele schakels voorkwam ernstige fouten en zorgde ervoor dat de agenten minder snel in een Britse val terechtkwamen. Het voordeel van deze werkwijze was bovendien dat de informatie veel sneller zijn doel bereikte met een keten van Amerikaanse spionnen dan wanneer één agent voortdurend heen en weer moest reizen tussen de observatieplaats en de ontvanger.

De schrijver van het Amerikaanse volkslied deed inspiratie op toen hij het bombardement van Fort McHenry meemaakte.
Volkslied ontstond tijdens bombardement
In 1814 werd het Amerikaanse Fort McHenry gebombardeerd door de Britten, wat aanleiding gaf tot het Amerikaanse volkslied. De vraag is echter of de schrijver daar zelf wel bij aanwezig was.
Het Amerikaanse volkslied ontstond toen de schrijver Francis Scott Key de Amerikaanse vlag ontwaarde in een van de donkerste uren van de jonge natie. In het lied bezingt Key the star-spangled banner, die bij dageraad aan de horizon boven het belegerde fort verrees als een bewijs dat de Amerikanen nog steeds standhielden.
Volgens sommige geschiedkundigen was Key echter in geen velden of wegen te bekennen toen Fort McHenry werd gebombardeerd en is het verhaal uit de duim gezogen. Maar dat klopt ook weer niet. Tijdens het bombardement van Fort McHenry, waar het lied over gaat, bevond de schrijver zich niet – zoals wel wordt beweerd – ver weg op een Brits schip.
Key, die advocaat was, was wel degelijk bij de aanval toen die plaatsvond, en hij had zelfs een Amerikaanse gevangene vrij proberen te krijgen. Vóór de aanval ging Key aan boord van zijn eigen boot, en op een tekening van een Amerikaanse officier ligt die boot vlak bij het Britse eskadron, dus Key had goed zicht op de gebeurtenissen.
Bij het ochtendgloren was het stil op het fort, en Key vreesde even dat de Amerikanen zich hadden overgegeven, wat de jonge natie fataal zou zijn geworden. Maar bij het zien van de vlag kreeg hij hernieuwde hoop op een Amerikaanse overwinning.
Britten ruiken onraad
De spionageoperaties verliepen echter niet altijd even soepel. In de zomer van 1779 kregen de Britten het gevoel dat iemand hen in de gaten hield. Ze begonnen daarom regelmatig post te doorzoeken die New York in en uit ging. Een koerier van de Culperkring werd daar zo zenuwachtig van dat hij wel twee keer nadacht voordat hij brieven van Townsend naar generaal Washington doorstuurde.
In de Long Island Sound hielden namelijk piraten huis die met toestemming van de Britten elke boot doorzochten die ze verdacht vonden. In november was de situatie zo gespannen dat zelfs de anders zo onbevangen Caleb Brewster het te kwaad kreeg.
‘De boot met berichten van C is de hele tocht over de Sound door deze rovers achternagezeten.’ Benjamin Tallmadge tegen George Washington, 1 november 1779
‘De boot met berichten van C is de hele tocht over de Sound door deze rovers achternagezeten (...). Als deze criminele praktijken niet ophouden, wil C niet langer risico’s lopen en zal 725 (Brewster, red.) geen berichten meer willen ophalen,’ schreef Tallmadge in een brief van 1 november 1779 bezorgd aan generaal Washington.
De spionnen liepen deze keer echter niet tegen de lamp. En al snel stond de kring voor de eerste grote uitdaging. De dreiging kwam nu niet van de loop van een Britse musket, maar van de bankbiljettenpers. De kolonisten gebruikten Brits geld om inkopen te doen, maar ze drukten ook hun eigen bankbiljetten, ‘continentals’ geheten. Met die biljetten, die ze in Philadelphia drukten, betaalden de Amerikanen de oorlog.
In tegenstelling tot het Britse geld werden deze biljetten niet gedekt door goud of zilver. De waarde van het geld berustte daarom alleen op het vertrouwen van de koper en verkoper. Om dat vertrouwen in het geld een slag toe te brengen en zo de economie van de kolonisten te ondermijnen, begonnen de Britten valse continentals te drukken. Want wanneer er meer geld in omloop kwam, zou de waarde daarvan dalen en de economie stilvallen.

Dankzij de vele inlichtingen van zijn spionnen kon generaal Washington de Britten vaak aanvallen waar ze het het minst verwachtten.
De Amerikanen probeerden de valsemunterij te voorkomen door het geld op heel dik papier af te drukken. In november 1779 ving Townsend echter geruchten op dat de Britten in Philadelphia een aantal pakken van dit speciale papier ontvreemd hadden. Op 27 november 1779 kwamen Townsends inlichtingen bij Washington aan. Daarmee kon hij tijdig het Congres waarschuwen en de kolonisten attenderen op de vervalste bankbiljetten voordat de waarde van het Amerikaanse geld zou kelderen. Kort daarna staakten de Britten deze praktijken.
Washington had met de hulp van de Culperkring deze vorm van sabotage nog niet afgewend of een nieuwe ramp bedreigde de naar vrijheid snakkende kolonisten. In februari 1778 sloten Amerikaanse diplomaten in Parijs een verdrag met Frankrijk. Daarin beloofden de partijen elkaar vriendschap en goede handelsbetrekkingen. De Fransen verplichtten zich bovendien tot militaire hulp aan de opstandige kolonisten en zegden toe een leger naar de koloniën te sturen.

In de Onafhankelijkheidsoorlog gebruikten de Amerikanen eenvoudige ‘handgranaten’. Ze waren vooral effectief op zee, waar ze op een vijandelijk schip werden gegooid voor het enteren.
Washington gebruikt een list
Voor Frankrijk was de Amerikaanse vrijheidsstrijd een welkome gelegenheid om de Britse aartsrivalen een lesje te leren en tegelijkertijd aan een nieuwe handelspartner te komen. Voor de kolonisten was de hulp van Frankrijk van groot belang, want alleen daarmee kon het Continentale Leger de mannen en de militaire uitrusting leveren die nodig waren om de strijd tegen de koloniale heersers voort te zetten. In juni 1780 kwam de hulp eindelijk op gang.
Een vloot Franse schepen stak de Atlantische Oceaan over en zou dan aanleggen in Newport, Rhode Island. Washington was er echter niet gerust op. Hij vreesde dat de Britten wisten dat de schepen onderweg waren. En in dat geval zouden ze zeker proberen te voorkomen dat de schepen zouden aanmeren, of de soldaten aanvallen voordat ze een bruggenhoofd hadden kunnen opzetten, vreesde Washington. In beide gevallen zou het resultaat een ramp zijn voor de Amerikanen, die nauwelijks nog stand konden houden.
Zodra de Fransen op 10 juli het anker hadden uitgegooid bij Rhode Island waarschuwde Washington Tallmadge, die daardoor kon uitzoeken wat de Britten wisten en wat ze van plan waren. Tallmadge ontving Washingtons brief op 14 juli en stuurde meteen zijn spionnen en koeriers met de informatie op pad.
‘De bijlage vereist dat u vandaag vertrekt. Verspil geen enkel uur, want deze dag mag niet verloren gaan. Het nieuws is van zo’n belang als ons land misschien nog nooit heeft meegemaakt.’ Agent Robert Townsend in een brief aan generaal Washington, 18 juli 1780.
In allerijl legde Austin Roe de 88 kilometer naar New York af om Townsend te pakken te krijgen, die inmiddels in de gaten had dat de Britten een aanval op de Fransen aan het plannen waren. Na vier dagen schreef Townsend zijn verslag met de onzichtbare inkt tussen de regels van een bestelling.
Bij deze bestelling voegde hij een notitie waarin hij zich verontschuldigde dat de goederen niet geleverd waren en beloofde dat ze zouden worden verzonden zodra ze op voorraad waren. Roe snelde daarop naar Woodhull, die de brief aan Brewster gaf. Die roeide het bericht dezelfde avond het water over met een briefje dat het een spoedkwestie betrof.
‘De bijlage vereist dat u vandaag vertrekt. Verspil geen enkel uur, want deze dag mag niet verloren gaan. Het nieuws is van zo’n belang als ons land misschien nog nooit heeft meegemaakt,’ luidde de begeleidende brief, die in de middag van 21 juli Washingtons hoofdkwartier bereikte.
Washington wist dat hij met geen mogelijkheid kon voorkomen dat de Britse troepen zich op de pas gearriveerde Fransen zouden storten. Hij wist ook dat ze er waarschijnlijk achter waren gekomen dat zijn spionnen hun plannen hadden ontdekt. De generaal besloot daarom hoog spel te spelen. Als hij de Britten wist wijs te maken dat hij hun aanval op de Fransen kon gebruiken om zelf New York te bezetten, zou hij een vernietigende aanval op de belangrijke bondgenoten kunnen voorkomen.

De belegering van Yorktown draaide uit op een afgang voor de Britten, vooral dankzij Washingtons spionnen.
Met de hulp van zijn naaste adviseurs bedacht Washington snel een plan. Ook schreef hij brieven met de boodschap dat hij New York met een grote troepenmacht zou aanvallen. Deze aanval zou plaatsvinden zodra de Britse troepen zo ver weg waren dat het garnizoen in New York ze niet meer kon terugroepen, loog Washington.
De documenten verstuurde George Washington per koerier, die ook te horen kreeg waar en wanneer hij ze moest afleveren. Een paar uur later bezorgde de koerier het pakket bij de Britten met het verhaal dat hij het langs de weg had gevonden, en dat het waarschijnlijk uit de zadeltas was gevallen van een ruiter die in volle galop op zijn paard reed.
De Britten slikten het verhaal voor zoete koek en maakten het pakket snel open. Deze plannen kwamen duidelijk van hogerhand. De ontvangers van het pakket overlegden daarom met hun meerderen, die besloten om de troepenmacht die al op weg was naar Newport, naar New York terug te halen. Tijdens de lange zomerdagen die volgden, wachtten ze vergeefs op de aanvallen van de Amerikanen. Intussen gingen de Fransen aan land zonder op enig verzet te stuiten.

George Washington had codenummer 711 in de Culperkring.
Hiervan zijn we zeker:
Culperkring hielp Amerika aan zelfstandigheid
De Culperkring voorzag Washington van onschatbare informatie.
De spionnen waren overtuigend en trouw.
De kring was effectief en reageerde sneller dan afzonderlijke agenten.
De agenten waren flexibel en konden verschillende rollen vervullen.
De Culperkring leed maar weinig verliezen.
Washington zou de identiteit van de spionnen nooit te weten komen.
Verrader wordt gesnapt
De Britten lieten zich daardoor echter niet uit het veld slaan – ze bedachten een nieuw plan. Nu hun troepen stevig in New York zaten, zouden ze de controle uitbreiden naar Hudson Valley, de vallei langs de rivier ten noorden van New York. Met het terrein langs de rivier in handen konden de Britse troepen hun aanwezigheid in het gebied rond de strategisch en economisch zo belangrijke havenstad uitbreiden. Ze wachtten alleen nog hun kans af – en dat gold ook voor generaal Benedict Arnold, een held van de Amerikaanse revolutie.
Arnold diende het Continentale Leger sinds het begin van de oorlog vol overgave. In 1777 raakte hij echter zwaargewond aan zijn been en kon hij het slagveld niet meer op. In plaats daarvan werd hij bevelhebber in de stad Philadelphia. Maar Arnold had dure gewoonten, en omdat het geld niet aan de bomen groeit, stak hij zich in de schulden. Er werd veel geroddeld over zijn kwistigheid – en over zijn schoonvader, die nauwe banden met de Britten had.
De eens zo gevierde generaal vond het vernederend dat er zo over hem gekletst werd. Hij stelde vast dat de Amerikanen hem niet genoeg waardeerden en besloot om mensen te zoeken die hem op prijs stelden – en ernaar betaalden.

Generaal Benedict Arnold was een vertrouweling van Washington, maar hield toch het meest van geld.
Via zijn schoonouders kwam Arnold in contact met de Britse majoor John André, met wie hij in zee ging. Arnold zou opperbevelhebber worden van het fort West Point, circa 90 kilometer ten noorden van Manhattan. En te zijner tijd – als de Britse troepen langs de Hudson trokken – zou Benedict Arnold het fort aan de Britten overdragen.
Het fort was precies wat de Britse troepen nodig hadden. Op de plaats waar het fort lag, maakt de Hudson namelijk een scherpe bocht, waardoor de commandant van het fort al het verkeer van en naar New York zou kunnen volgen. Als de Britten dit fort in handen zouden krijgen, was de oorlog gewonnen. Arnold zag al voor zich hoe de Britten hem zouden overladen met geld en eer.
In het begin ging alles volgens plan. Arnold werd op 3 augustus 1780 daadwerkelijk aangesteld als opperbevelhebber en begon de aankomst van de Britten onmiddellijk voor te bereiden. In september hoefde Arnold het alleen nog maar eens te worden met John André over de manier waarop de overname door de Britten tot in detail geregeld kon worden.

Al meer dan 200 jaar proberen historici de identiteit van Agent 355 te achterhalen, tot nu toe vergeefs.
Dit willen we nog weten:
Agent 355 blijft een mysterie
Wie Agent 355 was, houdt geschiedkundigen al bezig sinds de activiteiten van de Culperkring bekend zijn geworden. Ze weten alleen zeker dat Agent 355 met de spionagekring in contact kwam via agent Abraham Woodhull, die haar als ‘een kennis’ beschreef. Woodhull karakteriseerde Agent 355 als een slimme vrouw die ‘ons allemaal in haar broekzak steekt’.
Mogelijk is 355 de buurvrouw van Woodhull, Anna Strong. Ze stond erom bekend dat ze de agenten hielp door haar wasgoed te gebruiken als signaalvlag van de spionagekring. Er zijn geschiedkundigen die zich afvragen of Agent 355 wel een bepaalde persoon was; volgens hen was het nummer eerder een aanduiding voor vrouwelijke informanten in het algemeen.
De meesten denken echter dat Agent 355 wel degelijk iemand was: een vrouw uit een welgestelde familie die in New York City woonde. Waarschijnlijk had ze ook contacten met hooggeplaatste Britse officieren – mogelijk omdat haar familie sympathie koesterde voor de Britse zaak. Agent 355 werd vermoedelijk aangehouden na de ontmaskering van de verrader Benedict Arnold en stierf op enig moment na 1780 – volgens geruchten aan boord van het gevangenenschip HMS Jersey.
Maar dat is vrijwel uitgesloten, want vrouwen zaten hun straf niet op schepen uit. De dood van Agent 355 blijft dus een even groot mysterie als haar leven.
Spionnen worden bijna gesnapt
Na twee mislukte afspraken ontmoetten ze elkaar in oktober. Om geen aandacht te trekken deed John André zich tijdens de reis voor als de koopman John Anderson. Op de terugweg – die recht over het grondgebied van de Amerikanen liep – werd André echter aangehouden en gefouilleerd door enkele soldaten.
Zo vonden ze Arnolds brieven en iets wat verdacht veel leek op een plattegrond van een fort. Dit alles zat verstopt in de sokken van deze man die John Anderson zei te heten. De soldaten stuurden de papieren meteen naar Washingtons hoofdkwartier, maar de spionnen van de generaal zaten er al bovenop. Een kroeg in New York, die eigendom was van de boekdrukker en Culperspion James Rivington, speelde een grote rol voor het verloop van het verhaal.
Er kwamen hooggeplaatste Britten over de vloer. Tot de klandizie behoorde ook André, en spionnen stuurden al een tijdje informatie naar Tallmadge, inclusief notities over de koopman John Anderson, die Arnold ruim baan wilde geven. Pas toen Tallmadge hoorde van de gevangene John Anderson, begreep hij hoe de vork in de steel zat.

John André was het Britse hoofd spionage in de Amerikaanse koloniën. Nadat het verraad van Benedict Arnold aan het licht was gekomen, werd hij opgehangen.
Tallmadge trad meteen op en liet John André naar het legerkamp bij New York brengen. Generaal Arnold, de medesamenzweerder van John André, zag de bui al hangen en wist te ontkomen met een Britse boot.
De Britten benoemden Arnold tot brigadegeneraal en hij bracht de rest van de oorlog door met het vechten tegen zijn landgenoten. John André verging het veel slechter. Na verschillende mislukte pogingen om hem te ruilen tegen de verrader Benedict Arnold werd John André opgehangen. Daarna pakten de Britten – zich inmiddels bewust van de omvang van de spionage – een aantal agenten op.
‘Verschillende van onze dierbare vrienden zijn gevangengenomen, vooral iemand die zeer nuttig is geweest voor deze correspondentie,’ schreef Woodhull op 12 november aan Tallmadge. Volgens geschiedkundigen doelt Woodhull op Agent 355, die op dit moment uit de geschiedenis verdwijnt, mogelijk omdat ze in gevangenschap stierf.
‘Washington heeft ons nooit bestreden. Hij heeft ons bespioneerd.’ De Britse majoor George Beckwith na de Onafhankelijkheidsoorlog
Vóór het eind van de oorlog vierden de spionnen nog een triomf. In 1781 kreeg James Rivington het codeboek van de Britse marine te pakken. Dit was vooral voor de Franse bondgenoten handig tijdens het beleg van Yorktown in Virginia. Dit eindigde op 19 oktober 1781 met de overgave van de Britse troepen. De nederlaag was het begin van het einde voor de Britten, die hun strijd tegen de kolonisten kort daarna staakten.
Washington reed op 25 november 1783 op zijn paard triomfantelijk New York binnen. En als erkenning voor zijn verdiensten in de spionagewereld mocht Benjamin Tallmadge aan zijn zij rijden. Bij de Britten was er geen spoortje twijfel meer over het belang van spionage.
Zo merkte majoor George Beckwith bitter op: ‘Washington heeft ons nooit bestreden. Hij heeft ons bespioneerd.’