1. Tape verraadde inbrekers
Toen vijf mannen in juni 1972 inbraken in het Watergate-complex in Washington D.C., waar de Democratische Partij huisde, om er afluisterapparatuur te verbergen, plakten ze de sloten af met tape om de deuren open te houden.
Nachtwaker Frank Mills zag de tape en volgde het spoor naar de parkeergarage.
Daar werden ze opgepakt.
2. FBI-hoofd voerde de pers
Het Watergateschandaal, zoals de pers de zaak al snel noemde, was een sensatie.
Het verhaal werd nog sappiger doordat een klokkenluider met de codenaam Deep Throat voortdurend de theorie van de journalisten bevestigde dat het Witte Huis er iets mee te maken had.
33 jaar lang was de identiteit van Deep Throat een raadsel, maar in 2005 maakte hij zichzelf bekend als ex-FBI-onderdirecteur Mark Felt.
3. Adviseur getuigde tegen president
Nixons juridische adviseur John Dean was een loyale medewerker van de president en had zijn best gedaan om Watergate onder de pet te houden.
Maar op 30 april 1973 ontsloeg Nixon Dean, en nog geen twee maanden later was de voormalige adviseur kroongetuige tijdens de eerste hoorzittingen over de inbraak.
Uiteindelijk beschuldigde Dean president Nixon en diens staf van ‘criminele activiteiten’.

Anderhalf jaar zat Dean in een getuigen-beschermings-programma
4. Journalisten beten zich vast in de zaak
Wat op papier een eenvoudige inbraak leek, maakte uiteindelijk van de Washington Post-verslaggevers Bob Woodward en Carl Bernstein de bekendste journalisten van de VS.
Twee jaar lang zocht het duo naar een link tussen de inbraak en de regering-Nixon. De bewindslieden ontkenden alles wat de journalisten schreven, maar het graafwerk van de twee kostte Richard Nixon uiteindelijk zijn politieke carrière en het presidentschap.
5. Poging tot ontslag liep mis
Tijdens de hoorzittingen meldden getuigen dat Nixon in het geheim zijn gesprekken in het Witte Huis had opgenomen.
De onafhankelijke aanklager die het onderzoek leidde, Archibald Cox, verzocht Nixon om de opnamen.
Uit wanhoop droeg de president in oktober 1973 zijn minister van justitie op Cox te ontslaan, maar dat werkte averechts, want de minister trad uit protest af.
6. Bandopname was doodsteek
President Nixon weigerde lange tijd zijn geluidsopnamen af te staan. Pas in juli 1974, na een jaar van juridisch getouwtrek, verplichtte het Hooggerechtshof hem ertoe.
Twee weken later trad hij af als president van de Verenigde Staten.
Later bleek uit de in het geheim gemaakte opnamen dat Nixon zes dagen na de inbraak in het Watergatecomplex zijn stafchef Bob Haldeman had opgedragen om het onderzoek van de FBI naar de zaak de nek om te draaien. Of Nixon persoonlijk bij de inbraak was betrokken, is nooit opgehelderd.