Slavin werd Washingtons voedster
De doorbraak van Chang en Eng luidde het tijdperk van de freakshow in, waar mensen met een handicap of erfelijke aandoening werden tentoongesteld.
Een van de pioniers was Phineas Taylor Barnum, een jonge, vindingrijke Amerikaanse ondernemer.
In 1834 kocht hij de oude, blinde en verlamde slavin Joice Heth, nam haar mee naar New York en presenteerde haar als het 161 jaar oude kindermeisje van George Washington.
Joice Heth speelde haar rol met verve. Ze zong slaapliedjes en vertelde ellenlange verhalen over ‘haar lieve kleine George’.
Heth was een groot succes, en toen ze in 1836 overleed moest Barnum iets nieuws zoeken. In 1841 stichtte hij daarom Barnum’s American Museum, het eerste ‘dime museum’ (1 dime = 10 cent).
Hier kon de werkende klasse zich vermaken met bijvoorbeeld opgezette piranha’s, misvormde embryo’s op sterk water en levende mismaakten.
Barnum liet ’s nachts de lichtbundel van een vuurtorenlamp op en neer gaan over Broadway om de aandacht op het museum te vestigen, overdag konden de gasten een tochtje maken in de luchtballon die opsteeg vanaf de tuin die op het dak van het museum was aangelegd.
LEES MEER: HISTORIA heeft de beroemdste freaks op een rij gezet
Verzinsels waren miljoenen waard
Barnum fantaseerde er flink op los bij zijn marketing. Zo verklaarde hij rustig dat het abnormaal behaarde meisje Krao Darwin’s missing link was, het stadium tussen aap en mens.
Op het affiche stond dat ze tien mannen had gedood voordat ze in Afrika gevangen werd genomen.
In werkelijkheid kwam Krao uit Laos, waar haar moeder aan het hof van de koning werkte.
De harige ‘hondjongen’ Jo-Jo had ook niet in het wild geleefd in de wouden van Midden-Rusland, zoals Barnum overal rondbazuinde.
Hij was geboren als Fedor Jeftichew en opgegroeid in een Frans circus. Jo-Jo had de erfelijke ziekte hypertrichose, die haargroei in het hele gezicht veroorzaakt.
Zelf zei Barnum toen zijn bedrog werd ontdekt, dat hij de mensen niet wilde beetnemen, maar vermaken.
En dat deed hij. Het publiek stroomde toe en Barnum werd de eerste miljonair in de amusementsindustrie.
Het succes bleef niet onopgemerkt. Al snel concurreerden musea, theaters, pretparken en rondreizende circussen in Amerika en Europa om de meest groteske mismaakten op het programma:
Siamese tweelingen, vrouwen met baarden, dwergen en reuzen, pinguïnmeisjes en zeehondjongens streden om de gunst van het publiek.
De stad der mismaakten
Enkelen werden in het circus mishandeld, zoals de Engelse Joseph Merrick, de olifantman. Maar voor veel mismaakten werd het circus een vrijplaats, waar ze gelijkgestemden konden ontmoeten.
Sommigen werden vrienden, anderen rivalen en meer dan eens bloeide er een liefde op. Er toerden hele gezinnen met erfelijke ziekten rond, zoals het ‘kreeftengezin’ Stiles, waarvan alle leden genetisch misvormde ledematen hadden.
Buiten het seizoen trokken de Stiles’ en andere freakshowsterren naar de stad Gibsonton in Florida, die soepele regels hanteerde voor circusmensen.
Zo was het toegestaan olifanten te houden, beren te dresseren in het plantsoen en circuswagens op straat te parkeren.
In Gibsonton bloeide een ware ‘freaksamenleving’ op. Toeristen konden het restaurant Giants Place bezoeken van de reus Al en zijn vrouw-zonder-benen Jeanie.
Fruit was te koop bij de Siamese tweelingzusjes. In het café zat het aapmeisje te kletsen met Driebenige Frank en het postkantoor had als enige in het land een balie in dwergenformaat.
Freaks werden werkloos
In 1908 poneerde het blad Scientific American de stelling dat het inhumaan en barbaars was om mensen met een handicap of ziekte tentoon te stellen.
De decennia erop begonnen kranten en tijdschriften over de oorzaken van de misvormingen te schrijven.
De mystiek verdween en de publieke opinie keerde zich tegen de traditionele freakshows en ‘dime circussen’.
In de jaren 1950 was hun populariteit zo ver gedaald dat ze hun deuren moesten sluiten.
Deze tendens naar menselijkheid had paradoxaal genoeg fatale gevolgen voor veel ‘freaks’, die de keus hadden tussen nieuw werk zoeken, een uitkering aanvragen of opname in een inrichting.