In de ban van de tulpenbol
1637: De Nederlanden hebben een monopolie op de specerijenhandel. De inwoners worden er stinkend rijk van, maar van geld heb je nooit genoeg. De eerste financiële zeepbel uit de geschiedenis tekent zich af.
Het zijn gouden tijden in de Republiek. Naar verluidt kunnen zelfs arme wevers een paard-en-wagen kopen om door het land te trekken en te feesten als graven en baronnen. Zij hebben, net als veel landgenoten, fortuin gemaakt met de bitcoin van de 17e eeuw: de tulpenbol.
Sinds eind 1636 is de prijs van tulpenbollen geëxplodeerd. De Nederlanders kopen en verkopen ze koortsachtig, en telkens als een bol van eigenaar verandert, is hij op wonderbaarlijke wijze meer waard geworden. In februari kun je voor een mandje tulpenbollen een grachtenpand in Amsterdam krijgen.
Het lijkt erop dat de prijzen altijd zullen blijven stijgen, en steeds meer mensen laten zich meeslepen in de tulpengekte.
Op 6 februari 1637 organiseert de waard van de taverne De Menniste Bruyloft in Amsterdam een tulpenbollenveiling. De gasten, die van heinde en verre zijn gekomen, lurken zenuwachtig aan hun kleipijp. Onder hen is de kuiper Andries de Busscher uit Haarlem, die een mandje bollen te koop heeft.
In de overvolle zaal doet de 29-jarige Joost van Cuyck uit Amsterdam het winnende bod: hij heeft 1100 gulden over voor de tulpenbollen. De overdracht moet de volgende dag plaatsvinden, maar dan gaat het fout. Joost weigert te betalen. Naar verluidt is de prijs op andere veilingen iets gedaald, en hij weet niet meer zeker of hij er niet op verliest.
De Busscher is woest, maar hij kan niets doen. In het hele land proberen mensen hun bollen te verkopen om de winst te incasseren. Maar kopers zijn er niet te vinden. De tulpenbollenmanie is voorbij, fortuinen zijn in rook opgegaan en de wevers moeten weer achter het weefgetouw kruipen om aan de kost te komen.
Isaac Newton is zijn geld kwijt
1720: De Britse handelsmaatschappij South Sea Company heeft het monopolie op de handel met de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika. Het bedrijf wordt gesteund door de staat, en de aandelenkoers rijst de pan uit.
In het dagelijks leven is Isaac Newton wetenschapper, en in die hoedanigheid ontdekte hij de zwaartekracht. In zijn vrije tijd speculeert hij op de beurs.
Op 13 juli 1720 tekent hij een volmacht die zijn notaris toestemming geeft om een bundel aandelen van de handelsmaatschappij South Sea Company te kopen. Dat bedrijf heeft het monopolie op de Britse handel in Zuid-Amerika. Het alleenrecht is echter niets waard als na een oorlog met Spanje alle handel is stilgevallen.
Toch is de koers van het bedrijf gedurende de jaren 1710 flink gestegen. Dat komt vooral doordat het in het geheim zijn eigen aandelen heeft opgekocht om andere beleggers te lokken.
‘Ik kan de bewegingen van een lichaam meten, maar niet de menselijke domheid.’ Isaac Newton
Newton heeft goede ervaringen met de South Sea Company. Eerder dat jaar stak hij bijna de helft van zijn vermogen in aandelen. Hij verkocht die echter na een paar maanden, toen de koers een flinke sprong had gemaakt.
De wetenschapper is een doorgewinterde belegger, die weet dat een sterke koersstijging vaak gevolgd wordt door een stevige daling. Maar deze aandelen blijven maar stijgen, en in de zomer wint de hebzucht het van het gezonde verstand: Isaac Newton investeert weer.
In augustus doorbreekt de koers de magische grens van 1000 pond. Daardoor verkopen sommige aandeelhouders. Het gevolg is een lichte koersdaling, die tot paniek leidt op de beurs. Plotseling wil iedereen verkopen. De koers keldert, en de South Sea Bubble barst. Duizenden beleggers raken al hun geld kwijt, en in het jaar erna stijgt het zelfmoordcijfer in Londen met 40 procent.
Zelf verliest Newton 20.000 pond, meer dan 2 miljoen pond naar huidige maatstaven. Hij spreekt de beroemde woorden:
‘Ik kan de bewegingen van een lichaam meten, maar niet de menselijke domheid.’
Schotse econoom ruïneert Frankrijk
1720: Het verarmde Frankrijk heeft een expert in de arm genomen om er weer bovenop te komen. De Schotse econoom John Law gelooft heilig in de beurs. Zelfs boerenpummels worden miljonair, maar dan barst de bubbel.
De Franse minister van Financiën John Law vreest voor zijn leven als hij door de straten van Parijs rent – op de hielen gezeten door een woedende menigte. Zijn pruik zit scheef en zijn met goud afgezette kleren zijn gescheurd. De kalender geeft 28 december 1720 aan. Nog een half jaar geleden droegen de Parijzenaren Law op handen – nu kunnen ze zijn bloed wel drinken.
Vier jaar eerder werd de veelbelovende Schotse econoom door de regeringsleider, de hertog van Orléans, naar Frankrijk gehaald. De overleden Lodewijk XIV had een lege schatkist achtergelaten. Law moest Frankrijk weer rijk maken.
Kort na aankomst zette de Schot de eerste rijksbank op, de Banque Générale, en in 1717 richtte hij een handelsmaatschappij op die het monopolie kreeg op handel en belastinginning in de Franse koloniën in West-Indië en Noord-Amerika.
Het alleenrecht legt de maatschappij geen windeieren, en in 1719 heeft het bedrijf een marktwaarde van ruim 30 keer de Franse staatsbegroting. Iedereen kan een graantje meepikken door in Laws maatschappij te investeren, en in de straten van Parijs krioelt het van de nieuwe rijken uit de onderklasse die in zijde gekleed gaan en behangen zijn met sieraden.
Maar eind 1720 gaat het mis. De aandelenprijzen zijn zo hoog dat beleggers beginnen te verkopen, waarop de koers keldert. De Parijzenaren raken in paniek. Wanhopige speculanten proberen vergeefs hun aandelen in te wisselen voor papiergeld bij de Banque Générale. Meer dan 50 mensen worden voor het hoofdkantoor vertrapt.
John Law weet aan de woedende menigte te ontkomen. In vrouwenkleren ontvlucht hij de stad. Negen jaar later blaast het financiële genie zijn laatste adem uit in Venetië – eenzaam en berooid.
Spoorkoning raakt wassen beeld kwijt
1847: Na de ingebruikname van de eerste Engelse spoorlijn in 1825 worden er tal van nieuwe spoorwegmaatschappijen opgericht die beloven rails te leggen. Particuliere geldschieters staan in de rij, en de koersen exploderen.
De 23-jarige Britse koningin Victoria stapt – ietwat ongemakkelijk – in de koninklijke trein die haar naar Paddington Station in Londen moet brengen. Het is de eerste keer dat een monarch het nieuwe vervoermiddel gebruikt, en na de reis op 13 juni 1842 zijn de vorstin én het Britse volk ervan overtuigd dat de trein de toekomst heeft.
De jaren daarna wordt er volop geïnvesteerd in talloze nieuwe spoorwegmaatschappijen. En niemand profiteert daar meer van dan George Hudson. De zakenman bezit ruim 1600 kilometer spoorlijn en wil nog veel meer bouwen. Hij wordt dan ook de Spoorwegkoning genoemd.
Hudson schuwt geen middel om zijn aandelen aan de man te brengen. Hij manipuleert de koers met voorkennis en betaalt de pers om de waarde van zijn maatschappijen aan te dikken. In de jaren 1840 heeft het Britse parlement 272 nieuwe spoorlijnen goedgekeurd, maar de meeste komen niet verder dan de tekentafel.
In 1847 ontspoort het beursavontuur wanneer kranten als The Times en The Economist onthullen dat veel spoorwegprojecten gebakken lucht zijn.
Als de spoorwegzeepbel barst, zijn duizenden mensen blut. En natuurlijk is de Spoorwegkoning nu de gebeten hond. George Hudson wordt veroordeeld tot het terugbetalen van een kleine 1 miljoen pond (ruim 90 miljoen euro nu) aan de investeerders. Zijn wassen beeld wordt uit Madame Tussauds gehaald, en als hij in 1871 sterft, laat de gewezen miljonair een bedrag van 200 pond na.
Overwinning leidt tot Duitse crisis
1873: Duitsland heeft Frankrijk verslagen en torenhoge herstelbetalingen opgelegd. Dat geld brengt economische voorspoed in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije.
Gewoontegetrouw houdt de 33-jarige zakenman Stefan Keglević de koersen scherp in de gaten als de beurs van Wenen op vrijdag 9 mei 1873 opent. Sinds hij zijn plaats in het Hongaarse parlement zes jaar eerder afstond, is hij actief op de beurs. Tot nu toe gaat het hem voor de wind, en hij is een vermogend man geworden.
Van de herstelbetalingen van 5 miljard frank die aan de Fransen zijn opgelegd na de Duitse overwinning in de oorlog worden spoorlijnen, havens, fabrieken en stoomschepen gebouwd. De investeringen stuwen de aandelenkoersen op. Veel bedrijven bestaan echter alleen uit beloften, en na een paar jaar beginnen de beleggers zich af te vragen of het zo wel verder kan.
Na de twijfel komt de paniek. Op 9 mei worden Stefan Keglević en de vele andere Duitse beleggers keihard met de neus op de feiten gedrukt: de beurs stort in, en de aandelen zijn niets meer waard. Overal in het Duitse keizerrijk en Oostenrijk sluiten banken hun deuren, en de crisis leidt tot een domino-effect dat voelbaar is tot in de VS, waar meer dan 100 banken omvallen.
Als het stof van ‘Zwarte Vrijdag’ is neergedaald, staat Keglević diep in het krijt bij zijn vrouw, zijn kinderen en meerdere machtige familieleden.
Oplichterij leidt tot fietsavontuur
1898: De fiets is in opkomst, en de Britten willen op die trein springen. Ze hebben niets geleerd van de spoorwegbubbel 50 jaar eerder en staan in de rij om geld te steken in de vinding. De koersen stijgen en stijgen, en na twee jaar barst de fietszeepbel.
De industrieel Ernest Terah Hooley kan zijn ogen niet geloven als hij op 25 april 1896 de aandelenkoers van zijn nieuwe bedrijf Dunlop Pneumatic Tyre Company checkt. Na een paar maanden op de beurs is de waarde met meer dan 1000 procent gestegen!
Voor de charmante Hooley is het succes niet uit de lucht komen vallen. Hij zag al vroeg geld in het nieuwe volksvervoermiddel en heeft veel geld gestoken in reclame voor zijn bedrijf.
Het nieuws over de koersstijgingen gaat als een lopend vuurtje door Groot-Brittannië, en de rijken van het land willen de boot niet missen. Hoewel de krant Financial Times al in 1896 waarschuwde dat ‘fietskoersen even opgeblazen waren als fietsbanden’, storten de beleggers zich als haaien op de fiets.
Na twee jaar bezit Hooley 16 fabrieken in de fietsindustrie, en het geld blijft binnenstromen. In de opgesmukte boekhoudingen is alleen winst te zien, en niemand krijgt te horen dat de vraag ver achterblijft. Andere fietsfabrikanten gebruiken dezelfde trucs.
Pas eind 1898 is het uit met de pret. De opgeklopte waarde van de fietsbedrijven komt aan het licht, en in de paniek ploffen de aandelenkoersen in elkaar. De investeerders verliezen samen omgerekend 600 miljoen euro, en Ernest Terah Hooley wordt veroordeeld wegens fraude.
Beurskrach leidt tot wereldwijde crisis
1929: De Amerikanen hebben een nieuwe religie: het geloof dat iedereen rijk kan worden op de beurs. Directeuren, arbeiders en huishoudsters – iedereen koopt aandelen. Op ‘Zwarte Donderdag’, 24 oktober 1929, zakken de koersen in, want iedereen wil verkopen en niemand kopen.
Een maand na de beurskrach gaat George Cutler de hoofdingang van het Beaver-gebouw bij Wall Street binnen. De wanhoop is af te lezen van zijn gezicht, want de 65-jarige Cutler is alles kwijt.
Net als miljoenen andere Amerikanen heeft Cutler aandelen gekocht – eerst met zijn spaargeld, en later nam hij een hypotheek op zijn winkel aan Greenwich Street op Manhattan om meer te kunnen investeren.
Cutler neemt de lift naar de zevende etage voor een bespreking met zijn advocaat Grant C. Fox, die hem toch uit deze puinhoop moet kunnen halen. Maar Fox is nergens te bekennen, en de winkelier ziet geen andere uitweg dan zelfmoord.
Hij loopt naar een raam met uitzicht op de financiële wijk van New York, doet het open en klimt op de richel. Een advocaat ziet Cutler en probeert hem naar binnen te sleuren. Maar hij grijpt alleen de kraag van diens jas, en de winkelier stort naar beneden. Een paar seconden later valt hij op een autodak.
De gebarsten aandelenbubbel in New York leidt tot een wereldwijde economische teruggang, en alleen al in de VS raken 15 miljoen mensen werkloos.