Niets minder dan de bouwstenen van de beschaving – die vond de archeoloog Kathleen Kenyon toen ze in de jaren 1950 de ruïnes van het oude Jericho doorzocht.
Ze was naar de westoever van de Jordaan gekomen om de stad te onderzoeken die in het Oude Testament wordt genoemd en waar de universiteit van Londen een warme belangstelling voor had.
Zes jaar graven bracht echter meer aan het licht dan de fundamenten van een Bijbelse stad: onder de grond lag een sensatie, die nog ouder was dan de Schrift.
Kathleen Kenyon vond bakstenen uit circa 8000 v.Chr. De steentijdmens had op dat moment het bestaan als jagerverzamelaar nog maar net opgegeven en de landbouw stond nog in de kinderschoenen.
Ook aardewerken kruiken waren nog niet bekend Maar toch waren ze op het idee gekomen om langwerpige klonten van klei te maken.
Na droging werden die opgestapeld en vormden ze muren die in staat waren een dak te dragen.
Dankzij deze bakstenen kon Jericho uitgroeien van een paar hutjes tot een echte stad.
De inwoners van het Midden-Oosten hadden een architectonische prestatie van formaat geleverd, waar de hele mensheid profijt van had.

Op 5000 jaar oude schilderingen zijn Egyptische steenmakers en metselaars afgebeeld.
Eerste dorpen met klei gebouwd
De uitvinding van de baksteen was een grote sprong voorwaarts voor de mensen van de steentijd. Toen het bouwmateriaal in het Midden-Oosten in gebruik genomen werd, bleken bakstenen muren veel beter te zijn dan de lemen exemplaren van de eerste huizen.
Bovendien waren bakstenen makkelijk te vervoeren. De bouwplaats hoefde niet meer vlak bij de plek te liggen waar de klei uit de grond werd gehaald. En dankzij het productieproces werden de huizen een stuk steviger.
De oudste typen bakstenen worden adobe genoemd en werden gemaakt door kleigrond nat te maken en met de handen te vormen.
De stenen kregen ongeveer de vorm van een brood. Dan werden ze onder de warme zon te drogen gelegd, waarna er muren van gemetseld konden worden met vochtige klei als cement.
Later ontwikkelden de bouwers een nieuw type adobe, dat platter was. Zo werden bakstenen gelijkvormiger – hoewel ze nog steeds met timmermansoog werden gemaakt – en was er minder cement nodig om de ruimte tussen de bakstenen op te vullen.
Met gedroogde kleistenen kon de mens eerst dorpen en later steden bouwen.
Het product werd in de loop der eeuwen flink verbeterd, maar tot op de dag van vandaag, 10.000 jaar later, zijn de huidige varianten van de oorspronkelijke bakstenen nog steeds het meest gebruikte bouwmateriaal ter wereld.
Beschaving krijgt vorm
De steentijdmens experimenteerde ook met het in massa produceren van de uitvinding. Het resultaat was een rechthoekige mal van hout, die rond 5000 v.Chr. in het Midden-Oosten in gebruik kwam.
De steenmaker kneedde water en klei tot een dikke brij, waaraan hij stro toevoegde als bindmiddel. De ervaring had geleerd dat de lange vezels van stro de adobe duurzamer maakten.
Het uiteindelijke mengsel bevatte soms nog maar 30 procent klei, dat in de houten mal werd geperst, waarna de steenmaker het oppervlak gladstreek met een stuk hout.
Dan kon hij de vorm weg tillen, en dan hoefde de adobe alleen nog te drogen voor hij klaar was voor gebruik.
De introductie van een mal was een enorme vooruitgang, waardoor bakstenen geheel gelijkvormig werden en bovendien makkelijker te maken waren.
Maar het vervaardigen van de houten mal zelf moet een flinke klus zijn geweest, want dat ging met primitieve werktuigen van hout.
Gebakken steen was een voorwaarde voor de ziggoerats van de Soemeriërs en Babyloniërs.
Vanuit het Midden-Oosten verspreidde de kennis van adobe zich naar Egypte, waar de stenen werden gebruikt voor alle andere gebouwen dan de grote tempels en de paleizen van de farao.
Langs de Nijl zijn de oudst bekende mallen gevonden, en op muurschilderingen is te zien hoe steenmakers en metselaars te werk gingen. Volgens de Bijbel waren sommigen van hen joodse slaven.
Het Oude Testament vertelt dat de farao woedend werd toen Mozes hem verzocht zijn volk vrij te laten.
‘Jullie mogen het volk geen stro meer geven om stenen te maken,’ beval de farao zijn opzichters. ‘Voortaan moeten ze zelf stro gaan zoeken. Maar eis wel evenveel stenen van hen als altijd.’
Uiteindelijk vluchtten de joden naar het Midden-Oosten, waar anderen het volgende hoofdstuk van de geschiedenis van de baksteen aan het schrijven waren.

Bakstenen weg naar de goden
Ziggoerats waren de hoogste bouwwerken van Mesopotamië. De Griekse schrijver Herodotus vertelde dat er op de top een tempel stond. De ziggoerat van Babylon was de grootste.
70 meter torende het bouwwerk boven Babylon uit.
Slechts 10 procent van de stenen waren bakstenen. Die vormden de buitenlaag, die de zongedroogde kleistenen beschermde.
36 miljoen bakstenen vormden de trappiramide: de ziggoerat.
7200 mandagen kostte het om de bakstenen te maken. De productie van de adobe voor de ziggoerat duurde meer dan 60 jaar.
1500 arbeiders werkten aan het gebouw, onder wie 87 steenmakers, 1090 metselaars en 404 assistenten.
Kleisteen komt in de mode
Vandaag de dag zijn nog de ruïnes te zien van enorme tempels in Syrië, Irak en Iran. De oudste daarvan dateren uit omstreeks 4500 v.Chr.
De eerste bouwmeesters waren de Soemeriërs, die in Mesopotamië tussen de Eufraat en de Tigris leefden en ook het spijkerschrift ontwikkelden. Het Soemerische rijk verdween na 2500 jaar, maar de Babyloniërs en andere beschavingen bleven de zogeheten ziggoerats bouwen.
Een ziggoerat bestond uit bakstenen die een kunstmatige heuvel vormden. Op de top stond een heiligdom voor de plaatselijke god. Anders dan de Egyptenaren hakten de Soemeriërs geen steenblokken uit voor hun grootste gebouwen.
Het vormen van de eerste baksteen van een gebouw was een plechtige gebeurtenis, waarbij de koning tijdens een bijzondere ceremonie als steenmaker optrad.
‘De koning goot gewijd water in de mal,’ staat in een bewaard gebleven tekst te lezen. Onder in de mal legde hij een stempel, die heilige symbolen op de steen zou achterlaten.
‘Hij smeerde er honing, boter en room over, waarna hij amber en het sap van veel verschillende bomen toevoegde aan het mengsel.’
De muzikanten speelden en het publiek juichte als de koning behoedzaam op de mal sloeg en de voltooide baksteen tevoorschijn kwam. De eerste steen heette asada: de onoverwinnelijke.
Dan werd de steen gebakken. De Soemeriërs hadden ovens met een hoge temperatuur, die de klei hard maakten, waardoor de baksteen bestand werd tegen weer en wind.
Het was een bouwmateriaal dat een koning waardig was, maar er was ook een koning nodig om de productie te organiseren, want het steenbakken vergde specialisten – en de schatkist en natuurlijke bronnen van een groot rijk.





1. Klei uitgegraven
Een Romeinse baksteenfabriek stond vaak dicht bij een laag kleigrond, zodat het belangrijkste bestanddeel voor het oprapen lag. De klei werd opgegraven en gezuiverd.
2. Het kleimengsel is klaar
De steenmakers gooiden de klei in een kuil en voegden er water en zand aan toe, waardoor er een dikke brij ontstond. Het zand maakte de klei sterk en zorgde er ook voor dat de bakstenen niet noemenswaardig krompen. Er werd ook wel kalk toegevoegd om de stenen geel of wit te maken.
3. Stenen gevormd
De kleimassa ging in een rechthoekige houten mal, die was ingesmeerd met olie, zodat de klei niet bleef plakken. De bovenkant werd gladgestreken om de steen recht te maken.
4. Te drogen gelegd
De vochtige stenen werden twee tot vier weken te drogen gelegd in de mal. Zo hardde de klei genoeg uit om de stenen in de oven op te kunnen stapelen. De Romeinen maakten altijd vierkante stenen van een standaard-formaat. Pas op de bouwplaats werden ze gebroken en kregen ze hun langwerpige vorm.
5. Bakken
De gedroogde stenen werden in een gemetselde oven opgestapeld. Onderin was een brandstofkamer die steeds met hout of steenkool werd gevuld. Luchtkanalen brachten de hitte naar de oven.
- De bovenkant werd afgesloten met een dikke laag aarde en puin.
- Het bakken duurde 8 tot 15 uur.
- De stenen vereisten een constante temperatuur van 900 à 1150 °C.
Gebakken klei houdt water tegen
Gebakken steen was een voorwaarde voor de indrukwekkende ziggoerats van de Soemeriërs en later de Babyloniërs. Aan de binnenkant hadden deze gebouwen een laag zongedroogde adobe, die makkelijk en goedkoop te maken was, maar wel afgebroken werd door water.
En water was er volop in Mesopotamië, want de Eufraat en de Tigris traden regelmatig buiten hun oevers, waardoor grote stukken land onderliepen en hele dorpen werden weggespoeld.
Toch bleven de ziggoerats duizenden jaren staan, want op de adobe zat een laag bakstenen, die bestand was tegen het rivierwater. Ook het cement moest zo dicht zijn dat het water niet in het poreuze binnenste doordrong.
Daarvoor werd bitumen gebruikt, dat uit de olie komt die ruim voorhanden is in de regio.
De productie van baksteen was een demonstratie van macht, die alleen in een goed georganiseerde samenleving mogelijk was.
Voor het bakken was een constante temperatuur van tussen de 900 en 1150 °C nodig gedurende 8 tot 15 uur.
Als de bakstenen te veel hitte kregen, ontstond er een glasachtige massa, en als ze te weinig kregen, werden ze broos en vielen ze zo uit elkaar.
Steenmakers vervaardigden grote hoeveelheden bakstenen en verhieven de productie tot een kunst.
Toen ze het glazuren hadden ontdekt, konden ze muren bouwen met kleurrijke patronen en fraaie afbeeldingen van koningen en veldslagen.
Met de hand gemaakte stenen konden reliëfs bevatten met motieven die uit de muur leken te springen.
De innovatie ging door tot de grote beschavingen van Mesopotamië begonnen te verdwijnen.
Vanaf de 6e eeuw v.Chr. kwamen de nieuwe ideeën van de noordelijke oever van de Middellandse Zee. En vooral de Romeinen werden ware baksteenkunstenaars.
In Noord-Europa kwam er vrijwel van de ene dag op de andere een eind aan het gebruik van baksteen.
Baksteen komt naar Rome
De oude Grieken bakten geen stenen. In hun droge land namen ze genoegen met de verouderde adobe, die ze beschermden met een buitenlaag van leem en kalk.
Maar de Grieken begonnen in de loop der jaren wel de daken van hun belangrijkste gebouwen te bedekken met gebakken dakpannen.
Volgens sommige historici waren die daken er de reden van dat de Grieken hun klassieke tempels van marmer bouwden, want adobe was niet sterk genoeg om de daken te dragen.
Daarom moesten de muren van sterke materialen gemaakt worden. In plaats van stenen te bakken, hakten de Grieken grote blokken van steen uit. Dat was een stuk makkelijker in hun rotsige land.
Het beroemde Panthenon in Athene bestaat uit marmer dat de bouwheren slechts 15 kilometer verderop haalden.
De Romeinen volgden het voorbeeld van de Grieken: ook hun meest gebruikte bouwmaterialen waren eeuwenlang gedroogde klei, marmer en een vroege betonsoort.
De architect en ingenieur Marcus Vitruvius Pollio schreef tussen 30 en 20 v.Chr. de oudst bekende bouwhandleiding, en in de 10 delen noemt hij baksteen maar een paar keer.
Ook latere schrijvers maakten er niet veel woorden aan vuil, dus als je de bronnen mag geloven, bouwden de Romeinen nauwelijks met baksteen. Maar de archeologie vertelt een heel ander verhaal.
Al in de tijd van Vitruvius verschenen de eerste bakstenen op de bouwplaatsen in Rome zelf, en 100 jaar later werden ze overal gebruikt en vormden ze een essentieel onderdeel van de architectuur.

De eerste steen van de kathedraal van Roskilde werd rond 1175 gelegd.
Inspiratie kwam van Franse kathedralen
Deense pelgrims die de Notre-Dame in Parijs hadden gezien, gaven hun indrukken door aan een Deense architect.
Na de Vikingtijd was Roskilde de belangrijkste stad van Denemarken: de koning verbleef er vaak en er zetelde een bisschop.
Er werden meerdere kathedralen van hout en natuursteen gebouwd voordat bisschop Absalon rond 1175 baksteen in gebruik nam.
Er zijn geen aanwijzingen dat er een Franse architect is ingehuurd. De Denen bouwden vermoedelijk een kathedraal zoals ze vonden dat die eruit hoorde te zien.
De inspiratie kwam wellicht van pelgrims die de kathedralen van Arras en Laon en de Notre-Dame van Parijs hadden gezien.
Tijdens de bouw veranderde de mode in Frankrijk echter: de romaanse bouwkunst maakte plaats voor de gotiek, met hoge zuilen en grote ramen. De Deense architect verwerkte de nieuwe stijl.
Er zijn geen schriftelijke bronnen over de bouw, maar er zijn resten van vier 13e-eeuwse steenovens gevonden. Die kunnen 2,6 miljoen stenen hebben geproduceerd.
Absalon mocht de kathedraal niet afbouwen. In 1192 moest hij het bisdom overdragen aan zijn achterneef Peder Sunesen.
Keizer is onder de indruk
De Markten van Trajanus in Rome laten duidelijk zien hoe belangrijk baksteen was rond 100 n.Chr. De bouw van het eerste winkelcentrum uit de geschiedenis werd geleid door de Grieks-Syrische hofarchitect Apollodorus van Damascus, die ook het beroemde Pantheon met zijn enorme betonnen koepel op zijn naam zou hebben staan.
De muren van de Markten van Trajanus werden uitgevoerd in de stijl opus testaceum. Ze hadden een kern van beton, dat bij de Romeinen uit vulkanische as, kalk en grind bestond, die samen een zeer sterk materiaal vormden.
Op het beton bracht Apollodorus een laag bakstenen aan. Zo ontstond er niet alleen een beschermende muur – het bouwmateriaal was ook zeer decoratief, wat een belangrijke attractie van de Markten van Trajanus was.
De bakstenen vormden halve zuilen die de strakke vlakken van de gevel braken. Ze zaten boven de ramen als elegant gevormde afdakjes om de regen en zonnestralen buiten te houden.
Alleen aan de voet en de top van de halve zuilen en rond enkele deuropeningen koos Apollodorus voor grote, uitgehouwen blokken travertijn, een kalksteen dat de Romeinen uit een groeve bij Tivoli 30 kilometer ten oosten van Rome haalden.
Als laatste bracht de architect een witte laag pleister aan, en de wanddecoraties werden benadrukt met rode verf.
Het gebouw was zo overweldigend dat het 250 jaar later nog steeds met kop en schouders boven alle andere gebouwen uitstak toen keizer Constantius II op bezoek kwam in Rome, dat niet meer de hoofdstad was.
De Markten van Trajanus met het forum, waar een enorm beeld en een tempel stonden, maakten indruk op hem: ‘Toen hij op het forum was, hield hij vol ontzag halt om het enorme complex om zich heen goed in zich op te nemen,’ aldus een geschiedschrijver uit die tijd.
‘De aanblik tart elke beschrijving en kan nooit worden geëvenaard door sterfelijke mensen,’ zei de keizer.



Flats van klei
Het dorp Shibam in Jemen is van klei gebouwd. Het bestaat uit een paar honderd flats van vijf tot negen verdiepingen, die wel de ‘eerste wolkenkrabbers aller tijden’ worden genoemd.
De oudste dateren uit de 16e eeuw en zijn uniek voor hun tijd, maar ook het bouwmateriaal is bijzonder: de huizen van Shibam zijn van adobe, zoals in de steentijd.
Om de gebouwen te stabiliseren zijn de muren het dikst op de begane grond en lopen ze taps toe. De houten vloeren rusten op balken.
Shoppen in Rome
In 113 kreeg Rome een nieuwe, overdekte marktplaats, die aan keizer Trajanus (98-117) wordt toegeschreven. De Markten van Trajanus waren van baksteen en waren 6 meter hoog. Naast kraampjes en winkels waren er ook kantoren en appartementen in het gebouw.
New York had klei te over
Mede doordat er aan de Hudson een hoop klei te vinden was, kon New York in de 20e eeuw uitgroeien tot de grootste stad ter wereld. Dankzij de klei konden de New Yorkers aan goedkoop bouwmateriaal komen. Langs de rivier kwamen baksteenfabrieken, en miljoenen bakstenen werden naar Manhattan verscheept. De stad werd met de week groter.
Industrie voorziet Rome van baksteen
Baksteen werd het dominerende bouwmateriaal in Rome. Het werd verwerkt in de muren van het Colosseum, het verving de stenen in grote aquaducten en werd onmisbaar als hittebestendig materiaal in openbare badhuizen.
De ruïnes van Ostia, de haven van de hoofdstad en de poort tot de rest van het rijk, zijn vandaag de dag baksteenrood.
Om de Romeinse honger naar baksteen te stillen, ontstond er een enorme baksteenindustrie. Uit ovens die bewaard zijn gebleven, blijkt hoe de steenmakers werkten.
De meeste ovens waren verdeeld in twee niveaus. Onderin zat de hittebron in de vorm een verbrandingskamer die van buitenaf van brandstof werd voorzien. Meestal werd hout gebruikt, maar soms steenkool.
Via luchtkanalen liep de hitte naar het bovendeel, waar de zongedroogde bakstenen lagen opgestapeld. De oven had geen dak, want de bakstenen gingen meestal via de bovenkant naar binnen en buiten.
De steenmaker dekte de oven af met een isolerende laag aarde en overgebleven kleisteen. De Romeinen maakten bakstenen van verschillende formaten, maar ze waren altijd vierkant.
Ze werden nooit zo uit de fabriek in gebouwen verwerkt: op de bouwplaats stonden altijd slaven klaar om de stenen te halveren of er driehoeken van te maken volgens de voorschriften van de architect.
Mogelijk zijn de Romeinen nooit op het idee gekomen om bakstenen kant-en-klaar te produceren, maar misschien maakte het ook niet uit – er waren toch slaven zat.
De productie van bakstenen en de constructie van bouwwerken in en rond Rome waren in handen van particuliere bedrijven, die deze tak van industrie tot bloei brachten.
Verder naar het noorden, waar het rijk de bedwongen volken beschaving probeerde bij te brengen, had het leger de leiding over de productie.
Legionairs slaan aan het metselen
In Gallië, Brittannië en de andere verre provincies bestond er geen civiele bouwbranche. Het leger droeg zorg voor alles wat de keizerlijke staat nood-zakelijk achtte om de Romeinse macht en beschaving te verspreiden onder de volken die als barbaren golden.
Vanaf 122 bouwden legionairs de 115 kilometer lange Muur van Hadrianus, een verdedigingswerk aan de grens met het huidige Schotland, waar de lastige Picten woonden. De soldaten bouwden ook de forten, wachttorens, amfitheaters en aquaducten die om de muur heen stonden.
Het bouwwerk hield de troepen in den vreemde bezig als het vrede was. Iedereen was het erover eens dat het het beste was om de legionairs iets te doen te geven, anders zouden ze hun militaire discipline uit het oog verliezen en werd het een chaos.
Het leger trad dus op als bouwmeester in grote delen van het rijk, en het werkte voornamelijk met baksteen. De troepen hadden mobiele ovens die op de bouwplaatsen werden neergezet, en de bakstenen werden voor het bakken gestempeld met het teken van het legioen.
Indrukwekkende bouwwerken als de Basilica van Constantijn in Augusta Treverorum aan de Rijn (nu Trier in Duitsland) staan er nog steeds. Maar als de troepen weer verder marcheerden, namen ze alle kennis over baksteen mee.
Vanwege onlusten trok Rome zijn troepen in 407 terug uit Brittannië, en sindsdien vielen Germaanse stammen het rijk regelmatig binnen.
In de volgende decennia bezweek het West-Romeinse Rijk stukje bij beetje. Een grootmacht was gevallen, en een architectonisch tijdperk was voorbij.

Metselaars werken nog volgens dezelfde principes als de Babyloniërs 6500 jaar geleden.
Baksteen heeft cement nodig
Toen de steentijdmensen met adobe bouwden, plakten ze de stenen met klei aan elkaar.
Maar gebakken stenen hadden cement nodig, dat beter uithardt en tegen regen kan.
Cement bestaat uit drie delen kalk en een deel klei. Dit wordt in een cementoven gemengd. Dan wordt het gebakken materiaal verpulverd en is het cement klaar.
Als het poeder met water wordt gemengd, hardt het uit en verbindt het de bakstenen.
Bouwers verdwijnen
In Italië werd ook na de val van Rome nog met bakstenen gebouwd. En de Byzantijnen in het Oost-Romeinse Rijk gebruikten het bouwmateriaal om hoogstandjes als de kathedraal Hagia Sophia neer te zetten.
Toen de steigers in 537 afgebroken werden, was de kathedraal het grootste gebouw ter wereld. Voor de koepel hadden de Byzantijnen geheel nieuwe technieken moeten ontwikkelen.
Ten noorden van de Alpen kwam er echter vrijwel van de ene dag op de andere een einde aan het gebruik van baksteen. Er stonden her en der nog resten van de Romeinse bouwkunst, maar de bevolking ontbeerde het technische inzicht om nieuwe projecten te starten.
Daarom was het niets minder dan een wonder dat het Duitse Steinbach in 827 een basiliek van baksteen kreeg.
De man achter de kerk was een ambtenaar van de koning die vermoedelijk met hulp van de kerk Italiaanse handwerkslieden inhuurde, die de Alpen overstaken om een handje te helpen.
Andere bouwheren moesten het doen met lemen muren, die makkelijk weggespoeld werden door de regen. Daarom moeten we uit kleurverschillen in de grond afleiden dat er ooit huizen stonden.
Domkerk ontketent nieuwe mode
Het duurde meer dan 500 jaar voordat er in Noord-Europa weer met duurzamere materialen werd gebouwd. In eerste instantie ging het om steen, dat uit rotsen werd gehakt of met cement bij elkaar werd gehouden.
In Engeland werden soms oude Romeinse bakstenen schoongemaakt en hergebruikt.
Toen er eindelijk weer met nieuwe bakstenen werd gebouwd, gebeurde dat op een plaats waar de Romeinen nooit waren geweest: Denemarken.
Historici hebben geen idee waarom de oude kunst juist in dit land herrees, maar de bouw van de kathedraal van Roskilde in 1175 was een mijlpaal die internationaal navolging kreeg.
Elders in Europa werden kathedralen met natuursteen gebouwd, maar voor de prestigieuze kerk van Roskilde werden 2,6 miljoen bakstenen gebakken.
Met een hoogte van 8,5 centimeter was deze ‘monnikssteen’ van een heel ander formaat dan het platte, rechthoekige model van de Romeinen.
Omdat er zo veel bakstenen nodig waren, werden ze waarschijnlijk bij de bouwplaats in een daartoe gebouwde oven gemaakt. Toch was de prijs zo hoog dat ze alleen voor zichtbare delen werden gebruikt.
De ruimte tussen de buiten- en binnenmuur is opgevuld met steen en puin. Na de bouw van de Deense kathedraal verspreidde het gebruik van baksteen zich naar de rest van Noord-Europa.
Voor grote projecten als kloosters, kerken en kastelen werden speciale baksteenfabrieken gebouwd, en met belastinggeld werden openbare gebouwen in de steden gefinancierd.
Er kwamen ook particuliere baksteenproducenten op. Het was echter een bouwmateriaal voor de rijken. De productie was zo duur dat het gewone volk het nog vele eeuwen met primitievere materialen moest doen.
Wereld bouwt nog met baksteen
Dankzij de stoommachine was baksteen vanaf de 19e eeuw geen luxeproduct meer. De technologische ontwikkeling maakte het mogelijk om de stenen in massa te produceren, waardoor de prijs daalde en iedereen zich het materiaal kon veroorloven – in Europa althans.
Huizen werden hoger en minder vatbaar voor de branden die het koken boven open vuur altijd had veroorzaakt.
Maar hoewel er nu overal ter wereld baksteen geproduceerd wordt, komen de oorspronkelijke stenen van adobe wereldwijd nog veel meer voor.
Op veel plaatsen is het klimaat zo droog dat de bewoners genoeg hebben aan zongedroogde stenen, net als in het oude Jericho.
Dit eenvoudige materiaal heeft een groot voordeel: je kunt al een huis bouwen als je toegang hebt tot kleigrond en een schop bezit.