In meerdere culturen was het een traditie om minnen te gebruiken: minnen waren heel normaal in Rome, waar welvarende families een slaaf als ‘nutrix‘ hadden, die borstvoeding gaf aan de zuigelingen van de famillie.
De Romeinen zonder min konden naar de ‘Columna Lactaria’ (melkkolom) gaan – een zuil op het ‘Forum Holitorium’, het groenteplein in Rome waar ze een min konden huren. De min moest het liefst Grieks zijn, want de Romeinen waren ervan overtuigd dat het kind een taal via de melk binnenkreeg en zo vloeiend Grieks zou leren spreken.
Kunstvoeding vervangt de minnen
Het inhuren van minnen was vooral populair in het Europa van de 18e eeuw. Hier brachten veel vrouwen hun baby’s – soms maandenlang – naar minnen om zelf te kunnen werken. Dit gebeurde vooral in Frankrijk, waar een inventarisatie in 1780 liet zien dat slechts 1000 van de 21.000 kinderen in Parijs van hun moeder de borst kreeg.
Als consequentie hiervan steeg de kindersterfte drastisch, want veel baby’s werden verwaarloosd of ondervoed door hun min. In 1769 werd een bureau opgericht om minnen op betrouwbaarheid te controleren. De minnen werden onderzocht op hun moraal, conditie en familie – en daarnaast hun borstgrootte en de vom van hun tepels.
Het beroep van min verdween aan het eind van de 19e eeuw langzaam toen er nieuwe soorten kunstvoeding op de markt kwamen.