Kolonel Thomas Monstery begint het vermoeden te krijgen dat zijn reisgenoot iets van plan is. De officier heeft gezien dat de schimmige Spanjaard een lang mes onder zijn jas verbergt.
Beide heren hadden op 3 mei 1853 de avondkoets naar Philadelphia gemist en spraken af om samen op te trekken. Terwijl de twee goedgeklede heerschappen van de voorstad Frankford naar het centrum wandelen, krijgt Monstery daar spijt van, want hij is ongewapend – afgezien van zijn elegante wandelstok.
Uit zijn ooghoek ziet Monstery het mes glinsteren. De Spanjaard heeft het stilletjes tevoorschijn gehaald en probeert de kolonel in de borst te steken.
Op het laatste moment tilt Monstery zijn linkerarm op om zijn hart te beschermen. Het mes gaat dwars door zijn bovenarm. Ondanks de pijn rukt Monstery zich los en heft hij zijn wandelstok.
De Spanjaard fluit, en vanuit een schuilplaats komen zijn twee kompanen toegesneld. Ook zij zijn met messen gewapend. Nu zit de kolonel, die bloedt als een rund, helemaal in het nauw. Maar weerloos is hij niet, want Monstery is een expert in gevechtstechnieken. Jaren later publiceert hij een boek over zelfverdediging met een wandelstok.

Thomas Monstery (geboren in 1824) was een tijdje huurling in Zuid-Amerika en schreef een boek over zelfverdediging met een wandelstok.
Door met zijn stok om zich heen te zwaaien, houdt Monstery de misdadigers op afstand tot hij zijn kans schoon ziet om met een welgemikte uithaal de pols van de eerste Spanjaard te breken. Als een plaatselijke boer nadert in zijn wagen, kiezen de moorddadige overvallers het hazenpad.
Monstery overleeft het incident – net als de wandelstok, nog jarenlang een modeaccessoire voor heren, ook al diende hij oorspronkelijk heel ergens anders voor.
Farao maakt stok felbegeerd
De wandelstok en -staf zijn ver terug te voeren. Herders hadden sinds mensenheugenis behoefte aan een werktuig om verdwaalde dieren terug te halen en de kudde voort te drijven over ruig terrein. De oude machthebbers zagen al snel de symboliek van de herdersstaf: ook zij leidden immers hun kudde naar veiligheid en geluk. Een korte, ceremoniële versie, de kromstaf, was in het oude Egypte het symbool van de farao.

De korte kromstaf was een machtssymbool dat beelden van de vruchtbaarheidsgod Osiris droegen. De dorsvlegel betekende dat de farao voor genoeg voedsel voor iedereen zorgde.
De oude Grieken en Perzen deden de Egyptenaren na, en zo kwam het idee bij de vorsten van middeleeuws Europa terecht. En wat de koning deed, namen de adel en de generaals over: al snel begonnen ook zij een versie van de staf te dragen.
De wandelstok zoals we die nu kennen, heeft zijn oorsprong echter in de 18e eeuw.
Zo’n 300 jaar geleden moesten heren te allen tijde een korte stok bij zich dragen. Overdag was dat een fraai bewerkt exemplaar van bijvoorbeeld de rubber- of palmboom. De handgreep moest versierd zijn met ornamenten en bekleed met zilver of goud.
Een stok voor ’s avonds zag er vaak eenvoudiger uit en was van donker ebbenhout.
Het gebruik van de wandelstok was aan een strenge etiquette onderworpen. Zo mocht een nette heer er nooit op leunen, maar er slechts parmantig mee zwaaien tijdens het lopen. Als een gentleman op bezoek ging bij een ambtenaar of een lid van de koninklijke familie, bleef de stok achter bij de deur, want hij kon als wapen dienen.
Een wandelstok was ook een geschikt cadeau voor een voornaam heerschap. Benjamin Franklin (1706-1790), founding father van de VS en Amerikaans ambassadeur in Frankrijk, kreeg ooit een zeer fraai exemplaar van een Franse hertogin. Na zijn dood in 1790 erfde de Amerikaanse president George Washington de stok. In Franklins testament stond:
‘Mijn mooie wandelstok van appelhout met vergulde handgreep in de vorm van een Frygische muts gaat naar een vriend van mij en van de mensheid, generaal Washington. Noem het maar de scepter die hij zonder meer verdiend heeft.’
Dandy’s imiteren edelen
In Londen werd de wandelstok rond deze tijd een onmisbaar attribuut voor de zogeheten dandy’s. Door zich netjes te kleden en met een wandelstok te lopen, probeerden modebewuste mannen uit de middenklasse zich te gedragen als edelen.
De markt voor wandelstokken groeide met het jaar en werd zo lucratief dat er in de 19e eeuw allerlei exemplaren met speciale functies gemaakt werden.

Een wandelstok met een fraaie handgreep was een waar genot voor een gentleman.
Je kon stokken met verborgen wapens krijgen, maar ook met een opbergruimte voor snuiftabak of een heupflesje. Tijdens jachtpartijen of lange dagen op de paardenrenbaan kwam een shooting stick goed van pas: met een hendel veranderde de handgreep in een zitting, zodat de gentleman een klapstoeltje had om even uit te rusten.
Wandelstokken met wapens deden het vooral goed onder officieren. Zo maakte wapenproducent Remington een stok met een klein pistooltje met één patroon in het handvat. Ook waren er exemplaren met een verborgen priem of zelfs een zwaard. Maar zoals kolonel Thomas Monstery had bewezen: een wandelstok op zich was al een geducht wapen als je hem op de juiste manier gebruikte.
De wandelstok bleef populair tot diep in de 20e eeuw, toen Charlie Chaplin op het witte doek zwaaide met zijn whangee: een simpele bamboestok met gebogen greep. Pas in de tijd tussen de wereldoorlogen verdween de wandelstok als vaste metgezel van de zichzelf respecterende gentleman.