Verkeersgeschiedenis: Van 3 km/h tot rechts rijden onder Napoleon

Eenrichtingswegen in het oude Rome, een snelheidslimiet in 17e-eeuwse Britse steden en gevaarlijke stoplichten op gas. De historie van het verkeer is lang, kronkelig en hachelijk.

Veel pogingen tot regulering van het verkeer kwamen neer op handwerk.

© Library of Congress

Reis mee met HISTORIA door de lange geschiedenis van het verkeer, waarin we steden uit de oudheid met een parkeerverbod aandoen en meemaken hoe Napoleon het rechts rijden invoerde.

Maar kijk uit! Het is op eigen verantwoordelijkheid – en je krijgt te maken met ontploffende stoplichten en ongelukken in het nachtleven.

Verkeer in de oudheid

In de oudheid krioelden de grote steden van mensen, wagens en dieren, die voor veel opstoppingen zorgden. Het was zo’n chaos dat China en het Romeinse Rijk al voor onze jaartelling eenrichtingswegen en een parkeerverbod instelden. In 45 v.Chr. verbood Caesar ossekarren en strijdwagens om nog overdag te rijden.

Stenen mijlpalen

De eerste verkeersborden waren mijlpalen, die in veel grote rijken aangaven waar en hoe ver weg de hoofdstad lag. In de middeleeuwen wezen borden op kruispunten nabijgelegen steden aan, en pas met de komst van de auto werden moderne borden noodzakelijk.

© Scanpix/AKG

Napoleon stelt rechts rijden in

Tot en met de middeleeuwen reed het verkeer links, maar in de 18e eeuw zat de koetsier op een plek op de wagen waar hij beter zicht had op de rechter rijbaan. In 1794 voerde Frankrijk rechts rijden in, en die regel verbreidde zich door Napoleons veroveringen. In Groot-Brittannië bleef men dan ook links rijden.

Eng gevaarte

Rond 1850 vond men de stoomtractor of locomobiel uit. Voor de veiligheid van mens en paard gelastte Groot-Brittannië in 1865 dat een locomobiel altijd moest worden voorafgegaan door een man met een rode vlag, en dat het voertuig moest stoppen voor paarden.

Maximaal 3 km/h

In Groot-Brittannië gold in 1861 voor ‘autonome voertuigen’ een limiet van 16 km/h. Maar de mensen waren zo bang voor de grote stoomtractoren dat de limiet werd verlaagd naar 6 km/h op het platteland en naar 3 km/h in de stad.

Stoomtractoren die 16 km/h reden boezemden angst in.

© Mary Evans

Nachtleven kreeg licht op de koets

Begin 19e eeuw bloeide de gegoede burgerij en zo ook het nachtleven. Dat kon leiden tot ongelukken als de koetsen ’s nachts door de donkere straten naar huis reden. Daarom besloten veel Britse steden de koetsen te verplichten na zonsondergang licht te voeren. In 1907 kwamen ook auto’s onder de wet te vallen.

Handbediende stoplichten

Het eerste verkeerslicht werd in 1868 ontwikkeld voor het drukke Londense verkeer en bestond uit een gaslamp met een rood en een groen licht, bediend door een politieman. Een riskante baan. Een agent raakte eens zwaar gewond toen een gaslamp ontplofte. Pas in 1920 werd het verkeerslicht automatisch.

Kentekenplaat van karton

In 1893 voerde Frankrijk als eerste land ter wereld nummerborden op auto’s in. Op deze manier kon bij ongelukken eenvoudig worden vastgesteld wie de boosdoener was. Eigenaren van auto’s moesten de borden zelf maken, en de materialen liepen uiteen van karton en leer tot koper en ijzer. In 1898 stelde de Nederlandse staat nummerborden van porselein in. 1 was het eerste nummer.

Begin 20e eeuw werden er nummerborden van met email bekleed metaal gemaakt.

© Porcelain Plates

Claxons op perslucht en uitlaatgas

In landen waar een vlaggenman niet verplicht was, moesten stoomauto's ter waarschuwing worden voorzien van ratels of bellen. De eerste claxons, sirenes en fluiten werden aangedreven door perslucht of uitlaatgas of met een zwengel bediend. Na 1945 voerden de meeste landen standaardclaxons in.

Koetsiers slaan geen acht op voetgangers

In 1868 was het verkeer zo druk dat men mechanische borden plaatste om koetsen voor voetgangers te laten stoppen. Maar de borden werden genegeerd en al snel verwijderd. In de jaren 1930 stelde Groot-Brittannië voetgangersoversteekplaatsen in, gemarkeerd door zwart-witte lantaarns. Na 1945 werden deze vervangen door zebrapaden.