Het idee dat je 10.000 stappen per dag moet zetten om gezond te blijven, komt uit het Japan van de jaren 1960.
In de aanloop naar de Olympische Spelen van Tokio in 1964 brak er een gezondheidskoorts uit in het land, en iedereen had het over lichaamsbeweging.
De arts Iwao Ohya had hier wel een mening over: hij vond dat zijn landgenoten te weinig bewogen en mopperde in 1963 tegen de ingenieur Juri Kato, die bij horlogefabrikant Yamasa werkte.
Volgens de arts zouden de Japanners aanzienlijk gezonder worden als ze gewoon meer zouden lopen.
Dat idee bleef hangen bij Kato, die meteen aan de slag ging met de ontwikkeling van een stappenteller. Die kreeg de naam Manpo-kei – ‘10.000 stappenteller’ – en kwam in 1965 op de markt onder de slagzin ’10.000 stappen per dag voor gezondheid’.
De 10.000 stappen waren niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek; Yamasa had gewoon een mooi rond getal gekozen.
Daarnaast vonden de reclamemensen dat het Japanse teken voor 10.000 (万) deed denken aan een man die loopt.
Vóór de Olympische Spelen in Tokio in 1964 verscheen de stappenteller, die de Japanners zo ver moest krijgen minimaal 10.000 stappen per dag te zetten.
Aantal stappen ging de wereld over
De campagne was een doorslaand succes. Japanners kochten massaal stappentellers en richtten allerlei wandelclubs op, waarvan de leden minimaal 10.000 stappen per dag moesten lopen.
10.000 stappen werd een algemene vuistregel, die oversloeg van Japan naar de rest van de wereld.
Inmiddels is ‘10.000 stappen’ een standaard en zijn de meeste stappentellers voorgeprogrammeerd met dit doel.
En tegenwoordig zijn wetenschappers het erover eens dat het niet eens zo’n gek aantal is. Het exacte aantal aanbevolen dagelijkse stappen hangt echter af van factoren als leeftijd en gezondheid.