Op een zomerdag in 1756 was een groep Schotse smokkelaars in een wagen vol met vaten whisky onderweg naar de havenstad North Berwick. Het was een warme dag, en eenmaal in de stad doken ze een pub in voor een biertje.
Helaas zagen ze de douanebeambten over het hoofd. Toen deze de wagen met de whiskyvaten in het oog kregen, namen ze de illegale lading direct in beslag. Om de waren veilig te stellen totdat er versterking kwam, sloegen ze de vaten op in een vertrek in een andere pub.
In de overtuiging dat de vaten veilig waren, lieten de beambten wat te eten brengen naar hun kamer. Het meisje dat het eten bracht, zag de whiskyvaten en waarschuwde de smokkelaars, die nog steeds aan het bier zaten.
De Schotten smeedden een gewaagd plan.
Snel lieten ze een lading lege vaten halen. Op aanwijzing van het meisje boorden ze vanuit de ondergelegen verdieping gaten door het plafond en tapten ze de whisky in de nieuwe vaten.
Terwijl de beambten een kamer met inmiddels lege vaten bewaakten, was de whisky al op weg naar dorstige Engelsen in het zuiden. En zo hadden de Schotse smokkelaars de Britse autoriteiten weer eens tuk.

De illegale distilleerderijen waren vaak klein en lagen afgelegen, zodat de gehate Engelse douanebeambten ze moeilijk konden vinden.
Onder de Schotten was het stoken en smokkelen van whisky een eerzaam beroep. Engelse douanebeambten bedotten en ambtenaren uit het gehate buurland te slim af zijn, was eigenlijk bijna een burgerplicht.
Vooral als het ging om de Schotse lievelingsdrank ‘uisge beatha’ – whisky, oftewel ‘levenswater’ – waren alle middelen geoorloofd.
Monniken namen de whisky mee
De herkomst van whisky is onbekend. Zowel Schotten als Ieren claimen dat ze de drank als eersten stookten. De kunst van het distilleren werd in elk geval door monniken van het vasteland naar de Britse eilanden gebracht, en dat maakt de Ierse claim aannemelijk, want daar kwamen de monniken het eerst.
Eind 15e eeuw begon de drank in Schotland aan een grote opmars. Overal schoten distilleerderijen als paddenstoelen uit de grond. Schotland was een arm gebied, waar het klimaat en de grond het uitoefenen van landbouw niet eenvoudig maakten.

Zelf stoken is eenvoudig
Whisky is heel gemakkelijk te maken; de enige ingrediënten zijn graan, water en gist.
Recept:
- Laat gerst 3 dagen in water ontkiemen tot mout.
- Stop het proces door verwarming of droging.
- Maal de mout tot meel, voeg water en gist toe.
- Na enkele dagen is de gerst gegist tot bier.
- Distilleer het bier 2-3 keer en giet het in een vat.
- Na rijping is de whisky klaar om te drinken.
De kustbewoners konden alleen maar visser worden, en het verkopen of ruilen van zelfgestookte whisky was een welkome aanvulling op de schaarse dagelijkse inkomsten.
Schotland kende een lange traditie van het smokkelen van tabak, wijn, zout en kolen, en whisky werd begin 18e eeuw toegevoegd aan het assortiment.
Dat kwam doordat in 1707 het Engelse en Schotse parlement werden samengevoegd. Dit leidde tot veel impopulaire bestuurlijke veranderingen voor de Schotten, die de nieuwe wetten zagen als een bak ellende die hun aartsvijand uit het zuiden over hen uitstortte. Het ergst was de belasting op mout, die in zowel in bier als whisky gebruikt wordt.
Deze belasting werd ingevoerd omwille van de gezondheid en om het veelvoorkomende thuisstoken tegen te gaan. De illegale whisky was immens populair – vooral omdat die sterker en goedkoper was dan de legale producten – en buitensporig drankgebruik was schering en inslag.
Grappig genoeg waren de autoriteiten al even bezorgd over het gebruik van thee, dat volgens hen kon leiden tot moreel en zedelijk verval.
Belasting werkte averechts
De belasting hield het drankgebruik niet in toom. De illegale distillatie nam juist sterk toe, net zoals de smokkel. De routes liepen van de distilleerderijen in het hoogland naar kroegen en pubs in de kuststeden, en verder naar Engeland en andere plaatsen waar vraag was naar de sterkedrank.
De autoriteiten reageerden door meer douanebeambten in te zetten. De Schotse smokkelaars zagen het echter als hun patriottische plicht om de ambtenaren om de tuin te leiden waar en wanneer ze maar konden.

De traditie om whisky op te slaan ontstond waarschijnlijk toen de smokkelaars hun waren te goed verstopten en pas jaren later weer vonden – met een veel betere smaak.
De smokkelarij werd op den duur zo gesystematiseerd, dat de douane er niets meer tegen kon doen. Er waren zelfs steden waar bv’s werden opgericht om de activiteiten te regelen.
Bemiddelde burgers financierden de productie en het transport voor een aandeel in de winst of de productie, anderen voerden het praktische werk uit.
In een dorp kon elke burger betrokken zijn, waardoor de douane de praktijken onmogelijk kon onderzoeken. In grotere plaatsen was de smokkel minder openlijk. Als de hotelbaas in Stirling geen whisky meer had, stuurde hij een begrafenisstoet naar het hoogland om de kist te laten vullen met smokkelwaar.
Elders zetten de smokkelaars valse sporen uit. Zo lieten ze knechten met haringtonnen door het onbegaanbare landschap zeulen om de douane af te leiden. De smokkelaars konden op die manier zelf rustig hun gang gaan.
Sommige douanebeambten lieten zich graag omkopen met geld of met de waren die ze moesten opsporen, en niet zelden dronken sluwe smokkelaars de corrupte beambten onder tafel om er dan stiekem vandoor te gaan.

In de jaren 1920 verdienden Schotse stokerijen goed aan smokkelkroegen in de VS.
Schotten rijk door illegale handel
In 1920 voerden de VS een totaal verbod op alcohol in. Meteen doken overal in het land illegale drankgelegenheden op. Veel smokkelwaar kwam uit Canada, maar de drank was van oorsprong Schots.
Veel Schotse stokerijen ontwikkelden merken speciaal voor de Amerikaanse markt en vervoerden hun waren legaal naar Canada, vanwaar ze hun weg vonden naar de zwarte markt in de Verenigde Staten.
De vraag naar smokkeldrank was enorm. Alleen New York had in 1925 al minstens 30.000 illegale kroegen.
Het werd pas echt problematisch als de lokale autoriteiten deelnamen aan de smokkel. Dat merkte de legendarische beambte Malcolm Gillespie, toen hij smokkelaars voor een lokale rechter bracht die zelf het brein achter de smokkel bleek te zijn. De rechter berechtte de smokkelaars heel mild en liet Gillespie voor de kosten van de rechtszaak opdraaien.
De Schotten ontwikkelden tekens om elkaar te waarschuwen als er douane in de buurt was. Werd er op een bepaalde plek was opgehangen, dan wisten de distillateurs dat er douane aankwam en konden ze de kostbare apparaten snel opbergen.
Als de distilleerderij aan het water lag, werd de hele installatie daarin gegooid om deze er later weer uit op te vissen. En soms moesten de Schotten hun vaten met smokkelwaar haastig in het moeras verstoppen, waardoor ze waarschijnlijk ontdekten dat de whisky beter werd als die een tijdje rustte.
Vaak verliep de illegale distillatie zo openlijk dat het een wonder is dat er niemand werd opgepakt. Zo huisvestte de oude klokkentoren in Dufftown jaren een illegale distilleerderij.
De kerk lag direct naast het lokale douanekantoor, maar hoewel er dagelijks honderden douanebeambten langskwamen, werd de distilleerderij nooit ontdekt – waarschijnlijk doordat een legale distilleerderij die iets verderop lag de lucht van de illegale stokerij verbloemde.
Legale fabrieken voor smokkelaars
Sommige gewiekste smokkelaars lieten hun illegale praktijken financieren door de autoriteiten. Toen er een beloning werd uitgeloofd voor het aangeven van een illegale distilleerderij, lapten velen hun eigen distilleerderij erbij om van de beloning nieuwe apparaten te kopen ter vervanging van versleten distilleergerei.
Belasting en douane hadden blijkbaar geen effect, dus kozen de autoriteiten in 1823 voor een andere tactiek. De accijns werd sterk verlaagd en het werd gemakkelijker gemaakt om een legale distilleerderij op te zetten.
Daardoor kozen veel grote smokkelaars voor een andere baan, onder wie George Smith, die The Glenlivet oprichtte in de ruige streek waar oorspronkelijk zijn illegale distilleerderij lag.
De tijd waarin de douane de grootste vijand van Schotland was en dorpskerken geheime ruimten vol met smokkelwhisky hadden, was onherroepelijk voorbij.

The Glenlivet is een van de oudste nog bestaande distilleerderijen.
Bekend whiskymerk gesticht door smokkelaars
Toen de moutbelasting verdween begon een voormalige smokkelaar een legaal bedrijf. Zijn distilleerderij bestaat nog steeds.
Diverse distilleerderijen die de Schotse nationale drank tegenwoordig stoken, stammen uit de smokkeltijd in de 18e en 19e eeuw. Een van de bekendste is The Glenlivet in Noordoost-Schotland, gesticht door George Smith.
Begin 19e eeuw bestuurde Smith een van de circa 200 clandestiene distilleerderijen die verscholen lagen in de heuvels bij de rivier de Spey. Toen in 1823 de moutbelasting werd verlaagd en het gemakkelijker werd om legaal whisky te stoken, greep George Smith zijn kans.
Als eerste in de streek mocht hij officieel een legale distilleerderij oprichten. Hij noemde het bedrijf The Glenlivet, naar dit gebied met zijn vele illegale distilleerderijen. Zijn illegale concurrenten vonden het maar niets.
Niet alleen was het een schande dat hij accepteerde dat er voor de productie van whisky een vergunning nodig was, maar hij legde ook beslag op de naam Glenlivet, die bijna synoniem was geworden met de beste whisky van heel Schotland.
Zijn concurrenten probeerden Smith met geweld op andere gedachten te brengen, maar de koppige Schot ging door en tegenwoordig is The Glenlivet een van de grootste producenten van whisky in Schotland.
The Glenlivet mag zich echter niet de oudste distilleerderij van het land noemen. Glenturret ten noorden van Edinburgh beweert in 1775 te zijn opgericht op een plek waar al sinds 1717 illegaal werd gestookt.
Volgens historische douanepapieren stamt het bedrijf echter uit 1818, en is het jonger dan Glen Garioch. In 2007 vonden Schotse historici een artikel over deze kleine distilleerderij in de Aberdeen Journal uit 1785. Glen Garioch is dus waarschijnlijk de oudste nog bestaande distilleerderij.