Christie’s Images/Bridgeman Images

Onze huizen worden continu verbouwd

HISTORIA leidt je rond, door huizen met maar één kamer en een vuurplaats én door Victoriaanse paleizen. Op den duur kregen huizen een spoeltoilet, sinaasappelbomen en een ‘hel’ in de kelder.

Onze huizen hebben ons altijd bescherming en warmte geboden. De woning begon als één kamer, waar mensen kookten, samen rond het vuur zaten en met z’n allen op de grond sliepen. Door nieuwe ideeën, toenemende welvaart en betere bouwmethoden werden de huizen groter en kregen de kamers elk hun eigen functie. En die ontwikkeling gaat maar door.

Entree/bijkeuken

Achterdeur was voor bedienden

De wachtruimte van een kasteel in de renaissance was vaak groter dan het huis van een boer.

© Heritage Images/Getty Images

In het oude Griekenland hadden de huizen van de elite een vestibule die dienstdeed als wachtkamer voor bezoekers. In het middeleeuwse Europa werd de entree nog imposanter, toen koningen en edelen in kastelen en landhuizen grote wachtruimten lieten bouwen, met kostbare wandtapijten en schilderijen aan de muren om indruk te maken op bezoekers.

Bedienden gingen echter niet door de voordeur, maar moesten de achterdeur gebruiken. Die leidde naar de bijkeuken van het landhuis, met de keuken, wasruimte en brouwerij. Vaak was de bijkeuken vanwege brandgevaar gescheiden van het hoofdgebouw.

Rond de 16e eeuw kregen adellijke paleizen een lange gang die naar de diverse vertrekken leidde en fungeerde als een moderne entree. Aan het einde was de ontvangstkamer voor de gasten. In de gang hingen portretten van voorouders, om gasten die op audiëntie kwamen in te prenten hoe belangrijk de familie van de gastheer was.

Toilet

Wc ging mee op reis

Middeleeuwse koningen hadden een mobiel toilet bij zich als ze door hun rijk reisden om hun onderdanen te bezoeken.

© Imageselect & Shutterstock

In de 11e eeuw vonden de Vikingen de garderobe uit, een ruimte in de vestingmuur. Daar bevond zich een gat met een zitting erover, waardoor de ontlasting in de gracht plonsde. De garderobe had nog een functie: bovenkleding werd boven het gat gehangen, zodat de ammoniakdampen van de urine luizen doodden en de kleding beschermden.

Middeleeuwse koningen hadden stoelen met een ingebouwde po, waardoor het toilet kon worden meegenomen op reis.

Zo goed had het gewone volk het niet voor elkaar. Tot ver in de 18e eeuw gebruikten mensen op het platteland de natuur als toilet, maar gaandeweg ging de po tot de slaapkamerinventaris behoren. In de stad werd de inhoud ’s ochtends uit het raam gegooid – voorbijgangers, opgepast! Bij huizen die te weinig po’s hadden werd er een kruis op de muren geverfd zodat bedienden er niet zouden plassen – tegen een kruis plassen was heiligschennis.

Met de komst van riolering in de 19e eeuw werden spoeltoiletten populair bij de burgerij. De lagere klasse had nog tot ver in de jaren 1960 een gemeenschappelijk gemak in de achtertuin.

Keuken

Bedienden zwoegden in ‘de hel’

Victoriaanse keukens werden ‘de hel’ genoemd, omdat het er warm en rokerig was.

© Look and Learn/Bridgeman Images

Bij de oude Grieken had de elite een aparte keuken. Die lag vaak naast de badkamer, zodat de warmte van de vuurplaats ook deze ruimte verwarmde. Dit was echter een ongebruikelijke luxe. Bij veel Europese boeren bevonden keuken, woonkamer en slaapkamer zich tot ver in de 17e eeuw in één ruimte.

In de chique huizen van Victoriaans Londen lag de keuken in de kelder, zodat de etensgeuren zich niet door het hele huis verspreidden. Vanwege de hitte en de rook van het fornuis noemden bedienden de bedompte kelderruimte ‘de hel’.

Gaandeweg kregen ook arbeiderswoningen een aparte keuken, en in de jaren 1930 was de inrichting van de keuken inmiddels een ware wetenschap: het aanrecht kreeg onderkasten met planken voor de borden en volgens wetenschappelijke berekeningen hoefde een huisvrouw tijdens het koken slechts 30 stappen te zetten.

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de koelkast en diepvries op, en sinds de komst van de afzuigkap in de jaren 1990 wordt de keuken weer bij de woon- en eetkamer getrokken.

Kelder

Oude vriezer werd hobbykamer

De kelder wordt al millennia voor o.a. het bewaren en rijpen van wijn gebruikt.

© Martin Moxter Imagebroker RM/Imageselect & Shutterstock

Ruim 4000 jaar geleden bedachten de inwoners van Mesopotamië de eerste koelkast. Door een raamloze kelder uit te graven, konden ze hun eten en drinken vers houden in een koele, donkere ruimte. Er werden graan, gezouten vis en gerookt vlees en allerlei ingemaakte producten bewaard. In warme landen was de kelder ook ideaal om groente en fruit te bewaren.

Oorspronkelijk kwam je met een houten ladder in de kelder. Met de uitvinding van bakstenen 3500 jaar geleden konden er in bijvoorbeeld Egypte en Mesopotamië hogere en stevigere huizen worden gebouwd, maar keldertrappen van bakstenen werden pas gangbaar bij de Romeinen.

Door de uitvinding van de koelkast en vriezer verdween de behoefte aan een voorraadkamer in de kelder. De ruimte kreeg nu de functie van bijkeuken, stookplaats of washok. Huidige kelders zijn vaak opgedeeld in meerdere vertrekken, die worden gebruikt als gastenkamer, feestzaal of hobbykamer.

Slaapkamer

Gezamenlijk bed was gevaarlijk

Vanaf de jaren 1950 kregen kinderen vaak hun eigen kamer, waar ze konden spelen en slapen.

© Popperfoto/Getty Images

Sinds de oudheid kon de elite zich aparte slaapkamers veroorloven, maar die luxe was zeldzaam. Bij boeren en burgers sliep iedereen in één ruimte om warm te blijven als het vuur ’s nachts uitging. Privacy bestond niet, en het gebeurde wel dat baby’s in het gedrang werden doodgedrukt.

De slaapkamer ontstond pas toen bouwmeesters in de late middeleeuwen leerden om etagewoningen met meerdere ruimten te maken. Vanaf toen sliepen kleine kinderen vaak bij hun gouvernante, maar dat was nog steeds niet zonder gevaar. in 1664 schreef de Engelse auteur John Evelyn in zijn dagboek:

‘Het heeft God behaagd mijn zoon Richard tot zich te nemen. We denken dat de gouvernante op hem is gaan liggen.’

Tot eind 19e eeuw deed de slaapkamer overdag dienst als gemeenschappelijke ruimte en ontvangstkamer voor gasten. Vrouwen bevielen in het echtelijke bed, en bij een sterfgeval werd de dode in zijn of haar mooiste kleren op het bed gelegd, zodat de rouwenden de laatste eer konden bewijzen.

Zolder

Grieken zetten het dak scheef

De schuine daken van de Grieken creëerden ruimte voor een zolder.

© Giorgio Albertini/Bridgeman Images

Vanwege de hete nachten in het Midden-Oosten zochten de mensen in de oudheid hun toevlucht op het dak. In Mesopotamië kregen de huizen ruim 3000 jaar geleden een plat dak, waar je koel onder de sterren kon slapen. Overdag werd het dak onder meer gebruikt om wasgoed te drogen.

De oude Grieken kwamen op het idee om schuine daken te bouwen, met elkaar overlappende dakpannen. Zo kon regenwater makkelijk wegstromen.

Pas in de groeiende steden van de late middeleeuwen, waar de ruimte schaarser werd, kreeg de zolder onder het schuine dak een eigen functie als opslagplaats voor bijvoorbeeld graan. Door de slechte isolatie was de zolder wel klam en vochtig, en vaak werd hij alleen in de warme maanden als droogzolder gebruikt.

Dankzij betere isolatie in de 20e eeuw – bijvoorbeeld door de ruimte tussen de dakpannen vanbinnen dicht te smeren – kon de zolder ook voor andere doeleinden worden gebruikt. Nu hebben veel huizen extra kamers op zolder, en wordt de balkenconstructie vaak in het zicht gelaten.

Woonkamer

Ontmoetingsruimte had allerlei functies

Sinds de oudheid kon de elite grote huizen betalen. De woonkamer, waar gasten werden ontvangen, was een populair vertrek. Maar pas ruim 250 jaar terug kwam het belangrijkste woonkamermeubel naar Europa.

© DEA/A. DAGLI ORTI/Getty Images & Shutterstock

Bank kwam uit het Midden-Oosten

In 1765 importeerde de Brit Nathaniel Curzon een van de eerste banken in Europa. Nu konden de gastheer en de bezoeker bij elkaar zitten in plaats van elk op zijn eigen stoel. De bank maakte de woonkamer tot wat die nu is.

DEA/A. DAGLI ORTI/Getty Images & Shutterstock

© Heritage Images/Getty Images

Feestzaal werd eetkamer

De Romeinen aten liggend, en middeleeuwse edelen zaten aan hun eigen tafel op een verhoging, uitkijkend over hun gasten. Vanaf de 17e eeuw kwam de eetkamer op, waar de gastvrouw de tafel dekte met mooi serviesgoed.

Heritage Images/Getty Images

© The Stapleton Collection/Bridgeman Images

Planten kregen eigen kamer

In de jaren 1670 ging de Franse elite sinaasappelbomen kweken in grote kassen, oranjerieën genaamd. Vanaf de 19e eeuw kregen huizen van rijke burgers buitenkamers voor exotische planten en tuinen. Zo ontstond de serre.

The Stapleton Collection/Bridgeman Images

Kantoor

Thuiswerken gaf aanzien

Eeuwenlang stonden grote, mahoniehouten bureaus centraal in het kantoor van kooplieden.

© DE AGOSTINI PICTURE LIBRARY/Getty Images & Shutterstock

Door de groeiende handel in de renaissance ontstond het kantoor aan huis. Italiaanse en Hollandse kooplieden hadden thuis een kamer met een bureau, boekenrekken en archiefkasten voor documenten. Hier voerden ze berekeningen uit met een telraam, en gaandeweg kreeg het vertrek de naam kantoor, naar het Franse woord comptoir – rekenen of tellen.

Toen in 1600 de Britse Oost-Indische Compagnie werd opgericht, verhuisde het rekenwerk naar een apart adres. Op de kantoren van de compagnie zaten rijen schrijvers aan tafels om de schepen, goederen en inkomsten te administreren. Het hoofd van het kantoor had een groter bureau van een edele houtsoort – bijvoorbeeld het exotische mahonie – die vanuit de Britse koloniën in Amerika was geïmporteerd.

Pas een eeuw later kwamen de eerste zelfstandige kantoorgebouwen op. In 1726 opende de Britse marine (Royal Navy) een administratiekantoor in Londen, en drie jaar later volgde de Britse Oost-Indische Compagnie.

MEER OVER DE GESCHIEDENIS VAN HET HUIS

Witold Rybczynski, Home: A Short History of an Idea, Penguin, 1987

Lucy Worsley, If Walls Could Talk: An Intimate History of the Home, Faber & Faber, 2012