Tot in de 19e eeuw hadden alleen gegoede burgers het woord vakantie in hun vocabulaire. De meeste gewone mensen werkten in de landbouw, waar altijd wel iets te doen was. Het vee en de gewassen hadden voortdurend aandacht nodig.
Maar toen de industrie opkwam en mensen naar de steden trokken, kregen de arbeiders vaste werktijden en werd het onderscheid tussen werk en vrije tijd scherper.
Na verloop van tijd gingen arbeiders zich organiseren in vakbonden, en tegen het einde van de 19e eeuw kregen ze eerst de zondag en later ook de zaterdag vrij. Daarna volgden meerdere vrije dagen achter elkaar en korte vakanties.