De zon is nog niet op als de dichter Melanthius uit zijn bed komt. Net als veel andere Atheners is hij altijd vroeg uit de veren om het daglicht ten volle te benutten.
Maar op deze dag is de tragediedichter extra vroeg opgestaan, want hij gaat iets doen wat het liefst geheim moet blijven: hij gaat wraak nemen.
De 50-jarige Melanthius slaat zijn chiton, die hij ’s nachts als laken gebruikt, om zich heen en roept zijn slavin Athanasia. Hij kon haar een paar maanden eerder goedkoop op de kop tikken, maar hij weet nu waarom de prijs zo laag was.
Ze zou twee jaar eerder tot slaaf zijn gemaakt tijdens een Atheense strafexpeditie naar het eiland Melos, maar toen ze bij Melanthius thuis in dienst kwam, ontdekte hij dat ze eigenlijk uit een dorpje in het noordwesten van het Griekse vasteland komt.
Daar spreken de mensen een onverstaanbaar dialect, en Melanthius snapt meestal geen woord van wat ze zegt.
Wanneer de slavin in de andron is, de herenkamer, waar Melanthius slaapt, probeert de dichter haar met gebaren duidelijk te maken dat hij iets wil eten.
Op de bovenste verdieping slaapt zijn echtgenote, maar zij mag niet wakker worden en lastige vragen gaan stellen.
Gelukkig snapt de slavin hem deze keer, en na zijn po buiten te hebben geleegd, dient ze het ontbijt op. Het bestaat uit wat brood, dat Melanthius in wijn doopt.
Even later haast hij zich het huis uit, want als Athene wakker wordt, moet zijn missie al volbracht zijn.

De vrouwelijke burgers van Athene mochten het huis alleen verlaten om bijvoorbeeld water te halen, als ze daar geen slaaf voor hadden.
Huis was gevangenis
Atheense vrouwen zaten grotendeels opgesloten in huis. Ze mochten er alleen onder begeleiding uit en woonden in een apart gedeelte.
De mannen van Athene waren als de dood dat hun echtgenote contact had met andere mannen. Omdat ze zelf vaak buitenechtelijke seks hadden, achtten ze hun vrouw tot hetzelfde in staat.
Een huwelijk was vooral bedoeld om erfgenamen voort te brengen, en er mocht geen twijfel zijn aan het vaderschap van de kinderen.
Atheense vrouwen mochten hun huis dan ook alleen uit als iemand hen in de gaten kon houden en moesten hun hoofd in het openbaar bedekken.
Om te voorkomen dat ze in contact kwamen met mannelijke gasten, werden ze meestal ondergebracht in een apart gedeelte van het huis, de gynaikon.
Dat lag achter of op de bovenste verdieping en kon soms zelfs worden afgesloten, zodat de bewoonster niet in het mannengedeelte van het huis, de andron, kon komen.



Griekse huizen hadden weinig meubels, die vaak van kamer naar kamer werden verplaatst.
Vrouw weefde de godganse dag
In het vrouwengedeelte, de gynaikon, moesten de vrouwen kleren maken en erop toezien dat de huisslaven hun taken uitvoerden.
Man zat in de herenkamer
De kamer aan de straatkant was meestal de andron, de herenkamer. Hier werden gasten ontvangen en drinkgelagen gehouden.
‘Mogen de goden hem vervloeken!’
12e uur van de nacht: 5.00-6.00 uur
Melanthius woont aan de zuidkant van het marktplein van Athene, de Agora. Maar dat is niet zijn doel wanneer hij door de straten beent.
Hij is op weg naar de wijk Scambonidae, een van de dichtstbevolkte stadsdelen. Bouwvallige huizen staan er dicht opeengepakt aan kronkelige steegjes.
Melanthius komt niet vaak in dit noordelijke deel van Athene, en al helemaal niet in het donker. Hij is bang, maar hij dwingt zichzelf aan zijn missie te denken: wraak nemen.
Het was allemaal vijf jaar eerder begonnen: de blijspeldichter Aristophanes had de tweede prijs gewonnen voor zijn komedie De vrede tijdens een van de grote festivals.
In het werk stak de schrijver de draak met Melanthius, die volgens hem talent ontbeerde en vooral belangstelling had voor eten en jonge meisjes.
De blijspeldichter had zelfs gezegd dat de oksels van Melanthius en diens broer naar geit stonken.
‘Spuug hen in het gezicht!’ riepen de acteurs in het populaire stuk.

Aristophanes schreef in de 5e eeuw 40 komedies en won diverse grote Atheense prijzen. Aristophanes nam met zijn satire onder anderen Atheense politici, grote denkers en andere dichters op de hak, zoals de tragediedichter Melanthius en de beroemde filosoof Socrates.
Sindsdien lacht iedereen Melanthius achter zijn rug uit, zelfs zijn beste vrienden. En nu is Aristophanes naar verluidt bezig met een nieuw blijspel, waarin Melanthius opnieuw belachelijk wordt gemaakt.
Daarom heeft de tragediedichter besloten een vloek af te roepen over zijn aartsvijand. Daar is een heks voor nodig, en daar is hij naar op weg.
Op een drafje loopt Melanthius langs de muren wanneer er plotseling een deur openzwaait. De dichter knalt met zijn volle gewicht tegen de houten planken en slaakt een kreet van pijn, gevolgd door gevloek en getier.
In Athene gaan alle voordeuren naar buiten open om te voorkomen dat inbrekers ze intrappen, en het is een ongeschreven regel dat bewoners hard op de binnenkant van de deur kloppen voor ze hem opendoen om voorbijgangers te waarschuwen.
Maar omdat het zo vroeg is, heeft de man die de scheldende Melanthius geschrokken aankijkt, niet aan de regel gedacht.
Maar de dichter heeft geen tijd voor ruzie en loopt door, want de heks wacht op hem.
Als hij bij haar huis is, klopt hij aan. Een oudere vrouw doet open en brengt hem naar een donkere kamer met slechts een tafel en een olielamp.

De Grieken kenden net als de Romeinen vervloekingstabletten van lood om hun vijanden te kwellen.
Ze haalt een paar dunne loden platen met inscripties tevoorschijn en kijkt Melanthius vragend aan. Hij bekijkt de standaardvervloekingen.
‘Leid ..... naar mij toe uit tomeloze verliefdheid. Laat haar niet eten, drinken slapen of lachen voor het zo ver is.’
De vloek, waarin alleen de naam nog hoeft te worden ingevuld, is duidelijk bedoeld voor een verliefde man. Maar de volgende is perfect:
‘Mogen de goden allerlei ellende uitstorten over ....: koorts, jeuk, uitdroging, rillingen, blindheid en krankzinnigheid, en laat zijn bezittingen verdwijnen,’ leest Melanthius hardop.
Dat zal Aristophanes leren.
Zeelieden zwoegen in de vroegte
1e uur van de dag: 6.00-7.00 uur
Terwijl Melanthius zijn wraak koopt, kijkt de 30-jarige Polion naar de drukte in het ontwakende Piraeus, de haven van Athene. Die ligt 6 kilometer ten zuidoosten van de stad en wordt als een buitenwijk van Athene beschouwd.
Er worden elke dag allerlei goederen uitgeladen voor de 400.000 inwoners van de stadstaat. Het belangrijkste is het graan uit de Griekse koloniën ten noorden van Pontos Euxeinos (de Zwarte Zee), want Athene is nu zo groot dat de landbouw rond de stad niet meer voldoende is.
In Piraeus ligt ook de Atheense trots: de oorlogsvloot die de stad machtiger heeft gemaakt dan ooit. Rond de haven wonen dan ook vooral zeelieden en handwerkslieden.
En die slaat Polion gade. Hij is zelf vazenschilder in Athene, maar woont in Piraeus, waar de huren veel lager zijn, en hij doet er vaak inspiratie op voor zijn ontwerpen. De haven wordt beschenen door de eerste zonnestralen, en Polion herkent een gespierde man die op weg is naar een oorlogsschip.
Het is een van de duizenden eretai, roeiers, die de ruggengraat van de vloot vormen. Zij zitten aan de meterslange spanen van de 170 Atheense triremen en stuwen die voort met hun spierkracht. Elke trireem heeft 170 roeiers.

Schepen en zilver maakten Athene groot
Het gouden tijdperk van Athene begon na een Perzische poging in 479 v.Chr. om de Griekse stadstaten te veroveren. De stad riep een bondgenootschap van staten rond de Egeïsche Zee in het leven, de Delische Bond.
In principe waren alle leden gelijkwaardig, maar in 454 v.Chr. nam Athene de schatkist over en riep het zichzelf uit tot leider.
Met het zilver uit de mijnen van Laurion bouwde Athene een grote vloot.
Nu was de stad een grootmacht, en in 431 v.Chr. brak er oorlog uit met aartsrivaal Sparta. 10 jaar later sloten de steden vrede, die in 416 v.Chr., als dit verhaal speelt, nog heerste.
Als Polion hem groet, stopt de man voor een praatje. De roeier vertelt dat hij twee dagen eerder terug is gekomen van een patrouille bij Sicilië.
Onderweg had een aantal roeiers, die in rijen boven elkaar zitten, slaande ruzie gekregen.
Dat kwam, zo legt de zeeman uit, doordat een roeier op de bovenste bank een wind had gelaten, recht in het gezicht van degene die op de bank onder hem zat.
De twee mannen gieren van het lachen, maar stoppen abrupt als er een trierarchos – kapitein van een trireem – langsloopt.
Kapiteins zijn meestal rijke burgers van Athene, die de kosten van een schip voor hun rekening nemen in ruil voor prestige. Polion en de roeier zijn niet in het bezit van het Atheense burgerschap.
Dat, en daarmee het stemrecht, is voorbehouden aan mannen die in Athene geboren zijn uit Atheense ouders. Er zijn er zo’n 30.000. De rest – vrouwen, kinderen, slaven en mensen van buiten, vallen buiten de boot.
Polion en de roeier zijn immigrant, metoikos. De ‘echte’ Atheners drijven vaak de spot met deze vreemdelingen, die geen grond mogen bezitten, maar wel het meest ondernemend zijn.
Polion neemt met een veelzeggende blik afscheid van de roeier als de kapitein met trotse pas langs hen beent. De vazenschilder moet naar zijn werk in Athene, ruim een uur gaans.

De vrouwen in het oude Athene droegen doorgaans een lange, maar vrij lichte chiton, zoals de vrouw links op de afbeelding. Bij koud weer konden ze daarnaast een himation omslaan. De vrouwen wikkelden vaak een sjaal om hun hoofd.

Anders dan de vrouwen mochten Atheense mannen hun blote benen laten zien. Ze droegen vaak een korte chiton met een riem. Bij koud weer trokken ze er een himation over aan. Op hun hoofd hadden ze vaak een breedgerande hoed, een petasos, die hen beschermde tegen zon en regen.
Munten in de mond
2e uur van de dag: 7.00-8.00 uur
Melanthius is tevreden. Voor een flink bedrag heeft de heks Aristophanes’ naam op de vloektablet gekerfd.
Binnenkort zal ze de tablet naar de oude begraafplaats brengen, vlak buiten de muren van Athene, niet ver van het Dipylon.
De vrouw heeft toegezegd de tablet te begraven in een nieuw graf voor een jong meisje. De Grieken geloven dat mensen die voortijdig zijn overleden als geesten zullen blijven ronddolen. De heks belooft het dode meisje rust als ze de tablet aan de god Hermes geeft.
Die brengt de zielen van de doden naar de onderwereld en kan het bericht doorgeven aan andere goden. Omdat zwarte magie niet breed geaccepteerd wordt, moet de heks ’s avonds naar de begraafplaats sluipen.
Nu dat erop zit, gaat Melanthius naar de Agora, het marktplein van Athene. Het is er al druk als hij aankomt.
Vanuit kraampjes verkopen de handelaren hun waren uit het hele Middellandse Zeegebied. Melanthius gaat recht op een viskraam af.
Lees ook: De 12 Griekse goden van de Olympus – waar waren ze goden van?

Grote vissen waren duur en dus een statussymbool.
De vis maakt de man
De Atheners waren dol op vis. Vis was niet alleen lekker, maar liet ook zien dat ze stedelingen waren en geen boeren, die varkens aten. Maar de ene vis was de andere niet.
In plaats van te kijken wat voor kleren iemand droeg, vormden de Atheners zich een oordeel aan de hand van de vis die hij at.

Armen
aten kleine visjes als sprot en ansjovis. Socrates at deze vissen omdat het hem niets kon schelen.

De middenklasse
had vaak inktvis op tafel. Die was goedkoop en paste bij veel gelegenheden.

Rijken
kochten grote vissen als tonijn. Die waren moeilijk te vangen en daarom vrij duur.

Echte fijnproevers
kozen voor paling, die als een grote delicatesse gold in Athene.
Net als alle Atheners is de dichter dol op vis. Vlees is een stuk minder geliefd. Veel stedelingen halen hun neus op voor de boeren, die van vet varkensvlees leven.
Melanthius ontdekt tot zijn grote vreugde dat de visboer paling heeft. Die komt uit Copaïs, het meer ten noorden van de stad, en is een grote delicatesse.
Maar net als Melanthius wil gaan bieden, doet de visverkoper alle palingen in een net en geeft hij dat aan een man die net iets eerder bij de kraam was.
Teleurgesteld moet Melanthius toekijken hoe hij met zijn ene hand de palingen aanpakt en met zijn andere munten uit zijn mond haalt.
Griekse kleren hebben geen zakken, en wie een geldbuidel draagt, vraagt om een beroving.
Daarom stoppen veel mensen de kleinste munten, die niet groter zijn dan een halve nagel, achter hun onderlip. Daar zitten ze goed.
Melanthius moppert, maar er is niets aan te doen. De paling is uitverkocht. Hij verlaat de viskraam onverrichter zake en steekt de Agora over naar een afgesloten gebied.
Achter de muren bevindt zich de belangrijkste rechtbank van Athene, de Heliaia. Over een klein uur moet hij een rechtszaak bijwonen.

Athene lag rondom de grote tafelberg Akropolis (1), waar het beroemde Parthenon stond, de tempel voor de beschermgodin Athena. Nabij de Akropolis lag het grote marktplein (2), de Agora, waar ook enkele belangrijke democratische instellingen waren ondergebracht. Even ten zuiden van de agora woonde Melanthios (3). De vazenschilder Polion werkte in de wijk Ceramicus (4) ten noorden van de markt.






Agora was het roddelplein
Om de laatste nieuwtjes te horen, gingen de Atheners naar het marktplein, de Agora. Daar was de grootste rechtbank, maar ook het bouleuterion, waar raadsleden de burgers over nieuwe maatregelen informeerden. Op de markt vertelden de vele buitenlandse kooplieden de nieuwste roddels.
Zuilenhallen boden schaduw
De Agora had een aantal stoa’s: overdekte zuilengangen. ’s Zomers vonden de bezoekers er schaduw, ’s winters een schuilplaats voor de regen.
Alles was te koop op de Agora
De Agora in Athene was vooral een marktplein, waar wijn, groente, vis en zelfs boeken verhandeld werden. Uit opgravingen blijkt dat er ook bronzen en marmeren beeldjes werden gemaakt en verkocht.
Vergaderplek van raadsleden
De Raad van 500, de Boulè, zetelde in het bouleuterion. De leden van deze vergadering, die wetsvoorstellen behandelde, werden door middel van loting voor één jaar gekozen. De aanwezige leden aten in het naastgelegen ronde gebouw, de Tholos.
Processieroute
Eens in de vier jaar vonden de Panathenaeën plaats en liepen de burgers in processie van de Dipylon-poort naar de Akropolis om de godin Athena in het nieuw te steken.
Rechtbank voor kleine misdaden
Naast de Agora lag de rechtbank Heliaia. Die was bedoeld voor kleine vergrijpen waar geen ambtenaren bij betrokken waren.
Een meesterwerk ontstaat
3e uur van de dag: 8.00-9.00 uur
Na een wandeling van 6 kilometer op blote voeten komt Plion aan in zijn pottenbakkerswerkplaats in Athene.
Het rotsachtige landschap is niet geschikt voor wagens, en de Grieken wandelen dan ook veel. Net als Polion doen de meesten dat het liefst blootsvoets.
De vazenschilder heeft zijn eigen werkplaats in de Ceramicus, een wijk die zijn naam dankt aan de vele pottenbakkers.
Er worden volop rijk versierde vazen geproduceerd, die onder meer naar Egypte, Spanje en de Krim worden geëxporteerd.
Polion is slechts een van de circa 100 vazenschilders met in totaal 500 medewerkers, die jaarlijks zo’n 50.000 vazen produceren.
Vandaag gaat Polion een krater maken: een vaas waarin wijn en water worden gemengd. De Grieken beschouwen het als barbaars om onverdunde wijn te drinken.
Polion weet al wat hij gaat schilderen: een scène uit de Panathenaeën, een religieus feest dat eens in de vier jaar wordt gevierd in Athene.
De Atheners lopen dan in processie naar de Akropolis om het beeld van Athena, de beschermgodin van de stad in het Parthenon, in nieuwe kleren te steken.

Polions versierde krater heeft zijn maker al 2400 jaar overleefd en staat nu in het Metropolitan Museum of Art in New York.
Polion schildert in de roodfigurige stijl: de motieven hebben een rode kleur en de achtergrond is geheel zwart. De vazenschilder schetst eerst de omtrek van de figuren met houtskool.
Vervolgens smeert hij een mengsel van klei en water tussen de figuren, waar de achtergrond moet komen. Het bijzondere mengsel zal tijdens het bakken pikzwart worden, terwijl de figuren een rode kleur krijgen dankzij het ijzer in de klei.
Het voordeel van de roodfigurige stijl is dat Polion met een paardenhaar veel details kan aanbrengen in de motieven. Wanneer de vazenschilder klaar is, staan er zeven kleine figuurtjes op het vat dat hij aan het maken is.
Op de ene kant heeft hij drie jonge mannen afgebeeld die op weg zijn naar het feest voor Athena. Op de andere kant staan drie saters – fabelwezens met een paardenstaart – die lier spelen en een jonge man die een aulos bespeelt: een dubbele fluit.
Polion kijkt tevreden naar het resultaat van zijn werk van vandaag. De vaas is klaar om te worden gebakken.
Jury is stokdoof
4e uur van de dag: 9.00-10.00 uur
Melanthius staat samen met een paar honderd andere mannen te wachten voor de rechtbank. Ze behoren tot de 6000 burgers die door middel van loting zijn gekozen tot de jury van dit jaar.
Alleen mannelijke burgers boven de 30 zonder strafblad komen in aanmerking. Elke dag wordt er een beperkt aantal juryleden opgeroepen om hun plicht te doen.
De juryleden krijgen echter minder dan een normaal dagloon voor hun werk, en de meesten zijn dan ook oudere, gepensioneerde mannen.
Als de rechtbank opengaat, loot de voorzitter onder de aanwezigen, zodat de juryleden willekeurig gekozen zijn en niet betaald zijn door een van de partijen.
‘De oude mannen boos maken is als in een wespennest porren. Deze mannen hebben een grote, scherpe gifangel op hun achterste, waarmee ze mensen prikken.’ Blijspeldichter Aristophanes over de jury van de Atheense rechtbank – vaak oudere mannen die weinig anders te doen hadden dan zich te vermaken met oordelen over anderen.
Melanthius is een van de 201 uitverkoren juryleden en gaat snel naar de rechtbank. Processen worden in Athene in de open lucht gevoerd.
De zaak van deze dag is aangespannen door ene Cepheus, die beweert dat hij op klaarlichte dag op de Agora is aangevallen door Conon en diens zoon.
Omdat het Atheense rechtsstelsel geen beroepsadvocaten kent, pleiten de eiser en de aangeklaagde zelf voor de rechtbank. Rechters zijn er evenmin: de 201-koppige jury velt het vonnis.
Wanneer Cepheus het woord neemt, trekt een magistraat de kurk uit een gaatje in de bodem van een kruik met water.
Uit de kruik, die op een klein platform staat, loopt nu een straaltje water in een tweede kruik. Als het water op is, is de spreektijd van Cepheus voorbij. De tegenpartij mag even lang spreken.

Om te voorkomen dat rechtszaken eindeloos duurden, gebruikten de Atheners een klepsydra, een waterklok, om te meten hoe lang de partijen bij een proces mochten spreken. De waterklok bestond uit een pot met een gat in de bodem, die voor de rechtszaak begon met water werd gevuld. Als de eerste spreker begon, werd de stop eruit getrokken en stroomde het water in een andere kruik. Als de waterstraal ophield, was de spreektijd voorbij.
Cepheus legt uit dat hij op een dag werd overvallen door Conon en diens zoon, die hem in elkaar sloegen en zijn kleren stalen. Vervolgens drukten ze hem in de modder en sprongen ze boven op hem, waarna ze hem naakt en bont en blauw geslagen achterlieten.
Volgens het slachtoffer, een soldaat in het leger, ontstond het conflict toen hij op wacht stond met de zonen van Conon. Die waren dronken en scholden hem uit, waarna ze zijn slaven in elkaar sloegen en op hen plasten.
Terwijl het slachtoffer spreekt, mompelen de oude mannen om Melanthius heen dat ze niets kunnen horen. Als hij hun probeert uit te leggen wat er gebeurt, beseft hij dat meerdere juryleden stokdoof zijn.
Hij schudt meewarig zijn hoofd en moet denken aan een andere zaak, waarbij de volksvergadering van Athene, de Ecclesia, moest stemmen over de vraag of generaal Aristides, bijgenaamd de Rechtvaardige, en anderen verbannen moesten worden.
Toen de afgevaardigden werd gevraagd de namen op te schrijven van degenen die straf moesten krijgen, kwam een analfabeet naar Aristides. De man herkende de generaal niet en vroeg hem ‘Aristides’ op te schrijven.
‘Ik ken de man niet, maar ik heb er genoeg van om hem overal ”de rechtvaardige” te horen noemen.’ Anonieme analfabeet uit het oude Athene. Geciteerd door de oud-Griekse schrijver Plutarchus
Toen de generaal vroeg wat hij tegen Aristides had, zei de man dat hij diens bijnaam niet kon uitstaan.
Melanthius grinnikt in zichzelf en probeert zich op de zaak te concentreren.
De aangeklaagde is aan het woord en beweert dat de vechtpartij ontstond omdat Conons zoon en Cepheus lid zijn van drinkclubs en in een dronken bui slaags raakten. Conon kwam toevallig voorbij en hielp natuurlijk zijn zoon.
Een paar getuigen vertellen hun kant van het verhaal, tot de tijd op is. Voor de jury is het geen moeilijke zaak.
Tijdens een geheime stemming beslist meer dan de helft dat Conons verklaring ongeloofwaardig is. Daarmee wordt de vechtersbaas tot een boete veroordeeld.
Exerceren in de hitte
6e uur van de dag: 12.00-13.00 uur
Hoewel Polion geen Atheense burger is, moet hij net als alle andere vrije mannen in het leger dienen. Als de stadstaat ten strijde trekt, moet de vazenschilder, of hij nu wil of niet, zij aan zij vechten met de mannen die vóór de oorlog hebben gestemd.
Nog maar vijf jaar geleden sloot Athene vrede met Sparta na een bloedige oorlog, dus het leger is altijd paraat.
Vandaag is het trainingsdag. Polion is rijk genoeg om de uitrusting van een hopliet te kunnen betalen. Hoplieten zijn sterke voetsoldaten met een speer, schild, helm en borstpantser.
De training vindt een eindje buiten de stad plaats, en een eenheid van de cavalerie met kersverse rekruten is al bezig.
Terwijl Polion zijn borstpantser aantrekt, dat bestaat uit een groot aantal op elkaar gelijmde lagen linnen en canvas, slaat hij de jonge cavaleristen gade.
Het zijn allemaal aristocraten, en stuk voor stuk hebben ze een veel te groot ego. Maar een van hen heeft Polion eerder ontmoet. Hij heet Xenophon.

In 416 v.Chr. was de later beroemde Xenophon nog maar een tiener. Hij kwam uit een rijke familie met een aristocratische achtergrond en was geen aanhanger van de Atheense democratie. In zijn jeugd was hij korte tijd leerling van de filosoof Socrates. In 401 v. Chr. beproefde hij met andere Griekse huursoldaten zijn geluk in Perzië, waar hij vocht voor een Perzische vorst. Hij beschreef zijn ervaringen later in zijn bekendste werk Anabasis.
De jongeman moet leren hoe je snel op je paard komt. De stijgbeugel is nog niet bekend, en de ruiters komen als een polsstokhoogspringer via hun lans op hun paard.
Xenophon rent naar zijn strijdros, steekt de punt van zijn lans in de grond en vliegt door de lucht. Maar het dier schrikt van de plotselinge beweging en stapt instinctief opzij.
Met een kreet belandt Xenophon in de bosjes.
Polion zet zijn hoplietenhelm op, zodat niemand merkt dat hij lacht, en begint aan zijn eigen training.
Iedereen is bang voor Plato
8e uur van de dag: 14.00-15.00 uur
Na de rechtszaak heeft Melanthius een lichte lunch van fruit en brood gekocht op de Agora. Hij begeeft zich nu naar de Academie, een van de drie grote gymnasia van Athene.
De Academie, genoemd naar de mythische held Academus, staat in een schaduwrijk parkje buiten de stad en is een populaire ontmoetingsplaats voor intellectuelen.
’s Morgens is het complex gereserveerd voor jongens tot 16 jaar, die er fysieke training en onderwijs krijgen, maar ’s middags wordt het opengesteld voor alle mannen die burger van Athene zijn.

In de Atheense gymnasia trainden de mannen hun lichaam. ’s Ochtends waren de gymnasia gereserveerd voor jonge mannen.
Sport en onderwijs
Alle Atheense mannen gingen dagelijks naar een gymnasium om te sporten – zelfs de wijsgeer Socrates.
Het gymnasium was een van de belangrijkste instituten van het oude Athene. Mannen sportten er om in vorm te zijn als ze het slagveld op moesten voor hun stad.
Maar ook mannen die daar de leeftijd niet voor hadden, schepten er eer in om dagelijks te trainen. Volgens de filosoof Socrates kon je geen grootse ideeën bedenken als je lichaam niet in vorm was.
‘Zelfs als je denkt, een handeling die niet op enigerlei wijze het lichaam lijkt te betreffen, weet iedereen dat fouten vaak te wijten zijn aan een slechte conditie,’ zei de wijsgeer in een rede.
Het gymnasium was niet alleen voor sport. Na de training kregen jongens onderwijs in onder meer wiskunde en poëzie, en ’s middags kwamen de grote denkers van de stad naar het complex om te discussiëren en les te geven aan eenieder die iets wilde leren.

Boksen was populair
Een bokswedstrijd trok steevast een groot publiek.

Olie in plaats van zeep
Na de training smeerden sporters zich in met geurige olie en fijn zand, dat ze met een bronzen schraper (strigilis) verwijderden.

Atleten hadden trainers
Gymnastes – trainers – gaven jongens les in verschillende takken van sport.

In de Atheense gymnasia trainden jongens hun lichaam en geest.
Als Melanthius arriveert, staat het sportveld vol mannen die poedelnaakt aan het trainen zijn. Er vinden allerlei activiteiten plaats, van boksen tot balspelen.
In de schaduw van de bomen ziet Melanthius een bekend gezicht. Het is de filosoof Socrates, die samen met anderen toekijkt hoe een jonge jongen les krijgt in worsteltechnieken.
Worstelen is een populaire sport, maar de trainer heeft geen oefenpartner van dezelfde leeftijd kunnen vinden voor de breedgeschouderde jongeman.
‘Ze zijn allemaal bang voor hem,’ zegt de trainer, Ariston, lachend. De 12-jarige jongen heet Aristocles, maar omdat hij zo’n kleerkast is, noemt Ariston hem meestal Plato: de brede.
Melanthius maakt een praatje met Socrates en de anderen over het nieuws van de dag. Het gerucht gaat dat er binnenkort een stemming is over de vraag of de vloot naar Sicilië gestuurd moet worden.
De stad Leontini heeft Athene om hulp gevraagd in de strijd tegen het sterke Syracuse. Net als de meeste anderen is Socrates tegen het voorstel.
Terwijl ze discussiëren, loopt er een andere tragediedichter langs: Sophocles. Hij is al 80, maar nog kerngezond.
De mannen lachen naar elkaar als ze zien dat hij naar Plato kijkt. Iedereen weet dat Sophocles dol is op jonge jongens.
Melanthius neemt afscheid. Die avond is hij uitgenodigd voor een drinkgelag.
Een ongewenste ontmoeting
10e uur van de dag: 17.00-18.00 uur
Melanthius is in een goede bui als hij bij het huis van zijn vriend Agathon aanklopt. Agathon kent iedereen en houdt vaak een symposion, een drinkgelag, voor zijn vrienden. Alleen mannen zijn welkom in de herenkamer.

De wijn vloeide rijkelijk tijdens de wilde drankgelagen van de Atheners. De mannen lagen te drinken, terwijl professionele fluitspelers voor hen musiceerden en dansten.
Filosofen waren zuipschuiten
De Atheense elite organiseerde symposia, die vaak uitdraaiden op een zuippartij. De grootste drinkebroers waren de filosofen.
In Athene was elk excuus om een vat wijn op te dienen gerechtvaardigd. De elite van de stad nodigde elkaar om de haverklap uit voor een symposion: een drinkgelag.
Volgens de bronnen was het doel niet om dronken te worden, maar juist om zo veel mogelijk te drinken zonder de zelfbeheersing te verliezen. Tijdens een symposion werd er druk gediscussieerd over filosofie en werden er gedichten gedeclameerd.
Volgens de dichter Eubulus ging een verstandig man naar huis na het drinken van drie kraters (vazen) wijn, anders ging het mis.
‘De vierde krater is voor slecht gedrag. De vijfde voor geschreeuw en getier. De zesde voor onbetamelijkheid en beledigingen. De zevende voor vechtpartijen. De achtste voor gesmijt met meubels. De negende voor depressie, en de tiende voor krankzinnigheid en bewusteloosheid.’
Iedereen wist dat de filosofen het het bontst maakten. In een stuk van de satiricus Lucianus is de filosoof Alcidamas dan ook de aanstichter van een massale vechtpartij die tot allerlei verwondingen leidde. Niet zelden belandden symposiongasten in de cel.
Voordat Melanthius binnenkomt, wast een slaaf ritueel zijn voeten, want het symposion is ter ere van de wijngod Dionysos. Als de dichter door de deur stapt, schrikt hij zich een hoedje: op een bank ligt zijn aartsvijand Aristophanes.
Melanthius gaat ergens anders zitten, zo ver mogelijk bij hem vandaan. Een van de gasten is de 54-jarige Aspasia, misschien wel de beroemdste vrouw van Athene.
Omdat zij geen Atheense is, is ze niet gebonden aan het verbod op het omgaan met mannen buiten de naaste familie.
Bovendien is ze hetaere geweest, professionele gezelschapsdame, en heeft ze genoeg filosofische en algemene kennis om de mannen te kunnen vermaken.
Als alle gasten er zijn, begint het symposion. Iedereen krijgt verschillende gerechten op zijn eigen tafel. Tot vreugde van Melanthius is een van die gerechten paling.
Als servet gebruiken de gasten brood, dat ze daarna op de grond gooien. Aspasia vertelt dat ze gehoord heeft dat Xanthippe, de vrouw van Socrates, na een ruzie een vat met afwaswater over de filosoof heen heeft gegooid. ‘Na donder komt regen,’ zou hij met zijn typische gevoel voor humor hebben gezegd.
Iedereen lacht, want het is algemeen bekend dat Xanthippe een opgewonden standje is. Ondertussen ruimen de slaven de tafels af en maken ze de vloer schoon, want het is tijd voor de wijn.
Na een lied voor de wijngod kiest het gezelschap gastheer Agathon als sympiarch: de leider van het symposion. Hij beslist de wijn te verdunnen met twee delen water, opdat de gasten niet toeterzat worden.
Tijdens het schenken van de wijn organiseert Agathon spelletjes. Na een tijdje volgt het hoogtepunt van de avond. Er komen twee jonge vrouwen binnen met een aulos.
Zij zijn ingehuurd en komen net als Aspasia niet uit Athene. De fluitspelers vermaken de mannen met hun muziek en dans. Vaak zijn deze vrouwen voor een klein bedrag wel te porren voor een avontuurtje.
Melanthius overweegt een van hen een aanbod te doen, maar dan ziet hij Aristophanes weer zitten.
De komediedichter zou het vast tegen hem gebruiken. Hij zucht. Vandaag dan maar niet.

Democratie was altijd in bedrijf
De Atheense democratie sliep nooit. De stad moest te allen tijde een functioneel bestuur hebben, opdat late boodschappers nooit voor een dichte deur stonden.
Dat betekende dat 17 leden van de zogeheten Raad van 500 in het raadhuis bleven als de rest ’s middags naar huis ging. Na acht uur werden ze afgelost door 17 anderen, die de laatste acht uur van de nacht de wacht hielden.
De voorzitter, die voor één dag werd gekozen, moest 24 uur lang op zijn post blijven.
Democratische organen
- De volksvergadering, Ecclesia, bestond uit alle mannelijke burgers boven de 20 jaar. Zeker 6000 van hen kwamen 40 keer per jaar bijeen om te stemmen over wetten.
- De raad van 500 – Boulè – werd voor één jaar gekozen bij loting. De raad bereidde de wetten voor waar de leden van de volksvergadering later over moesten stemmen.
- De juryrechtbank, Dikasterion, bestond uit 6000 door het lot gekozen burgers. Vóór een rechtszaak werd er door loting bepaald wie er in de jury zitting moesten nemen.
Athene gaat naar bed
Na een paar uur drinken gaat Melanthius naar huis, terwijl hij fantaseert over het effect van zijn vloek. Ook Polion is op weg naar zijn huis in Piraeus na zijn hoplietentraining.
6 kilometer later ligt hij in zijn bed. Morgen moet hij weer die afstand afleggen naar de stad waar hij al jaren werkt, maar waar hij nooit echt deel van zal kunnen uitmaken.

Vanaf 415 v.Chr. lag Athene bijna voortdurend met zijn buren in de clinch en vielen er duizenden slachtoffers.
Fatale expeditie luidt neergang van Athene in
Slechts een jaar na de bovenstaande gebeurtenissen begon de neergang van het machtige Athene.
In 415 v.Chr. stuurde de volksvergadering van de stad, aangemoedigd door jonge, onervaren politici, een vloot van meer dan 100 schepen met zo’n 7000 troepen naar Sicilië om de grootste stad van dit eiland, Syracuse, te veroveren.
Twee jaar vochten de Atheners op Sicilië, maar een grootscheeps beleg van Syracuse eindigde in een bittere nederlaag die Athene het merendeel van zijn vloot en duizenden soldaten kostte.
De vijanden van Athene roken een kans. Enkele bondgenoten van de stadstaat kwamen in opstand, en meerdere stadstaten op het vasteland sloten zich aan bij Sparta, de aartsvijand van Athene.
Kort daarop kwam er een einde aan de vrede met Sparta en laaide de Peloponnesische Oorlog weer op. Hoewel Athene zijn zeemacht weer opbouwde, werd de stad nooit meer zo sterk als voorheen.
In 405 v.Chr. vaagde Sparta de laatste Atheense vloot weg, en het jaar daarop gaf de stad zich na een langdurig Spartaans beleg over.
Daarmee waren Athenes hoogtijdagen definitief voorbij, en was 416 v.Chr. voor de overlevenden nog slechts een vage herinnering aan een voorbije tijd.