Drugs verdraaien de werkelijkheid al 7000 jaar

Van opium tot ecstasy en methadon: lees alles over de geschiedenis van verdovende middelen, van de Soemeriërs tot nu.

Niet elke drug heeft hetzelfde effect. Stoffen als opium werken verdovend. Andere stimuleren of verdraaien de werkelijkheid.

Verdovende middelen als opium en morfine waren duizenden jaren vaste prik op feesten – of verlichtten het dagelijks leven. Pas in de 20e eeuw kwam er een algemeen verbod op drugs.

Ga door 7000 jaar drugsgeschiedenis heen met de links hieronder.

Engeland smokkelde opium naar China, waar het gebruik ervan zich snel verbreidde.

©

Opium: Opwekkend en dodelijk

5000 v.Chr.

Papaver betekende feest

Het opiumgebruik begon waarschijnlijk in de Soemerische cultuur in Mesopotamië (nu Irak). Enkele wetenschappers denken zelfs dat het schriftteken voor blijdschap en feest ook naar de slaapbol verwees.

300 v.Chr

‘Vierdubbele dosis is dodelijk’

De oude Grieken gebruikten hennep, bilzekruid, alruin en opium op feesten, maar kenden ook de kracht van de stoffen.

Zo schreef de bekende arts Theophrastus (372-287 v.Chr.) in zijn grote werk Historia Plantarum:

‘Gebruik een drachme (een handvol, red.) voor een verheffende werking, het dubbele om hallucinaties te veroorzaken, drie keer zo veel voor een permanente staat van verstandsverbijstering en een vierdubbele dosis als de dood erop moet volgen.’

312 n.Chr.

Rome had drugsmonopolie

De oude Romeinen waren dol op verdovende middelen, en vooral op opium. De staat verdiende namelijk vorstelijk aan de verkoop ervan.

De Romeinse machthebbers hielden de opiumverkoop scherp onder controle, want de drug moest voor het grote publiek betaalbaar zijn.

Uit een schatting blijkt dat er alleen al in 312 793 verkooppunten waren die door de staat beheerd werden; de verkoop van opium en hennep zorgde voor 15% van de rijksinkomsten.

Hoewel de middelen deel uitmaakten van de Romeinse cultuur, blijkt uit de bronnen verrassend weinig misbruik van drugs. De Romeinen hadden weliswaar diverse woorden voor alcoholmisbruik, maar geen woord voor drugsverslaving.

In Caesars tijd, rond 50 v.Chr., werd er bijvoorbeeld veel hennep gerookt. En keizer Marcus Aurelius, die eind 2e eeuw n.Chr. regeerde, begon de dag op advies van zijn dokter met een portie opium ‘ter grootte van een Egyptische boon, opgelost in warme wijn’.

Toch bleken er beperkingen nodig op het drugsgebruik. Alexander Severus, die in de 3e eeuw n.Chr. keizer was, moest het roken van hallucinerende planten in bordelen wel verbieden om de prostituees te beschermen.

1839

Engelsen gebruikten drugs als wapen

Engeland hield van Chinese thee, maar de Chinezen waren niet even geïnteresseerd in Europese producten.

Als de Engelsen thee wilden drinken, moesten ze betalen met zilveren Spaanse munten – de internationale valuta van toen.

Engeland reageerde daarop door sterke, Indiase opium naar China te smokkelen (en zo geld terug te verdienen) en in 1839 een paar Chinese havensteden aan te vallen.

De opiumoorlog was een feit. Door de vele opium waren 2,5 miljoen Chinezen rond 1850 zwaar verslaafd.

Er waren maar weinig protesten tegen de daden van Engeland, ook al zei een beschaamd parlementslid dat hij ‘nooit een oorlog met een minder rechtvaardige reden had gezien’.

In 1842 won Engeland de opiumoorlog en kreeg daardoor zeggenschap over Hongkong. Pas in 1895 gaf Londen toe dat het optreden van Engeland ‘moreel onverdedigbaar’ was geweest.

De keizer was niet tegen hasj, maar hij waarschuwde wel tegen excessief gebruik.

©

Hennep: Roept monsters op

2735 v.chr.

Gebruik ‘riep monsters op’

De legendarische Chinese heerser Shennong onderzocht honderden kruiden op hun geneeskrachtige werking. In 2735 v.Chr. schreef hij zijn bevindingen op, onder andere over de bekende plant hennep (Cannabis­ sativa).

Shennong waarschuwde de Chinezen dat ‘overmatig gebruik van hennep monsters oproept’.

Toch zag hij ook de waarde van hennep, want ‘langdurig gebruik zorgt voor een verbinding met de geesten en maakt het lichaam lichter’.

Shennong wordt om zijn werk met kruiden wel de vader van ­de geneeskunde genoemd.

©

Heksenzalf: De lucht in zonder bezem

1231

Inquisitie joeg op trippende heksen

De notaris van Lugano in Italië vond op een ochtend zijn vrouw naakt en bewusteloos op de vloer.

Toen de vrouw wakker werd, vertelde ze dat ze ‘die nacht op reis was geweest’.

Volgens theoloog Bartholomeo Spina uit Pisa, die het verhaal opschreef, kon dit gedrag alleen maar betekenen dat de vrouw haar lichaam met een hallucinerend kruidenmengsel, ofwel een heksenzalf, had ingesmeerd.

De echtgenoot riep de inquisitie erbij en de vrouw werd als heks verbrand.

De arts Paracelsus hield zich bezig met planten, alchemie en astrologie.

©

Laudanum: Alchemistentroost

1522

Alchemist brouwt pijnstillende druppels

Paracelsus, een Zwitserse botanicus en arts, wist in 1522 een vloeistof uit de bolpapaver te winnen.

De druppels, die hij laudanum noemde, hadden een sterk pijnstillende werking.­

De arts gebruikte de opiumdruppels om de pijn van gewonde mijnwerkers te verlichten, en eeuwenlang bleef het middel bij de arbeidersklasse populair.

De verzachtende druppels waren goedkoper dan een fles jenever, onder meer doordat ze als medicijn waren vrijgesteld van belasting.

Laudanum werd ook geliefd bij de elite. De Amerikaanse president Abraham Lincoln gebruikte opiumdruppels, die in de 19e eeuw bij de gegoede burgerij in de mode kwamen.

Süleyman bestreed delen van Europa – en de tegenstanders van koffie.

©

Koffie: Opkikker tijdens het bidden

1551

Sultan Süleyman streed voor wettige koffiebonen

Een groep moslimse derwisjen, die danste om tot religieuze extase te komen, werd in 1551 aangehouden in de heilige stad Mekka.

Het hoofd van het rijk, sultan Süleyman, stelde een raad van theologen in om de oorzaak van het schandalige gedrag van de derwisjen te bespreken. Die werd snel gevonden: te veel koffie.

Koffie was rond het jaar 1000 in Arabië ontdekt, waar men uitvond hoe je het lichte roesmiddel cafeïne uit gebrande en gemalen bonen van de koffieplant kon winnen. Koffie drinken ging al snel deel uitmaken van de cultuur in deze streek.

De adviseurs van de sultan drongen aan op een direct verbod op koffie omdat de islam roesmiddelen verbiedt, maar dat zou ingrijpende gevolgen hebben.

Sultan Süleyman, die zelf dol op koffie was, lag dan ook dwars. Hij vond dat koffie door de opwekkende werking ervan er ook voor zorgde dat mensen tijdens het lezen van de Koran niet in slaap vielen.

Daar moest de raad voor buigen, en later dat jaar stond de sultan openbare koffiehuizen dan ook toe in zijn rijk.

Amerikaanse ambtenaren onderzoeken morfine in flesjes met een totale waarde van 300.000 dollar.

©

Morfine: Modieus middeltje

1804

Populair industrieproduct

Morfine werd al snel een hit. Verslaving was volgens een geneeskundig tijdschrift alleen een probleem voor ‘personen met een zwak karakter’.

‘De grootste uitvinding van de 19e eeuw’ zou morfine zijn. De Duitse farmaceut Friedrich Sertürner vervaardigde de pijnstillende en slaapverwekkende stof in 1804 en noemde deze naar Morpheus, de Griekse god van de slaap en dromen.

Zijn tijdgenoten waren vooral verrukt omdat het een industrieel product was dat kon worden gemaakt zonder de variaties in sterkte die bij natuurmiddelen problematisch waren.

Geïnspireerd door de uitvinding van Sertürner ontwikkelden chemici legio nieuwe middelen, zoals codeïne (1832) en atropine (1833), en rond 1850 bevatten de apotheken in Europa en Noord-Amerika duizenden verschillende verdovende middelen.

Vooral morfine was in. Bohemiens uit die tijd spoten publiekelijk morfine, en iedereen wist dat grote mannen als de componist Richard Wagner en IJzeren Kanselier Otto von Bismarck dagelijks morfine gebruikten.

In 1879 stond nog in een Duits geneeskundig tijdschrift:

‘Verslaving aan morfine is een abnormaliteit die, net als de vloek van het alcoholisme, duidt op een zwak karakter. Deze extreme gevallen zijn niet toe te schrijven aan een effect van de chemische stof.’

In de 20e eeuw was de nazichef van de Luftwaffe, Hermann Göring, een dagelijkse gebruiker van morfine. Hij zette zijn drugsgebruik voort tot aan zijn dood in 1946.

Door de drugs in te spuiten ontstaat er geen verslaving, dacht Alexander Wood.

©

Injectie: Wel een spuit, geen verslaving?

1853

Nuttig hulpmiddel

Halverwege de 19e eeuw begonnen artsen met een vooruitziende blik drugs als een probleem te zien.

Maar de Schotse arts Alexander Wood (1817-1884) dacht een oplossing te hebben gevonden.

Hij vond in 1853 de moderne injectiespuit uit en ontwikkelde de theorie dat drugsverslaving alleen optrad bij het innemen van druppels of pillen.

Op deze wijze prikkelden de middelen de smaakpapillen, zo dacht hij, waardoor het naar meer smaakte, net als bij lekker eten.

Door het gebruik van de spuit kwam de stof niet in de buurt van de smaakpapillen en zou het probleem van de verslaving de wereld uit zijn.

De cocaïnehoudende wijn werd vooral aanbevolen voor baby’s en bejaarden.

©

Cocaïne: Zalig voor de zenuwen

1859

‘Onschuldige kuur tegen melancholie’

Op een dag in 1859 kreeg de jonge chemicus Albert Niemann uit Göttingen een monster van cocabladeren in handen.

Het monster kwam uit Peru, waar zoals hij wist arme indiaanse arbeiders op de bladeren kauwden om hun beslommeringen te vergeten.

Andere Europese chemici hadden tevergeefs geprobeerd om de verdovende stof uit de bladeren te winnen, maar Niemann had succes.

Hij promootte de nieuwe stof cocaïne als ‘voedsel voor de zenuwen’ en ‘een onschuldige kuur tegen melancholie’.

De jonge psychoanalyticus Sigmund Freud beval het middel warm aan en Robert Louis Stevenson schreef zijn roman Dr Jekyll and Mr Hyde onder invloed van cocaïne in zes dagen.

De stof werd pas echt populair toen er in 1863 cocaïnehoudende dranken op de markt kwamen. De eerste was Vin Mariani, een bordeauxwijn met cocaïne-extract.

Daarna kwam de cocaïnedrank Ideal Tonic van J.S. Pemberton. Hij lanceerde later een drank met de naam Coca-Cola.

Honger en dysenterie – geduchte vijanden van de soldaten.

©

Opiumpillen: Goed tegen dysenterie

1865

Oorlog maakte verslaafd

Aan beide zijden van de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) bestreden legerartsen de darmziekte dysenterie met opiumpillen.

‘Hoe staat het met de stoelgang?’ was het eerste wat een legerarts tijdens de Amerikaanse burgeroorlog aan een soldaat vroeg.

Dysenterie, een afschrikwekkende darmziekte, kwam veel voor onder de troepen. Opdat de soldaten snel weer zouden kunnen vechten, stonden de artsen al gauw klaar met medicijnen bij elke soldaat die maar diarree had. Het middel was opium.

Uit een telling van de noordelijke staten blijkt dat in totaal 10 miljoen doosjes opiumpillen en 2.841.000 doses poeder zijn voorgeschreven.

Vier miljoen soldaten deden mee aan de burgeroorlog.

618.000 sneuvelden, er raakten er nog meer gewond, en toen de oorlog in 1865 ten einde was, leden er 400.000 aan de ‘soldatenziekte’, de naam voor de verslaving die de soldaten opliepen door de middelen die de legerartsen hun toedienden. 63.000 soldaten hadden daarnaast ook chronische diarree.

‘Het probleem is opgelost met heroïne’, staat in de advertentie.

©

Heroïne: Hoestdrank voor kinderen

1874

Effectieve hoestdrank

De Engelse scheikundige Alder Wright ontwikkelde in 1874 een wit kristalpoeder, dat hij de naam diacetylmorfine gaf.

De stof had als basis morfine, maar was een stuk krachtiger. Niemand merkte zijn creatie echter op.

Twintig jaar later werd de stof opnieuw uitgevonden door Felix Hoffmann, die werkte bij een klein farmaceutisch bedrijf, Bayer.

Bij tests op longpatiënten bleek het poeder symptomen van hoest en tuberculose te verlichten. Bayer rook geld en bedacht een pakkender naam: heroïne.

‘Heroïne schijnt geen onprettige bijwerkingen te hebben, dus de doses kunnen vrij groot zijn’, aldus het Britse medische tijdschrift The Lancet bij de lancering in 1898.

Tot 1910 werd de stof gebruikt in bijvoorbeeld hoestdrank voor kinderen

©

Ecstasy: Doekje voor het bloeden

1912

Duitser ontdekte extatisch medicijn

De Duitse scheikundige Anton Köllisch zocht in 1912 naar een middel dat hevige bloedingen kon stoppen. Dat lukte met de stof methyleendioxy-metamfetamine.

Vier jaar later sneuvelde Anton Köllisch in de Eerste Wereldoorlog als soldaat, voordat hij de psychoactieve werking ervan had kunnen ontdekken.

Het middel methyleendioxymetamfetamine werd jaren later bekend onder de naam ecstasy of XTC.

Hasj werd net als alcohol tijdens het verbod in illegale kroegen verkocht.

©

Hasj: Geen drank? Dan maar wiet

1920

Verbod op alcohol maakte hasj populair

Op 19 januari 1920 werd een landelijk alcoholverbod in Amerika van kracht. Drank smokkelen was riskant en duur, en daarom kozen veel Amerikanen in plaats daarvan voor marihuana. Die werd verkocht in ‘tea-pads’, illegale rookcafés.

Marihuana werd ‘Mexicaanse opium’ genoemd, omdat velen dachten dat het gebruik ervan uit dat land stamde.

‘Als een of andere boerenpummel er een paar trekjes van neemt, denkt hij dat hij net tot president is gekozen’, zei een arts in 1929.

Toen het verbod op alcohol in 1933 werd opgeheven, daalde het hasjgebruik weer.

Moederkoorn, een schimmel in graan, was de basis voor lsd.

©

Lsd: Helpt bij psychotherapie

1938

Schimmel in nieuwe drug

Eeuwenlang was moederkoorn, een graanschimmel met licht hallucinerende werking, een middel tegen barenspijn.

In 1938 wist de Zwitserse chemicus Albert Hofmann de zogenaamde alkaloïden van de stof te isoleren en creëerde hij lyserginezuurdiëthylamide (lsd).

Hofmann ontdekte vijf jaar later wat de psychedelische effecten van de stof waren toen hij per ongeluk een beetje innam en prompt dacht dat zijn meubels hem achtervolgden.

Daarna kreeg hij een prettig gevoel en zag hij fantastische patronen.

In de jaren 1960 experimenteerden enkele psychiaters in Nederland met lsd bij therapie. Sinds 1966 is de stof verboden

Methadon werd uitgevonden omdat er geen ruwe opium was voor morfine.

©

Methadon: Nazi-uitvinding

1941

Nazischeikundigen wilden morfine vervangen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kon Duitsland niet aan ruwe opium komen voor morfine, wat de soldaten wel hard nodig hadden.

Maar op 11 september 1941 vonden de Duitse chemici een surrogaat: de stof Hoechst 10820. Als eerbetoon aan Hitler werd de stof een tijd lang adolfine genoemd.

Na de oorlog ontdekten Amerikaanse onderzoekers dat adolfine een goed hulpmiddel was bij het afkicken, omdat het de ontwenningsverschijnselen van verslaafden vermindert.

In 1947 lieten de Amerikanen de stof registreren, maar nu wel onder een nieuwe naam: methadon.

Verbod op drugs

In de loop van de 20e eeuw zagen de autoriteiten steeds meer in hoeveel schade verdovende middelen eigenlijk toebrachten. Ze probeerden daarom het gebruik te stoppen door middel van campagnes en restricties.

In 1931 besloot de Volkenbond, de voorloper van de VN, tot een algemeen verbod op opium en coca en de ervan afgeleide morfine, cocaïne en heroïne.

In 1961 namen de VN het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen aan, dat alleen medicinaal gebruik van deze middelen toestaat