Australian National University

Door alcoholverbod zopen dorstige Australiërs erop los

Door een nieuwe wet die de alcoholinname in Australië moest beperken doken hordes mannen juist de kroeg in om geen druppel tekort te komen.

De bar wordt belegerd door een troep dorstige gasten, en wie niet aan de beurt komt, zet het op een roepen en een vloeken; iedereen wil nog wat bestellen voor het laatste rondje geschonken wordt.

‘Het was weerzinwekkend, en ik kon er maar niet aan wennen – de stank van sterkedrank, zweet, warme wijn en in een enkel geval een nog ergere geur, als een man die zijn plekje in de rij niet kwijt wilde, tegen de bar aan piste.’

Zo heeft de Australische Catherine Edmonds haar werk als barvrouw in het Sydney van de jaren 1920 onthouden.

Elke avond wordt de Australische kroeg overspoeld met wanhopige mannen die elkaar met hun ellebogen verdringen om voor sluitingstijd maar zo veel mogelijk drank achterover te kunnen slaan.

De chaotische drinkgelagen die zich in de pubs afspeelden, waren ironisch genoeg het gevolg van een wet die juist het tegenovergestelde beoogde – de alcoholinname aan banden leggen.

Achter die wet zaten verschillende bewegingen van geheelonthouders, aangevoerd door de organisatie Woman’s Christian Temperance Union, die ijverig lobbyde voor een alcoholverbod in heel Australië en Nieuw-Zeeland.

De vrome dames maakten zich sterk voor matiging en christelijke waarden; de strijd tegen drank stond hoog in hun vaandel.

De Eerste Wereldoorlog gaf ze de wind in de zeilen; de vrouwenbonden argumenteerden dat geheelonthouding een plicht jegens het vaderland was, en in 1915 en 1916 tekenden 160.000 Nieuw-Zeelanders een wetsvoorstel om de deur van pubs en hotels veel eerder dan 23 uur te laten sluiten.

De Woman’s Christian Temperance Union (WCTU) streed tientallen jaren voor een alcoholverbod.

© Women's Christian Temperance Union

Onthouding wordt juist drinkgelag

De geheelonthoudersverenigingen verwachtten dat mannen een of twee biertjes zouden drinken voor de bar om 18 uur dichtging.

Dan konden ze naar hun gezin zonder hun salaris te hebben opgezopen, onder invloed te rijden of op de vuist te zijn gegaan.

Onder hoge druk van het volk voerde Zuid-Australië in 1915 als eerste Australische staat een nieuwe wet in, die alle uitspanningen voorschreef de deur uiterlijk om 18 uur te sluiten.

De jaren daarna voerden ook diverse andere staten van Australië en Nieuw-Zeeland dergelijke wetten in.

Die sorteerden echter het tegenovergestelde effect. In plaats van om 17 uur, na het werk, naar hun vrouw te gaan, doken de mannen de dichtstbijzijnde kroeg in, waar ze zich vol lieten lopen tot de bar een uur later sloot en het tijd was om naar huis te gaan.

Volgens de Australische journalist John Larkin stond je in een kroeg ‘tot over je enkels in de peuken van sigaretten, die in gemorst bier oplosten.

Een schuimbekkende menigte mensen klom over elkaar heen – ze bestelden 15 bier, die ze in de laatste wanhopige, chaotische minuten soldaat wilden maken.’

Ooggetuigen zagen hoe de stemming omsloeg naarmate het laatste rondje dichterbij kwam, en hoe steeds meer mannen de beest uithingen.

De Engelse verslaggever Walter Pollock, die van huis uit een iets ander drank- en kroegbeleid gewend was, merkte laatdunkend op: ‘De Australiërs drinken niet. Ze zuipen met beide ogen op de klok gericht.’

De lange bar kon veel klanten tegelijk bedienen, en overal kwamen makkelijk schoon te maken tegeltjes.

© Australian National University

Lange bar door korte openingstijd

De gedeeltelijke drooglegging voerde de druk op Nieuw-Zeeland en Australië zo sterk op dat horecagelegenheden moesten verbouwen om de gigantische golven dorstige gasten aan te kunnen.

De bar werd langer gemaakt, muren werden weggehaald om meer mensen te kunnen huisvesten en barkrukken, biljarttafels, meubelen en andere overbodige inventaris gingen er massaal uit.

Daarnaast lieten veel uitbaters van kroegen en pubs de vloeren en wanden van hun etablissement betegelen om vlekken van urine, braaksel en bier na sluitingstijd snel weg te kunnen poetsen.

Zoals bij de algehele drooglegging in de VS van de jaren 1920 werden er in het geheim bars en kroegjes geopend die openbleven zolang de gasten wilden blijven, waardoor er ondanks de wet op de sluitingstijd weinig veranderde.

Hervormingspogingen en de felle weerstand tegen de wet ten spijt bleven de Australiërs vasthouden aan het drankverbod.

In Tasmanië mochten de cafés vanaf 1937 weliswaar openblijven tot 22 uur, maar in andere Australische staten en Nieuw-Zeeland bleef de wet tot de jaren 1960 streng gehandhaafd.

In de aanloop naar de Olympische Spelen van Melbourne in 1956 werd wel voorgesteld om de wetgeving wat te versoepelen en de bezoekers de aanblik te besparen van de bezopen bevolking die na sluitingstijd de straat op waggelde – maar vergeefs.

Pas in 1967 besloten Nieuw-Zeeland en Zuid-Australië hun strenge sluitingswet te laten varen. En daar werd in het hele land uiteraard het glas op geheven.