Het aantal mensen dat regelmatig fietst, neemt toe. Volgens het Zwitserse World Economic Forum, dat economische vraagstukken behandelt, zijn er wereldwijd meer dan twee miljard fietsen in gebruik. Ter vergelijking: er rijden ‘slechts’ 1,5 miljard personenauto’s rond. De opkomst van de tweewieler heeft een hoop hobbels gekend, en de weg naar het huidige succes is geplaveid met botbreuken.
De wankele geschiedenis van de fiets
De eerste fiets is ruim 200 jaar oud en zag eruit als een uit de kluiten gewassen kinderfiets. Daarna veroverde de levensgevaarlijke hoge bi de wereld, en toen veiligheid belangrijker werd, volgde de fiets van nu.
1817: Loopfiets verleidt de hogere klasse

Karl Drais’ eerste fiets was populair bij modebewuste jonge mannen van die tijd.
Toen in 1816 – ook bekend als ‘het jaar zonder zomer’ – duizenden paarden de hongerdood stierven, kreeg de Duitse baron Karl Drais een idee: mensen konden zich op een houten paard voortbewegen door zich met hun benen af te zetten.
Tot zijn genoegen ontdekte Drais dat zijn nieuwe vervoermiddel 13 kilometer per uur haalde. De tweewieler kreeg de naam ‘draisine’ en brak door bij de modebewuste jonge mannen van die tijd (dandy’s) in Europa en de VS.
Tegen 1819 wemelde Londen van de draisines, en na verschillende ongelukken waren er fietswetten nodig. Verschillende spotprenten staken de draak met de uitvinding, en een anonieme criticus schreef: ‘De heer Drais bezorgt schoenmakers gouden tijden, want hij heeft de meest efficiënte manier gevonden om schoenen te slijten.’
De loopfietsrage was van korte duur: na een paar jaar verdween de modegril weer. Maar verbeteringen lieten niet lang op zich wachten.
Video: Kijk hoe Buster Keaton een dandypaard berijdt
1842: Vélocipède werd massaal geproduceerd

Met name door de houten wielen kreeg de ‘bottenschudder’ zijn bijnaam.
In 1839 bedacht de Schotse smid Kirkpatrick Macmillan dat de draisine veel sneller kon met pedalen om het achterwiel aan te drijven. In 1842 bewees Macmillan dat door de 125 kilometer van zijn woonplaats Dumfries naar Glasgow in twee dagen af te leggen. De smid kreeg echter wel een boete omdat hij een meisje had aangereden.
Macmillan patenteerde zijn uitvinding niet, en dus werd die al snel gekopieerd. De fiets met pedalen werd pas echt populair toen de Franse smid Pierre Michaux in 1867 een model op de markt bracht waarbij de pedalen direct op het voorwiel zaten.
Het rijwiel van Michaux had een gietijzeren frame en woog 50 kilo, maar in tegenstelling tot eerdere modellen was hij geschikt voor massaproductie. Officieel heette hij een vélocipède, maar hij werd soms ‘bottenschudder’ genoemd omdat het enorm oncomfortabel was om erop te rijden.
Toch trokken races met fietsen in Londen en Parijs veel bekijks – en het verlangen naar nog meer snelheid was de drijfveer voor verdere ontwikkeling.
1869: Hoge bi racet ervandoor

De ‘hoge bi’ leidde tot de eerste echte fietsliefhebbers die grote bijeenkomsten organiseerden.
De Fransman Eugène Meyer werd tijdens een fietswedstrijd in 1869 met grote ogen aangekeken. Meyer had een fiets gemaakt met een reusachtig voorwiel met een doorsnede van anderhalve meter. Het zadel zat vlak bij het voorwiel, waardoor de berijder boven alle andere fietsers uittorende. Het grote voorwiel gaf Meyer een veel hogere snelheid, dus hij haalde met gemak al zijn tegenstanders in.
Het nieuwe fietsmodel kreeg de naam ‘hoge bi’ en werd in de jaren 1870 een hit in Europa en de VS. Niet veel later was de oude vélocipède definitief passé. Maar door de prijs van zo’n 100 dollar – nu bijna 2500 euro – sloeg de hoge bi nooit echt aan bij het grote publiek.
Velen vreesden voor hun leven als ze op hun fiets stapten, want je bevond je ver boven de grond en een valpartij betekende vaak een bezoek aan het ziekenhuis. De ‘bottenschudder’ was vervangen door een ‘schedelbreker’, maar deze levensgevaarlijke fiets maakte de weg vrij voor nieuwe modellen die veiligheid boven snelheid stelden.
Video: Racers op de hoge bi gingen griezelig snel
1881: Hogere klasse krijgt meer wielen

Met een fiets met vier wielen en twee zadels kon een echtpaar gezellig samen een uitstapje maken.
In 1881 kocht koningin Victoria een driewieler. Het model bevatte alle nieuwste verbeteringen – zoals pedalen, lichte metalen wielen, rubber banden en een comfortabel zadel met vering.
De actie van de koningin hielp om het nieuwe vervoermiddel onder vrouwen te verspreiden, die afgeschrikt waren door eerdere gevaarlijke fietsmodellen. Op de driewieler zat het zadel lager bij de grond. Dit vergrootte niet alleen de veiligheid, maar zorgde er ook voor dat mannen niet onder de rokken van vrouwen konden gluren.
In 1885 voegde de fietsenfabriek Starley & Sutton een vierwielig model met onder meer een tandemzadel aan het assortiment toe. Zo konden stelletjes samen door de stad fietsen – zelfs zonder voor hun leven te hoeven vrezen.
De drie- en vierwielige fietsen kostten echter nog meer dan de hoge bi en sloegen alleen echt aan bij de hogere klassen van Londen. Maar veiligheid stond inmiddels hoog in het vaandel, en dat bood nieuwe kansen.
1885: Veiligheidsfiets maakte gemeengoed van ‘stalen ros’

Met de veiligheidsfiets werden vrijwel alle andere fietsen in één klap overbodig. John Starley patenteerde zijn uitvinding nooit, dus hij werd snel gekopieerd.
In 1885 lanceerde John Starley, een neef van de overleden fietsenfabrikant Starley & Sutton, een revolutionaire fiets: de veiligheidsfiets Rover.
De wielen waren nu even groot. Pedalen draaiden het achterwiel rond via een ketting, en het voorwiel was verbonden met het stuur – net als nu. De scheiding van de functie van de wielen betekende dat de fiets veel veiliger te berijden was.
Misschien wel het belangrijkste was dat het zadel dichter bij de grond zat en de wielen voorzien waren van met lucht gevulde banden. Die absorbeerden de ergste schokken, waardoor fietsen over de kasseien veel minder gevaarlijk werd.
De veiligheidsfiets werd een hit, en in vijf jaar werd hij door een half miljoen Britten gekocht. Door de groeiende vraag nam het aantal rijwielproducenten en -importeurs toe, en de concurrentie dreef de prijzen omlaag. In 1898 kostte een fiets in de VS rond de 50 dollar – een paar jaar eerder nog 150 à 200 dollar.
1940: Versnellingen gaven fiets vaart

Campagnolo’s versnellingssysteem, dat werkte met een metalen hendel, veroverde de wielersport met grote snelheid.
23 km/h – zo ‘snel’ reed de Britse wielrenner James Moore toen hij in 1870 de eerste officiële wielerwedstrijd van het land won. Tegenwoordig staat het record op 295 km/h.
Geen enkele uitvinding heeft een grotere invloed gehad op de snelheid dan versnellingen. Al aan het eind van de 19e eeuw experimenteerden fietsenmakers met versnellingen, maar toen moest je het wiel eraf halen om te schakelen.
Interne versnellingen werden begin 20e eeuw populair, maar de organisator van de Tour de France, Henri Desgrange, was fel tegen het gebruik ervan.
‘Ik vind nog steeds dat versnellingen alleen voor mensen boven de 45 zijn. Is het niet beter om met spierkracht te winnen dan met goedkope trucjes?’ merkte hij retorisch op.
In 1937 stond de Tour eindelijk versnellingen toe, en in 1949 maakte de Italiaanse wielrenner Tullio Campagnolo zijn eigen versnellingssysteem, dat bediend werd met een hendel op de dwarsstang. Campagnolo legde de basis voor de externe versnellingen die tegenwoordig op de meeste racefietsen en mountainbikes zitten.
Alles aan de fiets is verbeterd – tenminste, bijna






Evolutie van de fiets ging geleidelijk
De fiets begon als een onhandig gevaarte, maar de komst van opblaasbare banden, efficiënte remmen en versnellingen veranderde het ‘stalen ros’ in een geduchte snelheidsduivel.
Lucht blies het wiel nieuw leven in
De eerste fietswielen waren van hout of ijzer en waren uiterst oncomfortabel om op te rijden. In 1888 introduceerde de Brit John Boyd Dunlop de opblaasbare binnenband. Die had een dempende werking en verhoogde de snelheid met een derde.
Versnelling is nog niet uitontwikkeld
De eerste versnellingen dateren uit eind 19e eeuw, en in 1902 maakte de Britse firma Raleigh de interne versnelling met drie standen. Nu zijn er ook elektronische versnellingen die sneller kunnen schakelen dan mechanische.
Vóór de ketting waren pedalen primitief
De eerste pedalen werkten niet met een ketting, maar zaten direct op het voorwiel of trokken aan het achterwiel door twee ijzeren stangen. In 1880 kwam de fietsketting, en die maakte de fiets lichter en sneller.
Het stuur blijft hangen in het verleden
Het stuur begon als een verticaal houten handvat – en sindsdien is er niet veel aan veranderd, hoewel sturen tegenwoordig van metaal zijn. In de jaren 1920 kwam de grootste vernieuwing: het racefietsstuur.
Remmen waren voortdurend in ontwikkeling
Met de hoge bi kwamen de eerste remmen: die bestonden uit een metalen blok dat tegen het wiel aandrukt, maar daardoor sleet het rubber snel. Er werd veel aan gesleuteld en tegenwoordig zie je vaak de efficiënte remschijven.
Het oer-Nederlandse woord ‘fiets’

De firma Viets uit Wageningen was niet de enige Viets die fietsen verkocht.
De geschiedenis van het rijwiel zelf is redelijk gedocumenteerd, maar veel minder duidelijk is waarom wij het ding ‘fiets’ zijn gaan noemen. Taalkundige Wim Daniëls schreef in 2018 het boekje De taal van de fiets, waarin hij meerdere theorieën over de herkomst van het woord de revue laat passeren.
Het woord ‘fiets’ komt uit het Frans. Het kan een verbastering zijn van vélocipède via een tussenvorm als ‘fieselepee’. Het zou ook van het Franse vite (snel) of vitesse (snelheid) kunnen komen.
De fiets is genoemd naar de rijwielhandelaar Elie Cornelis Viets uit Wageningen. Het woord zou echter al in omloop zijn geweest voordat de heer Viets zijn bedrijf startte.
‘Fiets’ is een klanknabootsing: het zou verwijzen naar het piepende geluid dat de vroegste rijwielen produceerden.
‘Fiets’ betekent ‘vervangend paard’. Volgens een vrij nieuwe theorie zou het woord afstammen van het Duitse vize (vice). In sommige Duitse streken werd van vice-Pferd (vicepaard) gesproken.
Fiets werd ingehaald door de auto

Krantenjongens gebruikten in de jaren 1940 als een van de weinige Amerikanen fietsen als meer dan speelgoed.
Eind 19e eeuw maakten de VS een ware fietshype door. Alleen al in 1891 verkochten fabrikanten zo veel fietsen dat het totale aantal verdubbelde. De Amerikaanse pers noemde de fiets een ‘formidabele uitbreiding van de persoonlijke macht en vrijheid.’
Maar na 20 jaar stagneerde de verkoop, niet in de laatste plaats vanwege de in massa geproduceerde T-Ford in 1908. Mensen gaven de voorkeur aan voertuigen op benzine voor langere afstanden.
‘Blijkbaar ambieert iedere Amerikaan een auto te bezitten’, verzuchtte de directeur van de Raleigh Bicycle Company, Frank Bowden.
Intussen zette de opmars van het rijwiel in Europa wel door: tegen 1933 waren er in landen als Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk zeven keer zoveel fietsen als auto’s.
In datzelfde jaar waren er in de VS 17 keer zoveel auto’s als fietsen. De fiets kreeg daar langzaam de status van kinderspeelgoed. In 1940 waren er bijna geen Amerikaanse fabrikanten meer die fietsen voor volwassenen maakten.
De fiets gaf vrouw vrijheid
Aan het eind van de 19e eeuw gaf de tweewieler een impuls aan de vrouwenemancipatie – er ontstond zelfs nieuwe mode. Mannen waren echter niet enthousiast: ze beweerden bij hoog en laag dat het fietszadel de vrouwelijke geslachtsdelen zou beschadigen.

Vrouwen konden zonder mannen reizen
De eerste fietsen werden zo gevaarlijk geacht dat een vrouw altijd met een man aan haar zijde moest fietsen. Pas met de invoering van de veiligheidsfiets konden vrouwen zich vrij bewegen, vaak samen met andere vrouwen. Zoals de Amerikaanse voorvechtster van vrouwenrechten Susan B. Anthony het verwoordde: ‘De fiets heeft meer betekend voor de bevrijding van de vrouw dan wat dan ook’.

Fiets bevorderde nieuwe damesmode
De 19e-eeuwse damesmode schreef lange jurken en strakke korsetten voor. Maar dat was op de fiets zo onhandig dat onder meer rijbroeken populair werden. Veel mannen moesten niets hebben van deze ontwikkeling, maar anderen juichten het juist toe. ‘De fiets kan de definitieve doodsteek geven aan het meest dwaze kledingstuk – de rok,’ schreef een Amerikaanse krant in 1895.

Fietsende vrouwen waren heksen
Aan het eind van de 19e eeuw raadden de meeste dokters lichaamsbeweging, waaronder fietsen, aan. Maar ze waarschuwden vrouwen dat het harde zadel hun geslachtsdelen kon beschadigen. Anderen vreesden dat vrouwen opgewonden zouden raken van fietsen, waardoor hun maagdelijkheid verloren ging. De Amerikaanse predikant Arthur Coxe vergeleek vrouwelijke wielrenners met ‘vrouwen op een bezemsteel’.
Vrouwen bestormden de wielrensport

Tillie Anderson, geboren in Zweden in 1875, was recordhoudster op vrijwel alle wielerafstanden.
Met de uitvinding van de veiligheidsfiets werd fietsen in de jaren 1890 een echte hype. Wielerwedstrijden werden door duizenden mensen bijgewoond, en vooral zesdaagse wedstrijden waren populair. Wielrenners fietsten de klok rond – ze stopten alleen om kort te pauzeren of wanneer ze niet meer konden.
De wedstrijden waren een slopende test in uithoudingsvermogen, en vooral de laatste dagen werden massaal bezocht, als de renners eruit zagen als volkomen uitgeputte martelslachtoffers. The New York Times schreef in 1897:
‘Dit is geen sport, dit is wreedheid.’
Bij de eerste wielerwedstrijden voor vrouwen vond men dat ze te zwak waren voor zo’n slopende strijd. Vrouwen mochten daarom maar twee of drie uur per dag fietsen, waardoor ze veel sneller konden gaan. Een tijdlang was vrouwenwielrennen zelfs het populairst.
Een van de meest gevierde renners in de VS was de Zweedse immigrant Tillie Anderson. Van 1895 tot 1902 won ze 109 wedstrijden – en ze was een van de beste betaalde sportsterren van haar tijd.
Wielerwedstrijden overspoeld met drugs

Drugs werden in het geheim genomen, maar in de eerste vele jaren van de Tour de France werd er openlijk alcohol gedronken. Hier zie je de Franse wielrenner Jules Merviel in 1930.
De eerste Tour de France was in 1903, en in de beginjaren was de race zo lang en zwaar dat wielrenners geen middel schuwden om de eindstreep te halen.
Het stimulerende strychnine en de pijnstillende ether werden veel gebruikt, maar ook amfetaminen, heroïne en alcohol werden in overvloed geconsumeerd. Voorafgaand aan de grote bergetappes staken sommige wielrenners een sigaret op – ze dachten dat de rook hun longen opende.
In 1923 vertelden de broers Henri en Francis Pélissier openlijk aan de pers over hun winnende cocktail:
‘Cocaïne voor de ogen en chloroform voor het tandvlees. Op die stoffen kunnen we eindeloos doorgaan’.
Pas in 1963 voerde Frankrijk een anti-dopingwet in – maar die had een beperkt effect.
In 1967 stierf de Britse wielrenner Tom Simpson boven aan de Mont Ventoux aan hartfalen. Uit de lijkschouwing bleek dat hij zich voor de etappe had volgestopt met brandewijn en amfetaminen.
Japan veroverde Maleisië per fiets

De snelle Japanse invasie van Maleisië wordt door sommige historici de ‘blitzkrieg op de fiets’ genoemd.
Op 7 december 1941 bombardeerde Japan de Amerikaanse militaire basis Pearl Harbor, waarmee de VS de Tweede Wereldoorlog werden ingesleurd. Slechts 90 minuten daarvoor bestormden duizenden Japanse soldaten Maleisië en veroverden in 70 dagen het hele 1120 kilometer lange schiereiland op de Britten.
Fietsen speelden een sleutelrol in de snelle Japanse overwinning. Jarenlang waren ze het favoriete vervoermiddel van de Maleisiërs geweest, en toen de Japanse soldaten oprukten, stalen ze de fietsen van de plaatselijke bevolking om de Britse soldaten in de jungle te achtervolgen.
Zo konden ze zich over smalle wegen en verborgen paadjes verplaatsen. Als de Japanners bij een rivier kwamen, droegen ze hun fietsen door de stroming.
‘Zelfs de langbenige Britten konden niet ontsnappen aan onze fietsen,’ vertelde de Japanse kolonel Masanobu later. ‘Dankzij de fietsen werd de vijand steeds van de weg gedreven en de jungle in gedwongen, waar hij zich uiteindelijk moest overgeven.’