Toen de arts Eugen Levit zijn pamflet De Israëlitische besnijdenis vanuit een geneeskundig en humanitair standpunt publiceerde, gebruikte hij harde woorden.
‘Welk beschaafd volk zou bloederige, verminkte genitaliën als goddelijk symbool van zijn cultuur kunnen zien?’ schreef de Oostenrijks-joodse arts in 1874.
De zoon van Levit was vlak daarvoor gestorven aan bloedvergiftiging nadat de wond van zijn besnijdenis ontstoken was geraakt. Levit riep op tot verzet tegen het gebruik ‘om duizenden onschuldige schepsels te beschermen tegen marteling en verminking’.
In Europa en de VS zagen christelijke en joodse artsen destijds de ingreep, waarbij de voorhuid met een scherp mes verwijderd wordt, als een manier om de penis schoon te houden. Sommige geneesheren beweerden zelfs – zonder bewijs – dat besnijdenis hielp tegen broze botten, epilepsie, krankzinnigheid en syfilis.

Besnijdenis is in veel culturen over de hele wereld nog gangbaar.
Voor veel joden was besnijdenis echter geen kwestie van gezondheid, maar van religie. De traditie is gebaseerd op Genesis, waarin God Abraham in een openbaring te verstaan geeft:
‘Alle mannen en jongens moeten worden besneden. Jullie moeten je voorhuid laten verwijderen; dat zal het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie.’
Het pamflet van Eugen Levit werd onderdeel van een discussie die al sinds de dagen van Alexander de Grote woedt.
Besnijdenis maakt penis sterk
Volgens onderzoekers kreeg Abraham zijn openbaring rond 2100 v.Chr. Toen besneden de Egyptenaren mannen en jongens al eeuwenlang.
Uit röntgenfoto’s van 6000 jaar oude mummies blijkt dat ze besneden waren. En de oudst bekende afbeelding van een besnijdenis komt ook uit Egypte en staat op een stenen reliëf uit 2400 v.Chr.: een jongen wordt vastgehouden door een assistent terwijl een priester zijn penis met een breed stenen mes bewerkt.
‘Houd hem vast en laat hem niet flauwvallen,’ zegt de priester volgens de hiërogliefen op de afbeelding.
De oude Egyptenaren geloofden dat ziekten ontstonden als onreine vloeistoffen niet tijdig afgevoerd werden. Zonder voorhuid zouden die vloeistoffen de penis makkelijker kunnen verlaten. Volgens de Egyptenaren maakte besnijdenis de penis ook sterker, zodat boze geesten er niet doorheen konden. Wie de pijn verbeet en zich niet verzette tijdens het ritueel, steeg in aanzien.
In de 23e eeuw v.Chr. beschreef ene Uha zijn ervaring op een stenen tablet.
‘Toen ik met 120 anderen besneden werd, stelde niemand zich teweer.’
Veel culturen beoefenen besnijdenis
Al zeker 10.000 jaar kent de mens besnijdenis. Het verwijderen van de voorhuid kan een overgangsrite of bloedoffer zijn, maar het gebeurt ook uit hygiënische overwegingen.

Maskers maken jongens bang
Vanaf 2000-3000 v.Chr. (Afrika): Sommige Oost-Afrikaanse stammen besnijden jongens van 10. Mannen met dierenmaskers dansen om de jongen om hem bang te maken, zodat hij de pijn vergeet.
Shutterstock

Bloed stemt goden gunstig
Vanaf 3e eeuw n.Chr. (Midden-Amerika): De Maya’s sneden zichzelf en lieten het bloed vloeien als offer voor een rijke oogst. Het besnijden van jongens zou deel hebben uitgemaakt van het ritueel.
Shutterstock

Goed voor het libido
Vanaf 10e eeuw (Madagaskar): Om de voorvaderen te eren worden jongens van één of twee jaar thuis besneden. Volgens de traditie zorgt dat voor potentie en viriliteit op latere leeftijd.
Shutterstock

Kooplui brengen gebruik mee
Vanaf 13e eeuw (Indonesië): Islamitische kooplui brachten het ritueel naar het Verre Oosten, waar medicijnmannen jongens van alle leeftijden besneden. Nu voert een arts de ingreep meestal uit.
Shutterstock

Pijn maakt mannen van jongens
Vanaf 15e eeuw (Australië): Met een vuursteenmes verwijderen de Australische Aboriginals de voorhuid van jongens van 12. De rite markeert de overgang naar het volwassen leven.
Shutterstock
In de oudheid verspreidde het ritueel zich langs de Middellandse Zee naar het oosten. Sindsdien worden joodse jongens acht dagen na de geboorte besneden om het verbond tussen de joden en God te bestendigen. De Griekse historicus Herodotus maakte in de 5e eeuw v.Chr. gewag van besnijdenis:
‘De Egyptenaren doen aan besnijdenis vanwege de reinheid: ze vinden het beter om schoon te zijn dan fatsoenlijk.’
Herodotus meldde dat ook de Feniciërs, Ethiopiërs en ‘de Syriërs van Palestina’ het gebruik kenden.
Besnijdenis wekt woede
Toen de Macedonische koning Alexander de Grote in 332 v.Chr. het Midden-Oosten binnentrok, was hij geschokt: in de Griekse cultuur deden mannen poedelnaakt aan sport, en als Midden-Oosterse mannen aan een worstelwedstrijd meededen, wekte hun besneden penis beroering.
De Grieken beschouwden een besneden penis als vulgair, want voor hen leek het of de eigenaar altijd een erectie had.
Om pijnlijke situaties te voorkomen trokken sommigen het restje voorhuid over de eikel door het met een touwtje vast te binden. Een enkeling zou het stukje huid zo ver hebben weten op te rekken dat het leek of hij niet besneden was.
‘Besnijdenis, het afscheren van schaamhaar, de snor scheren, nagels knippen en okselhaar verwijderen.’ De vijf natuurlijke manieren om volgens de Koran rein te blijven
De Grieken vonden besnijdenis dus weerzinwekkend, en in de 3e eeuw v.Chr. verbood de koning Antiochus IV van de hellenistische Seleuciden het ritueel. Wie toch een besneden penis had, kon geëxecuteerd worden. Een aantal Midden-Oosterse volkeren, waaronder de joden, hielden het gebruik in het geniep in stand. Zo waren Jezus en zijn discipelen besneden.
‘Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus,’ meldt het Evangelie volgens Lucas.
De apostel Paulus twijfelde echter aan de waarde van besnijdenis, zo blijkt uit zijn brief aan de Galaten, een christelijke gemeenschap in het huidige Turkije:
‘In Christus Jezus is het volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is.’
Het geloof in Jezus was volgens Paulus belangrijker dan het verwijderen van de voorhuid. Zonder besnijdenis was het voor missionarissen ook makkelijker om zieltjes te winnen onder de Grieken en Romeinen. En het christendom werd zo populair dat keizer Theodosius in 380 n.Chr. het tot staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk verhief.
Mythe: Joden gebruiken christenbloed
Toen de islam in de 7e eeuw opkwam, werd het verwijderen van de voorhuid een ritueel voor miljoenen moslims. De nieuwe religie verspreidde zich binnen een eeuw naar het hele Midden-Oosten, Iran, Egypte en Noord-Afrika. De openbaringen die de profeet Mohammed van Allah doorkreeg, werden vastgelegd in het heilige boek, de Koran.
Besnijdenis wordt niet in de Koran genoemd als eis aan moslims, maar komt wel voor in de hadith, verhalen over het leven van Mohammed. De profeet stelt hierin dat de mens vijf natuurlijke manieren tot zijn beschikking heeft om rein te blijven:
‘Besnijdenis, het afscheren van schaamhaar, de snor scheren, nagels knippen en okselhaar verwijderen.’
Volgens sommige islamitische tradities werd Mohammed perfect geboren – besneden dus. Toen de moslims in de 8e eeuw Spanje veroverden, liftte het gebruik mee. De Spaanse priester Eulogius meldde dat de moslims de christenen dwongen zich te laten besnijden.

Bij een joodse besnijdenis staat traditioneel een lege stoel voor de profeet Elia, wiens geest aanwezig zou zijn.
De christenen zagen besnijdenis als de vernietiging van Gods werk, en veel middeleeuwers wantrouwden daarom hun joodse buren, opgehitst door wilde verhalen die werden gedrukt en verspreid.
Zo staat in de Kroniek van Neurenberg uit 1493 een houtsnede waarop joden een christelijk jongetje van twee jaar besnijden en hem laten doodbloeden. De schrijver, de Duitse arts en historicus Hartmann Schedel, dacht dat de joden christenbloed gebruiken in hun paasritueel.
Toen heel Spanje in 1492 weer onder christelijk gezag was gebracht, werden de joodse inwoners verbannen.
Uit vrees voor verdere vervolgingen lieten veel Europese joden hun jongens in hun eigen huis besnijden in plaats van in de synagoge. Het ritueel bleef eeuwenlang in stand, tot geseculariseerde joden in de 19e eeuw de in hun ogen achterhaalde praktijk aan de kaak begonnen te stellen.
Besnijdenis leidt tot tuberculose
Onder de critici was een groep joden uit Frankfurt. In 1842 vaardigden deze Joodse Hervormingsgezinden een verklaring uit waarin ze zeiden ‘verouderde gewoonten’ te willen uitbannen, inclusief praktijken die ‘de religie in de ogen van de weldenkende mens hebben ontaard en onteerd’.
In de loop van de 19e eeuw werd er steeds meer bekend over bacteriën en zwol de kritiek aan. De man die de joodse besnijdenis uitvoerde, de mohel, kon tijdens de ingreep ziekten verspreiden.
Volgens de traditie moet een mohel na de besnijdenis met zijn mond het bloed opzuigen. Maar als hij syfilis of tbc had, kon de ziekte via zijn mond worden overgebracht op de baby.
Bovendien waren het mes en het verband dat hij om de besneden penis wikkelde vaak smerig en konden ontstekingen ontstaan. En als hij met het mes een groot bloedvat raakte, kon een jongen doodbloeden. In 1837 meldde een Weense arts dat meerdere kinderen die door dezelfde mohel waren besneden, waren overleden.

De oudste afbeelding van een besnijdenis is zo’n 4400 jaar oud en komt uit Egypte.
Het omgekeerde deed zich ook voor: geneesheren, ook christelijke, kregen belangstelling voor besnijdenis. De ingreep maakte de penis schoner, maar ook minder gevoelig, waardoor de aandrang om te masturberen afnam. Zelfbevrediging werd gezien als een oorzaak van syfilis en krankzinnigheid.
Artsen dachten ook dat besnijdenis bedplassen verhielp, en in 1865 beweerde de Britse kinderarts Nathaniel Heckford dat hij bij jonge patiënten epilepsie had genezen door hun voorhuid te verwijderen. Vijf jaar later besneed de vooraanstaande Amerikaanse chirurg Lewis Sayre een jongetje van vijf, waarna diens verlammingen verdwenen.
‘Hij kon met gestrekte ledematen lopen. De besnijdenis heeft zijn zenuwstelsel simpelweg gekalmeerd,’ schreef Sayre enthousiast aan het Amerikaanse artsengenootschap.
Er was geen bewijs om deze beweringen kracht bij te zetten, maar ze maakten besnijdenis populair in de VS. Vanaf de jaren 1880 zeiden artsen zelfs dat besnijdenis op gelijke voet stond met vaccinatie en dat de ingreep zo onschuldig was dat hij zonder verdoving met chloroform of opium kon worden uitgevoerd bij baby’s.

Een vrouwenbesnijdenis wordt vaak met primitieve instrumenten uitgevoerd.
Vrouwenbesnijdenis
Jaarlijks worden miljoenen meisjes besneden voor de huwelijksmarkt. Vaak worden alle uitwendige geslachtsdelen verwijderd en dichtgenaaid, zodat alleen urine en menstruatiebloed nog weg kunnen.
De vrouwenbesnijdenis is ontstaan in Afrika: de oudst bekende beschrijving staat op een 4000 jaar oud Egyptisch document. Traditioneel voert een vrouw de ingreep met een scheermes of glasscherf uit op meisjes van een paar dagen tot 15 jaar oud. Het is de bedoeling om het meisje aantrekkelijk en rijp voor de huwelijksmarkt te maken, en veel moeders laten hun dochters verminken omdat ze bang zijn dat ze anders verstoten worden.
Bij sommige meisjes wordt de clitorishoed verwijderd, bij andere ook de schaamlippen. De vagina wordt dichtgenaaid om ervoor te zorgen dat het meisje maagd blijft. Er blijft een gaatje van 2 of 3 mm over voor urine en menstruatiebloed. In de huwelijksnacht worden de hechtingen doorgesneden door een vrouwelijk familielid en kan het huwelijk worden geconsummeerd.
Volgens UNICEF zijn meer dan 200 miljoen vrouwen in met name 30 landen genitaal verminkt. 27 van die landen liggen in Afrika; in Somalië is meer dan 90 procent van de vrouwen besneden.
Voordelen van besnijdenis zijn niet bewezen
In de 20e eeuw nam het verzet tegen besnijdenis in de westerse wereld toe, ook omdat er geen wetenschappelijk bewijs was dat masturbatie bijvoorbeeld tot krankzinnigheid leidt. In 1949 schreef de Schotse kinderarts Douglas Gairdner in het artikel Fate of the Foreskin dat de risico’s, zoals ontsteking, niet opwogen tegen de voordelen.
Tussen 1930 en 1975 daalde het aantal besneden Britten van 35 tot 20 procent. In de jaren 1970 keerden de zorgautoriteiten in West-Europa, Australië en Canada zich tegen besnijdenis als routine-ingreep. Het gebruik bleef echter populair in de VS, en nu is zo’n 60 procent van Amerikaanse jongens besneden.
MEER OVER BESNIJDENIS
David Gollaher, Circumcision: A History of The World’s Most Controversial Surgery, Basic Books, 2000
Leonard B. Glick, Marked in Your Flesh: Circumcision from Ancient Judea to Modern America, Oxford Uni. Press, 2005