William Larkin

5 redenen dat mannen nu geen rok meer dragen

Lange tijd liepen Europese mannen het liefst in een rok. Maar uiteindelijk moest dit kledingstuk wijken voor de meer praktische broek.

Echte mannen dragen rokken. Zo was het eeuwenlang in Europa.

Volgens de oude Grieken waren mannen met een broek barbaren, want hun aartsvijanden – de Perzen – droegen een broek.

Tot ver in de geschiedenis zat de broek in het verdomhoekje, maar ten slotte moesten ook de snobs eraan geloven.

Vooral in een oorlog was een broek een voordeel. Een rok was nogal onhandig – bijvoorbeeld op de rug van een paard – en te tochtig, zeker als de soldaten in kille streken verzeild raakten.

De laatsten die de jurk droegen, waren kleine jongetjes. Tot begin 20e eeuw liepen ze in japonnen met kant. De doopjurk stamt ook nog uit de tijd dat jongens jurken droegen.

1. Jurk viel met Romeinse Rijk

400-500 n.Chr.: Romeinse mannen van aanzien droegen een tunica en een toga.

Alleen barbaren en slaven hadden een broek aan, dat waren de Romeinen met de Grieken eens.

Gaandeweg stelden de rijken hun mening over de broek echter bij, want die was handig voor soldaten die paardreden of warm moesten blijven.

Toen het Romeinse Rijk viel, ging de broek deel uitmaken van het soldatenuniform, en de elite trok ’s winters voor de warmte een korte broek aan onder de lange toga.

2. Harnas haalt ridderbenen open

1100-1400: Oorlogen won je in een broek. Dat werd snel duidelijk toen de eerste ridders een harnas aantrokken.

Zonder broek zouden ze zich tot bloedens toe verwonden aan het metaal, en in de winter zouden ze zonder isolerende kleding doodvriezen.

Eerst droegen ridders een kiel over hun harnas, maar de wapperende gewaden kwamen de strijd niet ten goede en verdwenen.

Als ridder kon je niet zonder een broek onder je harnas.

© The Walters Art Museum

3. Revolutie maakt eind aan dandykleding

1500-1800: Pruiken, poeder, kousen, hoge hakken, pofbroek en Spaanse mantel (een getailleerde jas die uitliep in een rok) – het was allemaal zeer in de mode onder de mannen van de Europese koningshuizen.

Na de terechtstelling van de Franse koning Lodewijk XVI vervingen mannen de feminiene hofstijl echter snel door revolutionaire kleding: een broek zonder tierelantijnen.

4. Losse flappen kosten arbeiders het leven

19e eeuw: Met de komst van de industrialisatie deden mannen hun pofbroeken en lange schorten weg.

In de fabriek was je je leven niet zeker, vooral als je moe werd na soms wel 14 uur hard werken in de verstikkende hitte – of als je van een steiger viel of klem kwam te zitten tussen de machines.

Losse flappen aan je kleding vergrootten het risico op ongelukken, want als die verstrikt raakten in de machinerie, ging de arbeider erachteraan.

Strakke broeken en hemden hebben dan ook levens gered.

Hij ziet er schattig uit, de toekomstige Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt.

© Smithsonian Institution

5. Jongens zijn geen poppen

20e eeuw: Tot hun zesde werden jongens aangekleed als meisjes.

Een luier is namelijk veel makkelijker te verschonen onder een jurk. Pas vanaf hun zesde werden ze echt als jongens beschouwd.

De schaar ging in het haar – en ze kregen een broek aan.

Begin 20e eeuw begon de kindermode te veranderen.

Voordien werden kinderen beschouwd als aseksuele wezens, maar nadat Freud in 1905 zijn theorie over de seksualiteit van kinderen had gepubliceerd, moest de sekse van jongs af aan in de kleding terugkomen. Tot 1950 was roze echter een jongenskleur.