De eerste American footballwedstrijd werd op 6 november 1869 gespeeld tussen teams van de universiteiten van Rutgers en Princeton. Maar het was toen nog een heel andere sport dan nu.
Toen de spelers in 1869 over het veld liepen, leek football nog het meest op een rare mix van rugby en Europees voetbal. Elk team had 25 spelers, die allemaal achter een ronde bal aan renden, die ze mochten schoppen of slaan.
In de jaren daarna gingen meer universiteiten aan football doen, maar ze hanteerden allemaal hun eigen regels, en vaak besliste de thuisploeg hoe het spel gespeeld moest worden – bijvoorbeeld of de spelers met de bal in de hand mochten rennen.
Het ging er bij football ruig aan toe, en er vielen zelfs regelmatig doden. Zo kwamen er 19 spelers om het leven in 1905.
Football krijgt nieuwe regels
Een grote stap naar het moderne football werd gezet in 1880, toen Walter Camp van Yale – nu bekend als de vader van het American football – het reglement ingrijpend veranderde.
Voortaan mochten er nog maar 11 spelers per team tegelijk op het veld staan, en het reglement introduceerde de snap, waarmee wedstrijden beginnen. Korte tijd later kwam er ook een nieuwe puntentelling, waardoor football flink ging afwijken van rugby en voetbal
In 1922 ontstond de National Football League (NFL) , en kwamen er naast universiteitsteams ook professionele ploegen in de hele VS. In de jaren 1960 was football de populairste sport in de VS geworden, en het succes steeg tot nieuwe hoogten toen in 1967 de Super Bowl – de jaarlijkse kampioenswedstrijd – werd ingevoerd.
Tegenwoordig is de Super Bowl een van ’s werelds grootste sportevenementen, dat jaarlijks qua kijkcijfers alleen door de Champions League-finale wordt overtroffen.