Al sinds de oudheid proberen filosofen het fenomeen van de humor te doorgronden. Hoewel Aristoteles zelf niet bepaald een lolbroek was, wist hij wel hoe een geslaagde grap in elkaar zit:
‘Als je het publiek aan het lachen wilt maken, creëer dan een verwachting en schud de mensen vervolgens wakker met iets wat ze niet zagen aankomen.’
Moppen bestaan uit tegenstellingen en gelijkenissen die een onverwachte wending nemen. Immanuel Kant en Søren Kierkegaard noemden deze wisselwerking ‘incongruentie’. Volgens deze wereldberoemde filosofen houdt incongruentie in dat er een verschil is tussen de manier waarop we verwachten dat een bepaalde situatie zal verlopen en wat er in werkelijkheid gebeurt.
Vanwege deze tijdloze formule is het soms moeilijk te bepalen uit welk tijdperk een mop dateert.