DEA / M. SEEMULLER / Getty Images

Wie ontwikkelde het notenschrift?

Het notenschrift met lijnen die de toonhoogte aangeven, werd rond 1000 ontwikkeld.

Het vroegst bekende voorbeeld van geschreven muziek dateert uit de 6e eeuw, toen de Romeinse filosoof Boëthius de noten van de twee octaven die toen in gebruik waren met letters weergaf.

Hij hanteerde een schaal die van A tot O liep, waarbij A voor de laagste en O voor de hoogste noot stond.

Dit wordt meestal het ‘notenstelsel van Boëthius’ genoemd, maar volgens bronnen bestond er al rond 150 een vergelijkbaar systeem, ontwikkeld door de Griekse wetenschapper Ptolemaeus, en Boëthius is dan ook waarschijnlijk niet de uitvinder.

Pas rond 1020 ontwierp de Italiaanse muziektheoreticus Guido van Arezzo de huidige muzieknotatie, waarbij de noten op lijnen staan die de hoogte aangeven.

Guido van Arezzo

© Wikimedia Commons

Guido voerde ook de gewoonte in om de noten uit te spreken als ‘do-re-mi-fa-sol-la-ti’.

Hij gebruikte de eerste lettergrepen van de hymne Ut queant laxis over Johannes de Doper.

Deze aanduidingen worden nog steeds gebruikt in o.a. Spanje en Italië, terwijl wij in West-Europa zijn overgestapt op de letters ‘C-D-E-F-G-A-B’.

Vooral in de kerk was de behoefte aan het noteren van muziek groot.

De noten waren niet alleen handig voor musici, maar ook voor de top van de katholieke kerk. Zo werden gregoriaanse gezangen bevorderd door alleen voor deze muziek de noten aan de kerken te verstrekken.