Als de kunstenaar Louis Béroud op dinsdagochtend 22 augustus 1911 om negen uur de Salon Carré in het Parijse museum het Louvre binnengaat, schrikt hij zich een hoedje.
Béroud had een schets van de beroemde Mona Lisa willen maken, maar de vrouw met de mysterieuze glimlach is weg. De muur is kaal.
Er resten slechts vier ijzeren haakjes op de plek waar ze hoort te hangen, en Béroud heeft er de pest in.
Er worden geregeld schilderijen van hun plaats gehaald, want de fotografen van het museum mogen werken meenemen naar het atelier om er catalogusfoto’s van te maken.
Béroud vermoedt dat de Mona Lisa nu in het licht van de flitsers van de fototoestellen baadt.
‘Als mooie vrouwen niet bij hun minnaar zijn, vind je ze meestal wel bij hun fotograaf,’ zegt hij gekscherend tegen de oudere suppoost die onbekommerd in de zaal rondscharrelt.
Aan de muren van de Salon Carré hangen andere meesterwerken van Leonardo da Vinci zij aan zij met pareltjes van onder anderen Rafaël, Tintoretto en Rembrandt.
Maar geen enkel schilderij in de zaal is zo bescheiden van omvang als de Mona Lisa, die je met zijn 77 bij 53 centimeter zo onder je arm kunt meenemen.
Als de Mona Lisa om 11 uur nog steeds niet boven water is, begint het geduld van Béroud op te raken.
‘Hoe lang kan het duren om model te staan? Dit is zonde van mijn tijd. Wilt u de fotografen even gaan vragen wanneer het schilderij terugkomt?’ vraagt hij de suppoost.
Suppoost zoekt zich een ongeluk
Een paar minuten later verandert alles. Het Louvre, Parijs, Frankrijk, zelfs de hele wereld raken in rep en roer, en de suppoost is de eerste die nattigheid voelt.
De fotografen hebben de Mona Lisa niet geleend, en ze hebben geen idee waar het werk is. Ze vragen de suppoost in de andere zalen van het museum te gaan zoeken.
De oude man rent als een kip zonder kop door het museum en raakt steeds meer buiten adem. Na een kwartier zoeken vreest hij het ergste.
Met een hartgrondig merde! (shit) komt al zijn frustratie naar buiten, en hij spoedt zich naar het kantoor van de directeur. ‘De Mona Lisa is weg,’ hijgt hij.
Frankrijk sluit zijn grenzen
Om 13.00 uur gaan de Franse grenzen op slot, net als het Louvre, waar een klein legertje politiemensen rondloopt. Niemand mag het museum in of uit terwijl de agenten naarstig alle hoeken en gaten van het gebouw afspeuren.
De commissaris van politie houdt ondertussen crisisberaad met de museumdirectie.
De directie vertelt dat het Louvre altijd op maandag gesloten is, en dat de Mona Lisa voor het laatst ’s avonds op zondag 20 augustus gezien is.
Ze kan inmiddels ruim 24 uur weg zijn, beseft de commissaris, die het schandaal al ziet aankomen.
Hij is bang dat de dief al een heel eind weg is, maar net als iedereen houdt hij de hoop dat het schilderij wel weer zal opduiken en dat er gewoon sprake van een misverstand is.
Maar in een donker hoekje van een trap in het Louvre doet een agent een onheilspellende vondst.
Op de trap liggen de glasplaat die de Mona Lisa beschermde en de antieke houten lijst van het meesterwerk.
Schokgolf gaat door de wereld
Zodra de lijst gevonden is, verspreidt het nieuws van het verdwenen meesterwerk zich als een lopend vuurtje door de straten van Parijs.
‘De Mona Lisa is weg! De Mona Lisa is weg,’ roepen de krantenverkopers, die in recordtijd uitverkocht zijn.
Franse en buitenlandse journalisten ruiken sensatie en komen in groten getale naar het Louvre. Via de telegraafkabels bereikt het nieuws binnen een paar uur de hele aardbol.
Mona Lisa glimlacht de krantenlezers tegemoet vanaf de voorpagina’s, en de New York Times schrijft met chocoladeletters dat de hele wereld in shock is.
‘Nooit eerder in de geschiedenis vond er een dergelijke diefstal plaats,’ vervolgt de krant. Een Frans dagblad vraagt zich vertwijfeld af: ‘Wat is het volgende? De Eiffeltoren?’ De Washington Post meldt dat de kunstwereld in rep en roer is.
Onder kunstkenners geldt de Mona Lisa al lange tijd als een van de fraaiste voor-beelden van renaissancekunst, en volgens een voorzichtige schatting is het werk – naar de maatstaven van vandaag – zo’n 90 miljoen euro waard.
Een schilderij dat zo veel geld oplevert is natuurlijk interessant voor kunstdieven, maar nog in 1910 stelde de directeur van het Louvre bezorgde burgers gerust: het schilderij werd zeer goed beveiligd.
‘De Mona Lisa is even moeilijk te stelen als een van de torens van de Notre-Dame,’ had hij toen gezegd. Met deze uitspraak wordt de museumdirecteur nu natuurlijk om de oren geslagen.
Een Parijse krant drukt een foto van de Notre-Dame af waarbij een van de twee torens van de kerk is weggeretoucheerd. ‘Kan dit dan ook gebeuren?’ vraagt de krant zich af.
Tot nu toe hebben niet veel gewone mensen van de Mona Lisa gehoord, maar nadat het schilderij gestolen is, ligt haar naam plotseling op ieders lippen.
De Mona Lisa is niet langer een van de vele topstukken van de renaissance: ze is in één klap een internationale beroemdheid geworden.
De Franse kranten zijn er dan ook als de kippen bij om torenhoge beloningen uit te loven voor de gouden tip die de politie naar de dief kan leiden.
‘Dief handelt in opdracht van de Duitsers’
Terwijl de politie alles op alles zet om het schilderij boven water te krijgen en iedereen die met een rechthoekig pakketje over straat loopt aanhoudt, beginnen de eerste geruchten al de kop op te steken.
In de eerste dagen na de diefstal krijgen de kranten honderden brieven van mensen die zeggen te weten waar het werk zich bevindt.
Vooral helderzienden en andere lieden die een boven natuurlijke gave beweren te hebben, mengen zich in de discussie over het lot van de Mona Lisa.
Het schilderij zou vernietigd of verbrand zijn, het zou in stukjes gesneden zijn of in de Seine gegooid. Allerlei theorieën komen voorbij.
Er doen ook wildere verhalen de ronde: zo beweert een anonieme bron dat een steenrijke Amerikaanse kunstverzamelaar achter de diefstal zou zitten, terwijl een onbekende politicus meent dat de dief in opdracht van de Duitse regering handelde.
De Duitsers zouden zo voor ongeregeldheden in Frankrijk hebben willen zorgen. Drie jaar voor de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog is dat niet eens zo’n gek idee.
De politie van Parijs gaat er echter vanuit dat er een professionele misdaadorganisatie achter de roof zit, maar heeft geen idee waar ze het zou moeten zoeken, laat staan dat ze erachter kan komen waar de Mona Lisa zich bevindt – dat weet alleen de dief.
Mona Lisa gestolen door Italiaan
Vincenzo Peruggia en Mona Lisa zijn als het ware oude bekenden. In 1910 en de eerste helft van 1911 werkt Peruggia aan de glasplaat die haar tegen vocht, zonlicht en vandalisme beschermt, en hij zet ook een aantal andere kostbare werken van het Louvre achter glas.
Ruim anderhalf jaar lang loopt hij dagelijks door het museum, en al die tijd heeft hij een oogje op de Mona Lisa, die net als hij Italiaanse wortels heeft.
Zowel voor als na zijn tijdelijke aanstelling in het Louvre heeft Peruggia allerlei baantjes in de Parijse bouwwereld, en hij heeft zich als immigrant nooit helemaal op zijn gemak gevoeld in Frankrijk.
De Fransen maken hem uit voor ‘macaroni’, pesten hem door zout en peper in zijn wijn te doen, en twee keer draait hij de bak in vanwege straatroof en ongeoorloofd wapenbezit.
In de zomer van 1911 vindt Peruggia het tijd geworden om zijn criminele carrière naar een hoger plan te tillen – hij wil bij de grote jongens horen.
De 29-jarige Italiaan broedt al een aantal maanden op een plan, en op zondag 20 augustus is de tijd rijp om het ten uitvoer te brengen.
Net als duizenden anderen brengt hij de rustdag in het Louvre door, maar in tegenstelling tot de overige bezoekers gaat Peruggia niet naar huis.
Hij blijft na sluitingstijd in het museum.
Zonder dat iemand het merkt sluipt hij een klein depot binnen – hij is immers ter plekke bekend – en op maandagmorgen om 7.30 uur komt hij uit zijn schuilplaats tevoorschijn, waarna hij recht op zijn doel af gaat: de Mona Lisa.
In een witte overall, die alle werklui in het Louvre dragen, tilt de slechts 1,60 meter lange Italiaan in alle rust de Mona Lisa van de muur.
Op de trap verwijdert hij het glas en de lijst en verbergt hij het schilderij, dat op een houten paneel geschilderd is, onder zijn kleding.
Hij drukt zijn kostbare trofee stevig tegen zich aan en maakt zich op om het museum te verlaten.
Tegen de verwachting in blijkt de buitendeur onder aan de trap op slot te zitten, en terwijl Peruggia als een bezetene op het slot inhakt met een schroevendraaier, hoort hij voetstappen op de trap.
Sauvet, een van de vaste loodgieters van het Louvre, is op weg naar beneden en stuit op Peruggia die aan de deurkruk staat te morrelen.
Sauvet ruikt geen onraad en helpt Peruggia de deur open te krijgen, en even later gaan de twee elk huns weegs.
‘Ik laat de deur openstaan, zodat er niemand ingesloten raakt,’ zegt Sauvet nog voordat de man in de witte overall in de warmte van de Parijse ochtend verdwijnt.
Het is 8.30 uur, en het zal enkele jaren duren voordat de Mona Lisa terugkeert in het Louvre.
Bloemenzee bij de lege muur
Ruim een week na de roof staat de politie nog steeds met lege handen, en wanneer het Louvre op dinsdagochtend 29 augustus 1911 zijn deuren weer opent, staan er voor het eerst in de geschiedenis lange rijen voor het museum.
Van heinde en verre zijn de mensen toegestroomd om bloemen te leggen voor de kale muur in de Salon Carré, en zwijgend schuifelt het publiek door de zaal.
Diezelfde dag verschijnt er een jongeman uit België op de redactie van de Parijse krant Le Journal.
Hij heeft een antiek beeldje bij zich dat hij uit het Louvre zegt te hebben gestolen, en hij biecht op – in de hoop dat hij een beloning zal krijgen – dat hij nog meer kunstroven heeft gepleegd.
Géry Piéret, zoals de Belg heet, vertelt dat hij vier jaar eerder twee soortgelijke beeldjes uit het Louvre heeft ontvreemd. Wanneer de krant het verhaal publiceert, is het land te klein.
Het Louvre moet toegeven dat de beveiliging tekortgeschoten is, en twee lezers van de krant, de avantgardedichter Guillaume Apollinaire en de Spaanse schilder Pablo Picasso, die bevriend zijn met Piéret, zijn bang dat ze met de roof van de Mona Lisa in verband worden gebracht.
En die vrees is niet ongegrond, zo zou spoedig blijken.
Picasso verdacht van heling
In 1907 had Picasso via Apollinaire de twee beeldjes van Piéret gekocht zonder door te hebben dat ze gestolen waren.
Hij had ze gebruikt als model voor zijn schilderij Les Demoiselles d’Avignon, en toen dat voltooid was had hij de beeldjes in een kast in zijn appartement op Montmartre opgeborgen.
Na de onthullingen van Piéret in de krant beseft de 29-jarige Picasso dat hij in een lastig parket zit.
Op 5 september 1911 rond middernacht doet hij de beelden in een koffer, en met Apollinaire sluipt hij in het holst van de nacht naar de Seine om de koffer te dumpen.
Maar op het laatste moment bedenken de twee zich: ze besluiten de beeldjes naar de redactie van Le Journal te brengen en de krant te verzoeken ze terug te brengen naar het Louvre.
Maar Picasso en Apollinaire hadden zich de moeite kunnen besparen: op 7 september 1911 staat de politie bij de dichter voor de deur, die nu de eerste officiële verdachte is van de diefstal van de Mona Lisa.
Apollinaire was al een paar dagen in beeld bij de politie; hij had er nooit een geheim van gemaakt dat hij het Louvre – en alle andere kunstmusea – haatte omdat ze de fantasie zouden doden.
De dichter had zelfs geroepen dat het Louvre in de as gelegd mocht worden, en voor de politie staat het als een paal boven water dat hij de dader is.
Hij heeft een motief – het Louvre benadelen – en hij gaat om met iemand die al vaker uit het museum had gestolen.
Ook Picasso wordt verhoord, maar na een uitgebreid onderzoek moet de politie de twee beroemdheden laten gaan.
De zaak zit weer muurvast en de Mona Lisa is nog steeds foetsie. Inmiddels zijn de Fransen de eerste schok te boven, en ze beginnen wat luchtiger met de zaak om te gaan.
In het najaar van 1911 verschijnt Mona Lisa topless in cabaretvoorstellingen en als verleidelijk model op ansichtkaarten, sigarettenpakjes en affiches.
Sinds de diefstal heeft de politie talrijke tips gekregen en aanwijzingen gevolgd die naar onder meer Bordeaux, Barcelona, Londen, New York, Madrid en Moskou leidden, maar alle sporen liepen dood.
De zaak lijkt onoplosbaar, en in november 1912, 15 maanden na de roof, stuurt het Franse ministerie van Cultuur een officieel bericht de wereld in: ‘Er is geen reden om aan te nemen dat de Mona Lisa ooit nog op haar plaats in het Louvre zal terugkeren.’
Het onderzoek wordt gesloten, en in december 1912 hangt het Louvre een werk van Rafaël op de plek waar de Mona Lisa hing.
Het museum beschouwt het schilderij als verloren en schrapt het uit zijn catalogus. Niemand kan bevroeden dat het beroemde renaissancekunstwerk zich maar een paar kilometer van zijn vaste verblijfplaats bevindt.
In zijn kamertje in een pension in het oosten van Parijs heeft Vincenzo Peruggia het meest gezochte schilderij ter wereld verstopt in een koffer onder het fornuis.
In het najaar van 1913, als hij er gerust op is dat de klopjacht voorbij is, neemt hij de trein naar Florence, waar de Mona Lisa zo’n 400 jaar eerder werd geschilderd.
Hij wil proberen het werk in Italië te verkopen, en hij heeft al iemand op het oog om als tussenpersoon te dienen: de vooraanstaande antiquair en kunsthandelaar Alfredo Geri, die vele multimiljonairs in zijn klantenkring heeft.
‘Het gestolen werk van Leonardo da Vinci is in mijn bezit. Ik vind dat het aan Italië toebehoort, omdat de kunstenaar Italiaan was.
Ik wil het meesterwerk graag terugbrengen naar zijn land van oorsprong, dat er de inspiratiebron van is geweest,’ schrijft Peruggia onder het pseudoniem ‘Leonardo’ in een brief aan Geri.
De kunsthandelaar doet de brief, de gedateerd is op 29 november 1913, aanvankelijk af als onzin en staat op het punt hem in de prullenbak te gooien, maar bedenkt zich en laat hem zien aan zijn vriend Giovanni Poggi, de directeur van het Uffizi-museum in Florence.
Poggi is even sceptisch als Geri, maar spoort hem toch aan om deze ‘Leonardo’ uit te nodigen voor een gesprek. ‘Hij wil je waarschijnlijk een goed gelijkende vervalsing aansmeren,’ waarschuwt Poggi zijn vriend.

De dief van de Mona Lisa kwam er met een lichte straf vanaf. Maar het zorgeloze leven
dat hij dankzij de verkoop van het werk had willen leiden, kon hij op zijn buik schrijven.
Museumdirecteur gelooft zijn ogen niet
Na een korte briefwisseling spreken Geri en Peruggia af om elkaar te ontmoeten.
Op 11 december 1913 gaat Geri naar het hotel waar Peruggia verblijft, het louche Albergo Tripoli-Italia aan de Via Panzani in Florence.
Peruggia vindt het goed dat de kunsthandelaar Giovanni Poggi meeneemt, en rond drie uur ’s middags ontmoeten de drie elkaar in het piepkleine hotelkamertje, waar het bed bijna alle plaats inneemt.
Zonder een woord te zeggen zet de dief een koffer op het bed en doet hem open.
Onder een berg wollen ondergoed, hemden vol gaten, gereedschap, gebruikte penselen en een oude mandoline ligt een plat, rechthoekig voorwerp, ingepakt in rode zijde.
Als Peruggia de zijde weghaalt, kijken Geri en Poggi alsof ze het in Keulen horen donderen.
Ze staren Mona Lisa recht in de ogen, en zien de mysterieuze glimlach waarvan iedereen dacht dat die voor eeuwig verloren was.
Het hart klopt Poggi in de keel als hij het schilderij voorzichtig naar het raam draagt om het in het daglicht te kunnen bekijken. Al heel snel beseft hij dat dit onmogelijk een vervalsing kan zijn.
Peruggia vertelt zijn verbouwereerde gasten dat hij 500.000 lire wil hebben voor de Mona Lisa, ongeveer anderhalf miljoen euro nu.
Maar Geri vraagt hem nog een paar dagen geduld te hebben.
Poggi moet eerst de gelegenheid krijgen om het schilderij te onderzoeken en het met andere werken van Leonardo te vergelijken, zodat hij met zekerheid kan zeggen dat het echt is.
Peruggia overhandigt bereidwillig de Mona Lisa aan het tweetal, en terwijl hij op bed gaat liggen om een dutje te doen, haasten Geri en Poggi zich met het werk naar buiten.
Meteen slaan ze alarm bij de politie, en het duurt niet lang of twee agenten stormen de hotelkamer van de nietsvermoedende Peruggia binnen.
Mona Lisa is onbeschadigd
De koning van Italië, de paus en de directeur van het Louvre zijn de eersten die het nieuws van de vondst en de arrestatie van Peruggia te horen krijgen.
Maar het bericht verspreidt zich razendsnel, en de inwoners van Florence stromen al op de avond van 12 december de straten op om de vondst van hun ‘stadgenoot’ te vieren.
Ook in Frankrijk klinkt gejuich, hoewel de regering, de politie en het Louvre ernstig twijfelen aan de echtheid van het schilderij.
De directie van het Louvre deelt dan ook mee dat het museum zich niet wenst uit te spreken voordat de conservators het werk gezien hebben.
Volgens de politie is het niet erg waarschijnlijk dat een simpele kruimeldief de spectaculaire roof op eigen houtje heeft gepleegd. ‘Dat past niet in het beeld dat we van de zaak hebben,’ zegt een van de inspecteurs van politie.
In de dagen die volgen wordt de Mona Lisa minutieus onderzocht, en de conclusie luidt dat het werk wel degelijk echt en bovendien nauwelijks beschadigd is – een klein wonder gezien de hardhandige manier waarop Peruggia met het schilderij was omgegaan.
Er zit een putje in een van haar wangen en een bijna onzichtbaar scheurtje in haar linkerschouder, maar verder is de ruim 400 jaar oude Mona Lisa nog helemaal zichzelf.
Tijdens zijn eerste verhoor in Florence verklaart Vincenzo Peruggia dat hij niet in een impuls heeft gehandeld.
‘Toen ik in het Louvre werkte, stond ik regelmatig naar het werk van Leonardo da Vinci te kijken en maakte ik me er kwaad over dat het zich op vreemd grondgebied bevond. Ik dacht dat ik Italië een grote dienst zou bewijzen door dit prachtige meesterwerk terug te brengen naar zijn thuisland,’ aldus Peruggia.
Hij had eventjes overwogen om een werk van Rafaël of een andere grote Italiaanse kunstenaar te ontvreemden. ‘Maar ik koos voor de Mona Lisa, omdat dit het kleinste en lichtste schilderij was,’ verklaart hij.
In juni 1914 wordt in Florence de rechtszaak tegen Peruggia gehouden.
De dief zet zichzelf neer als een echte Italiaanse patriot, die uit pure vaderlandsliefde de Mona Lisa naar haar thuisland wilde terugbrengen.
Maar zijn verhaal boet al snel aan geloofwaardigheid in. Tijdens een huiszoeking in zijn pension in Parijs vindt de politie namelijk lange lijsten met de namen van kunsthandelaars en -verzamelaars, aan wie Peruggia de Mona Lisa naar alle waarschijnlijkheid wilde slijten.
Een van hen is de Londense antiquair Henry Duveen, die aan de politie heeft verklaard dat Peruggia hem de Mona Lisa te koop heeft aangeboden, maar dat hij dacht dat Peruggia een vervalser was.
Daarnaast pochte Peruggia in een brief aan zijn familie in Italië dat hij binnenkort een rijk man zou zijn.

Wie nu de Mona Lisa wil stelen, zal er heel wat meer moeite voor moeten doen dan Peruggia destijds. Het werk hangt achter twee centimeter dik gehard glas en zit in een afgesloten compartiment dat het tegen warmte, vocht en schokken beschermt.
Van meesterwerk tot topmodel
In verhouding tot de opschudding die Peruggia heeft veroorzaakt, komt hij goed weg. De rechtbank veroordeelt hem tot een jaar en 15 dagen cel. ‘Dat valt reuze mee,’ zegt Peruggia terwijl hij weggevoerd wordt.
Wanneer Peruggia aan zijn celstraf begint, hangt de Mona Lisa allang weer op haar oude plek.
In een ware triomftocht is ze teruggebracht naar het Louvre, en gedurende haar afwezigheid van twee jaar en vierenhalve maand is ze uitgegroeid van een ‘gewoon’ meesterwerk waarvan er dertien in een dozijn gaan tot een wereldster.
De Mona Lisa is met afstand de grootste publiekstrekker van het Louvre geworden; alleen al in de eerste twee dagen na haar terugkeer is ze door ruim 100.000 mensen bewonderd.
En sindsdien is de populariteit van de vrouw met de mysterieuze glimlach alleen maar toegenomen.
Vandaag de dag schuifelen zo’n acht miljoen bezoekers jaarlijks langs de dame die dankzij Vincenzo Peruggia het beroemdste topmodel ter wereld is geworden.