Corbis/Polfoto, Getty/AOP & Tim Koster, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk/Amersfoort

Kunstvervalser wist Göring te foppen

Han van Meegeren kon schilderen als een Hollandse meester, maar daar viel in de jaren 1930 geen droog brood mee te verdienen. Hij sloeg aan het vervalsen om de kunstelite een hak te zetten, en dat groeide hem al snel boven het hoofd.

Emmy Göring ontkende alles. De Amerikaanse soldaten die op 21 mei 1945 op het slot Fischhorn bij Salzburg verschenen kregen niets uit haar over de kunstcollectie van haar man.

En dat het nazikopstuk Hermann Göring, het hoofd van de Luftwaffe, zijn meesterwerken op het slot verstopt had, was volgens haar je reinste lariekoek.

De ongenode gasten hoorden bij een speciale geallieerde eenheid die in heel Europa op zoek was naar de buit van kunstroven door de nazi’s.

Op Fischhorn zochten ze een doek van Vermeer, de beroemde Nederlandse schilder uit de Gouden Eeuw, en uiteindelijk kregen ze de verpleegster van de familie Göring aan het praten. Zij wist waar het oude schilderij verborgen was.

‘Wees er zuinig op, het is veel geld waard,’ zei de verpleegster toen ze het werk overhandigde. Emmy Göring kon wel janken, want zij noch de soldaten wisten dat het om een vervalsing ging, een paar jaar eerder gemaakt door de Deventenaar Han van Meegeren.

Hermann Göring wachtte op zijn proces in Neurenberg wegens oorlogsmisdaden toen hij hoorde dat zijn duur betaalde Vermeer nep was.

Volgens een ooggetuige leek het ‘alsof hij voor het eerst had ontdekt dat er kwaad in de wereld bestond’. Han van Meegeren had de kunstwereld weer bij de neus genomen – maar deze keer zou dat hem duur komen te staan.

Jong talent uitgelachen

Van Meegeren werd in 1889 als zoon van een leraar geboren in Deventer, en al op jonge leeftijd legde hij een groot teken- en schildertalent aan de dag.

Op school verkocht hij tekeningen van blote vrouwen aan zijn klasgenoten, en een plaatselijke kunstschilder nam het jonge talent onder zijn hoede.

Van Meegeren kreeg bewondering voor de 17e-eeuwse Hollandse meesters, met name voor de Delftenaar Johannes Vermeer. Zijn ego deed niet veel onder voor zijn schildertalent, en hij wilde niets liever dan net zo vermaard worden als zijn oude helden.

Maar al was hij een buitengewoon getalenteerd schilder, zijn motieven en technieken hoorden bij een vervlogen tijdperk, want de traditionele kunst was ingehaald door nieuwe stijlen als het impressionisme en het kubisme.

Van Meegeren leefde van het schilderen van portretten, waarin hij de werkelijkheid steevast natuurgetrouw weergaf.

© Historisch Museum Deventer/Bridgeman

Toen Van Meegeren met zijn werk naar buiten trad, kreeg hij dan ook weinig lof: ‘Hij bezit alle vaardigheden, behalve originaliteit,’ schreef een recensent in 1922.

‘De tentoonstelling gaf me sterk de indruk dat ik alles al eens gezien had,’ merkte een ander op. Van Meegeren verdronk zijn teleurstelling, zocht troost bij prostituees en ontwikkelde een intense haat jegens de kunstwereld, die zijn genie niet wilde erkennen.

In 1928, toen Van Meegeren 39 was, ging hij in de aanval. In het eerste nummer van het blad De Kemphaan van de Haagse Kunstkring, waar hij lid van was, trok hij van leer tegen de in zijn ogen immorele elite die bepaalde welke kunststromingen ‘in’ waren en welke als ouderwets weggezet werden.

De grote wraakactie

Met het artikel in De Kemphaan, waarin hij geen blad voor de mond nam, maakte hij geen vrienden in de kunstwereld, en hij raakte zijn werk aan de straatstenen niet meer kwijt.

Hij moest leven van het schilderen van portretten, lesgeven en restaureren van oude schilderijen. In zijn hoofd begon een plan langzaam vorm te krijgen: hij zou de verdorvenheid van de kunstbranche eens aan de kaak stellen en zijn talent bewijzen door een perfect 17e-eeuws meesterwerk in naam van Vermeer te schilderen.

Als alle kunstkenners hun bewondering voor de opgedoken schat uitgesproken hadden, zou hij naar buiten treden als de maker van het doek.

Vanaf begin jaren 1930 probeerde Van Meegeren de kunst van het vervalsen onder de knie te krijgen.

Om een goede vervalsing te kunnen maken, moet je niet alleen kunnen schilderen: er komt ook kunstgeschiedenis en wat scheikunde bij kijken.

Hij kocht een 17e-eeuws doek en beschilderde het met verf die met dezelfde ingrediënten was gemaakt als Vermeer had gebruikt. Daarnaast ontwikkelde hij technieken om de verf te laten uitdrogen en kleine barstjes te laten ontstaan.

Op een najaarsochtend in 1936 was Van Meegeren er eindelijk klaar voor om aan het meesterwerk van zijn leven te beginnen. Het motief was een scène uit de Bijbel, waarin Jezus de maaltijd gebruikt met zijn discipelen in het dorp Emmaüs. Een half jaar lang werkte hij aan de perfecte Vermeer.

Vervalsing aan de man gebracht

Toen de vervalser tevreden was met het resultaat, nam hij contact op met een bevriende advocaat in Parijs, G.A. Boon, die hij een verhaal op de mouw speldde.

Van Meegeren beweerde dat hij een rijke vrouw vertegenwoordigde die een aantal oude schilderijen geërfd had. Die wilde ze graag verkopen, maar omdat ze in Italië woonde en het fascistische bewind van Mussolini de export van kunstschatten verboden had, moest ze discreet te werk gaan.

Volgens Van Meegeren was een van de werken wellicht een onbekend doek van de beroemde Vermeer, en toen hij Boon een percentage van de verkoopprijs aanbood, hapte deze grif toe.

De volgende stap in zijn uitgekookte plan was de advocaat ertoe over te halen de kunstexpert Abraham Bredius op te zoeken, die in Monaco woonde.

Bredius was een vooraanstaand Vermeerkenner, en als hij het onbekende schilderij aan Vermeer toeschreef, zouden alle kunstkopers ter wereld het willen hebben.

De oude Bredius kon zijn ogen niet geloven toen Boon hem het doek liet zien. Hij zette zijn bril op zijn neus en bestudeerde het werk uit-en-te-na. Het doek leek oud genoeg om echt te zijn.

‘Dit is bepaald interessant,’ merkte de kunstkenner op.

Vervolgens doopte Bredius een pluk watten in de alcohol en streek hij ermee over een hoekje van het schilderij.

Het duurt enkele jaren voordat olieverf volledig gedroogd is, en als het doek niet oud was, zou het deze test dus niet doorstaan. Maar er gebeurde niets – Van Meegeren had degelijk werk geleverd.

Bredius hield het doek een paar dagen bij zich om het verder te onderzoeken, en gaf advocaat Boon toen een envelop met zijn schriftelijke oordeel.

In de jaren 1930 bezat een op de vijf huishoudens een kopie van Het hertje van Van Meegeren.

© Han van Meegeren

Vermeerkenner om de tuin geleid

VVan Meegeren stond te popelen om de opmerkingen van Bredius te lezen: ‘Dit weergaloze werk van Vermeer, de grote Vermeer van Delft, is met Gods hulp tevoorschijn gekomen uit het donker waar het zo veel jaren lag,’ luidde de beginzin van het document. De vervalser barstte in lachen uit.

Toen Bredius over de pas ontdekte Vermeer schreef in het kunstblad The Burlington Magazine, werd Boon platgebeld door potentiële kopers. Het werk kwam uiteindelijk bij Museum Boijmans in Rotterdam terecht, dat er 520.000 gulden voor neertelde die het uit giften had opgehaald.

Kranten in binnen- en buitenland stonden vol van het nieuwe meesterwerk, en Van Meegeren speelde met de gedachte om zichzelf bekend te maken en de kunstkenners te kijk te zetten, maar hij bedacht zich. Hij was plotseling steenrijk geworden.

In juni 1938 toonde Boijmans zijn nieuwe pronkstuk, en Van Meegeren bezocht de tentoonstelling elke dag om zich in de andere gasten te verlustigen.

‘Ik snap niet dat ze hier een half miljoen gulden voor hebben betaald – het is overduidelijk vals,’ zei hij hardop, en hij genoot van de protesten die klonken.

Van het geld kocht Van Meegeren een enorme villa in Nice, waar hij en zijn vrouw overdadige feesten hielden. Wanneer de gasten zich afvroegen hoe hij zo rijk was geworden, vertelde hij dat hij de loterij had gewonnen.

Schilderen op morfine

Nog geen maand later begon Han van Meegeren aan een nieuwe vervalsing, en in de jaren die volgden doken er zo’n 10 andere ‘tot dan toe onbekende’ werken van Vermeer en Pieter de Hooch op.

De verkoop hiervan leverde hem omgerekend zo’n 40 miljoen euro op.

De meestervervalser keerde terug naar Nederland, waar hij Amsterdamse grachtenpanden en ander onroerend goed opkocht. Enkele jaren daarna vertrouwde hij een vriendin toe dat hij meer dan 100 panden bezat.

Het grootste deel van het vermogen van Van Meegeren bestond uit zwart geld, dat hij niet op de bank kon zetten. Hij begroef dan ook veel bankbiljetten in zijn tuin, die hij vaak moeilijk terug kon vinden, want hij was aan de drank geraakt. Al ’s morgens vroeg ging de

jeneverfles open, en om te voorkomen dat zijn handen trilden als hij aan het schilderen was, slikte hij morfinepillen alsof het snoepjes waren.

Van Meegeren was er slecht aan toe toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen, wat uiteindelijk tot zijn ontmaskering zou leiden.

Stroman van Göring slaat zijn slag

De nazi’s begonnen meteen met het roven van cultuurschatten, die Hitler in een enorm kunstmuseum in Linz wilde onderbrengen.

Het nazikopstuk Alfred Rosenberg leidde een speciale eenheid die de bezette gebieden uitkamde op kunst en die onder meer het doek De astronoom van Vermeer roofde van de joodse familie Rothschild.

Hitler ondervond concurrentie van zijn tweede man, Hermann Göring, die ook kunstambities had.

‘Ik heb misschien wel de belangrijkste privécollectie in Duitsland, zo niet van heel Europa,’ pochte de zwaarlijvige rijksmaarschalk tegen Rosenberg. Maar een Vermeer had hij nog niet.

Hitler en Göring schuwden geen middel in hun jacht op Europese kunstschatten.

© Scala/BPK

Göring roofde honderden schilderijen

In 1942 deed zich een mogelijkheid voor om dit hiaat in de verzameling te vullen toen de stroman van Göring in Nederland, Alois Miedl, een interessant aanbod kreeg. Een particulier was bereid om een tot dan toe onbekende Vermeer te verkopen, die sterk deed denken aan het meesterwerk in Boijmans.

Göring hoestte 1.650.000 gulden (10 miljoen euro nu) op voor het schilderij. De rijksmaarschalk was het nieuwste slachtoffer van Van Meegeren, maar dit keer kwam die er niet mee weg.

Beticht van landverraad

Na de bevrijding in mei 1945 begon er een klopjacht op collaborateurs, en Van Meegeren kwam al snel bovendrijven. Uit de Duitse archieven bleek dat hij Nederlands cultureel erfgoed verkocht had aan de bezetter, en op deze vorm van landverraad stond de doodstraf.

De kranten wonden zich op over de ‘Nederlandse nazikunstenaar’ die een luizenleventje had geleid van het geld van de vijand.

Maar zelfs nu zijn leven op het spel stond, wilde Van Meegeren zichzelf niet blootgeven. Aanvankelijk had hij wraak willen nemen op de kunstwereld, maar nu was hij trots op zijn werk, dat onsterfelijk was geworden.

Pas na zes weken in de gevangenis gaf Van Meegeren toe een stelselmatige vervalser te zijn, maar zijn bekentenis werd niet geloofd. Kunstkenners achtten het uitgesloten dat een tweederangsschilder als hij deze reeks unieke werken had kunnen voortbrengen.

Wanhopig bood Van Meegeren aan onder toezicht een nieuwe ‘Vermeer’ te maken – als hij maar morfine kreeg.

‘Hij schildert voor zijn leven,’ kopte een krant, en dat was precies wat Van Meegeren twee maanden lang deed. Het resultaat was niet zijn beste Vermeer ooit, maar was overtuigend genoeg.

De toon in de pers werd snel milder, want veel Nederlanders koesterden wel sympathie voor een oplichter die de navelstarende kunstelite én de gehate nazi’s bij de neus had genomen.

Van Meegeren trad naar buiten als vervalser om niet als landverrader te sterven.

© Spaarnestad Photo

Vlak voor zijn dood vrijgesproken

Van Meegeren werd in afwachting van zijn rechtszaak vrijgelaten, en eind 1947 werd hij vrijgesproken van landverraad. Een team deskundigen had zijn vervalsingen bekeken, en röntgenfoto’s toonden ontegenzeggelijk aan dat zijn verhaal klopte.

Bij zijn latere werken was Van Meegeren namelijk slordig geweest en had hij de oorspronkelijke motieven niet verwijderd van de oude doeken die hij overschilderde. Hij kon de onderliggende motieven zelfs nog uit zijn geheugen beschrijven.

De vervalser bewees zijn schuld door voor de rechtbank een nieuwe Vermeer te maken.

© Ullstein bild/Polfoto

‘Houdt u vast aan de verklaring dat u alle vervalsingen zelf hebt gemaakt?’ vroeg de rechter aan Van Meegeren.

‘Ja, edelachtbare,’ antwoordde hij.

‘En dat u ze voor schandalige prijzen hebt verkocht?’ vervolgde de rechter.

‘Wat kon ik anders? Als ik ze voor weinig geld had verkocht, was daaruit al gebleken dat ze vals waren,’ zei Van Meegeren ironisch. Hij gaf bij dezelfde gelegenheid toe dat zijn triomfen als vervalser zijn ondergang als creatief kunstenaar hadden betekend.

In november 1947 werd Han van Meegeren tot één jaar cel veroordeeld wegens oplichting, en de belastingdienst en woedende kunstkopers legden beslag op zijn vermogen. Maar voordat hij zijn straf uit kon zitten, eiste zijn levensstijl zijn tol: op 29 december 1947 stierf hij aan een hartaanval.

Rijksmaarschalk Hermann Göring ontliep zijn straf ook. Ruim een jaar eerder had hij zelfmoord gepleegd met cyaankali in zijn cel in Neurenberg, waar hem de strop wachtte.