De eerste gestamelde bekentenis kwam van de 14-jarige Francesco di Giovanni, die bij de barbier op Piazza Santa Trinita in Florence werkte.
Met tegenzin gaf de jongen hevig blozend toe dat hij een verhouding had gehad met niemand minder dan de machtigste ambtenaar van de stad, Doffo di Nepo Spini.
De ‘zonden’ waren bedreven in het luxe paleis van Spini midden in de stad. De jongen wist ook een 60-jarige paardendresseur aan te wijzen die aan de uitspattingen had deelgenomen.
Drie dagen later, op 25 mei 1432, bekende de 70-jarige ambtenaar ook en kreeg hij een grote geldboete opgelegd. Evenals de paardendresseur.
De zaak tegen Doffo di Nepo Spini baarde veel opzien in Florence. Want de onttroonde ambtenaar was een van de eersten die het slachtoffer werden van een nieuwe wet die de ‘gruwelijke zonde’ van de homoseksualiteit moest uitroeien.
Opmerkelijker was echter dat Spini zelf aan de wieg van de wet had gestaan. Voor de burgers in Florence bevestigde de veroordeling van Spini daarom nogmaals hoe diep herenliefde in de stad geworteld was.
Paus veroordeelt Florence
Historici kibbelen nog over de omvang van de homoseksualiteit in Florence, maar de meesten zijn het er wel over eens dat de stad in de 14e en 15e eeuw een sterke mannencultuur kende, die rijkdom, feest en vrijheid vermengde met homoseksuele erotiek.
De dichters in Florence bezongen openlijk de liefde tussen mannen. En de Florentijnse schilders en beeldhouwers waren de eersten die de oude fascinatie voor het mannelijk lichaam deden herleven.
In de rest van Europa werd de stad Florence zo sterk geassocieerd met de herenliefde dat het woord ‘Florentijn’ in diverse Duitstalige gebieden zelfs een synoniem werd voor ‘homo’.
De onchristelijke escapades van de Florentijnen kwamen bovendien de kerk ter ore, die herhaaldelijk tekeerging tegen de bandeloosheid in de stad:
‘Deze wereld kent geen zonden die weerzinwekkender zijn dan die van de Florentijnen. De eerste zonde is hun gewoeker. De tweede is zo afschuwelijk dat ik de naam niet durf te noemen’, stelde paus Gregorius XI in 1376.
In 1424 fulmineerde de predikant Bernardino van Siena drie dagen vanaf een van de Florentijnse preekstoelen tegen de ‘stinkende zonde, waarvan de stank opstijgt tot de sterren’.
Volgens Bernardino was het probleem zo nijpend dat een Florentijn niet als leraar kon werken in andere steden, ‘opdat hij de jongens aldaar niet verleidt’.

Veel meesters uit de renaissance richtten zich op het mannelijk lichaam – zoals in deze geseling van Luca Signorelli.
Vrouwen moeten homo’s bekeren
De Florentijnse machthebbers waren om twee redenen niet blij met homo’s. Ten eerste was homoseksualiteit zo schandelijk en zondig dat Gods straf de hele stad zou kunnen treffen.
Ten tweede zou het geboortecijfer – en daarmee de grootte van de stad – krimpen als de mannen het alleen met elkaar deden.
‘Het is bekend dat de man een vrouw nodig heeft om zonen te verwekken’, zo zei de priester en filosoof Leon Battista Alberti halverwege de 15e eeuw.
Al in de jaren 1320 verbood het stadsbestuur homoseksuele activiteiten bij wet, maar dit had nauwelijks effect.
Begin 15e eeuw werd daarom – volgens een officieel document uit die tijd – besloten ‘om een grote zonde uit te roeien met een kleinere’. In de praktijk betekende dit dat het stadsbestuur een klein vermogen besteedde aan de oprichting van twee nieuwe bordelen.
‘In deze bordelen stellen prostituees hun lichaam ter beschikking voor liederlijke behoeften’, aldus documenten van het stadsbestuur, dat de dagelijkse leiding over de bordelen overliet aan particuliere ondernemers.
Tegelijk opende de stad een ‘fatsoensbureau’ – een instantie die de moraal bewaakte en de prostitutie reguleerde.
Het bureau zorgde er bijvoorbeeld voor dat de wetten werden versoepeld, zodat Florence meer dames van plezier kon aantrekken. Uit documenten van dit bureau blijkt dat de strategie werkte.
Namen als die van Lena de Bruxelles en Catarina de Constantinopoli geven aan dat vrouwen van lichte zeden van heinde en ver naar de stad trokken.
‘Elke prostituee mag haar intrek nemen in de legale bordelen van Florence.Prostituees mogen onder geen beding worden gearresteerd of gehinderd’, zobepaalden de nieuwe wetten, die ook de kledingeisen voor prostituees versoepelden.
De vrouwen hoefden niet langer handschoenen of een belletje in hun haar te dragen om zich van andere vrouwen te onderscheiden.
De prostitutie in de stad bloeide op. Uit belastingoverzichten uit die tijd blijkt dat meer mannen zich ‘souteneur’ gingen noemen en dat notabelen hun huizen verhuurden voor prostitutie.
Spionnen worden ingezet
Het fatsoensbureau en het legertje prostituees ten spijt waren de jonge mannen een kleine 20 jaar later niet minder homoseksueel geworden.
Dat vroeg om drastischer maatregelen. Het stadsbestuur besloot nu een ‘nachtbureau’ op te richten, een moraalpolitie die als enige taak het opsporen en bestraffen van homoseksualiteit had.
De meeste van de vele documenten van dit bureau zijn bewaard gebleven, zodat historici nu een gedetailleerd beeld hebben van de manier waarop de instantie in elkaar stak en werkte.
De leiding was in handen van zes ‘nachtbeambten’, die minstens 45 jaar en – als enige ambtenaren – getrouwd moesten zijn.
De beambten hadden een secretaris, een incasseerder en een paar medewerkers voor het praktische werk onder zich. In de loop der tijd nam het nachtbureau ook een groot aantal spionnen in dienst, die zich met graagte in het wilde nachtleven begaven.
Het bureau had een vliegende start. De ene na de andere beschuldiging van homoseksualiteit kwam binnen.
Het succes was in grote mate te danken aan de klachtenbusjes in een aantal kerken, waarin burgers discreet briefjes met verdenkingen en waarnemingen van herenliefde konden achterlaten.
Als de verdachte schuldig werd bevonden en een boete kreeg, ontving de verklikker 25 procent van het boetebedrag.
Stad verdient fortuin aan boetes
Zoals te verwachten leidde dit systeem tot duizenden beschuldigingen. Opeens kon een Florentijn een lompe buurman of een vervelende zakenrelatie een hak zetten door zijn naam op een briefje te schrijven en dat in het busje te stoppen.
Het nachtbureau kon ouders ook bijstaan bij de opvoeding van hun kinderen. ‘Nachtbeambten, ik smeek u. Ik ben maar een arme weduwe met een zoon, Niccolò.
Ene Francesco Benghi haalt hem elke avond op en bedrijft de liefde met hem. Hij geeft hem telkens een munt.
Arresteer de jongen in het geheim. Jaag hem met de zweep wat angst aan en hij bekent alles’, vroeg Maria Angelica bijvoorbeeld in 1495.
De klachtenbusjes werden ook gretig gebruikt voor politieke machtsspelletjes in Florence. De rijke families van de stad gaven elkaar regelmatig aan bij de nachtbeambten om hun concurrenten zwart te maken en van hen af te komen.
Zo werd een flink aantal vijanden van de familie De’ Medici door het nachtbureau veroordeeld. Eén De’ Medici werd echter zelf ook een keer of acht wegens homoseksualiteit aangeklaagd.
Met de opening van het nachtbureau in 1432 werd er weliswaar strenger op homoseksualiteit gecontroleerd, maar de straffen werden milder. Eindigden homo’s voorheen op de brandstapel, nu kregen ze meestal een boete.
Uit verslagen van het nachtbureau blijkt dat gedurende de 70 jaar waarin het bestond, 17.000 mannen werden geregistreerd wegens herenliefde.
3000 van hen werden er veroordeeld, maar slechts 60 kregen een zware straf opgelegd, zoals opsluiting, deportatie of de brandstapel.
Door spijt te betuigen of een boete te betalen kon de beklaagde zijn straf nietig laten verklaren.
Het stadsbestuur deed goede zaken met het bureau. Uit de boetes werd niet alleen het salaris van de nachtofficieren en medewerkers betaald, maar ook de pandhuur en uitbundige ‘bedrijfsfeesten’.
Uit de boekhouding van de jaren 1450 blijkt dat er gans, eend en geitje werden geserveerd.
Herenliefde blijft bestaan
Het nachtbureau ging in zekere zin aan zijn eigen succes ten onder.
Er waren zoveel aanklachten en de spionage werkte zo effectief dat gaandeweg de helft van de Florentijnse mannen werd beschuldigd van homoseksualiteit. En onder hen bevond zich ook een niet gering aantal nachtbeambten.
Uit de 3000 veroordelingen blijkt dat het nachtbureau overuren draaide. In Venetië bijvoorbeeld werden in dezelfde periode slechts 268 mannen voor homoseksualiteit veroordeeld. En in Ferrara, een plaats in de buurt, acht.
Het is historici een raadsel waarom het bureau in 1502 plotseling ophield te bestaan en zijn taken overdroeg aan andere ordehandhavers.
Hoe het ook zij, Florence behield de reputatie een homostad te zijn. Uit de vele aanklachten en rechtszaken blijkt dat homoseksualiteit in hoge mate met de stad verweven was.
Ondanks de inspanningen van het nachtbureau bleven de mannen onverstoorbaar met elkaar naar bed gaan.
Dat blijkt onder meer uit een brief die de beroemde diplomaat en schrijver Niccolò Machiavelli van een vriend kreeg in 1523 – ruim 20 jaar nadat het nachtbureau zijn deuren gesloten had.
‘Tja, dus Lodovivo (Machiavelli’s zoon, red.) heeft een knaap met wie hij zich vermaakt, plezier maakt, wandelt, smoest en slaapt. En wat dan nog? Met zulke activiteiten hoeft toch niet per se iets mis te zijn?’, schrijft de vriend, die verderop in de brief vervolgt:
‘En jij, als je jezelf beter had gekend, had je misschien nooit een vrouw genomen.’

Veel openbare kunstwerken in Florence hebben duidelijk een homo-erotische ondertoon.
Homopolitie legde alles uitgebreid vast
Het nachtbureau liet een goudmijn aan gerechtelijke stukken na, die een uniek kijkje bieden in de homoseksuele activiteiten in Florence.
Uit de gerechtelijke stukken van het nachtbureau blijkt dat de instantie de homoseksuele wetsovertredingen nauwgezet beschreef.
De documenten zijn daarom een goudmijn voor historici en bevatten onder andere uitgebreide informatie over de manier waarop de misdaden werden begaan en hoe de schuldigen zich bij de daad gedroegen.
Zo wilde het nachtbureau graag weten wie in een homoseksuele relatie de actieve, binnendringende partij was en wie de passieve, ontvangende partij.
De stukken laten zien dat de oudste aangeklaagde gewoonlijk de penetrerende rol had, terwijl de jongere man zijn lichaam alleen aanbood.
Het bureau maakte onderscheid tussen geslachtsverkeer ‘van voren’ en ‘van achteren’. Verder blijkt uit de cijfers dat orale seks zeldzaam was in het toenmalige Florence.
Dat wordt bevestigd door een bekentenis van een ervaren mannelijke prostitué, die zei dat hij hevig verrast was en zich niet goed raad wist toen zijn partner hem wilde pijpen.