Grimmige gezichten staren het publiek in het Louvre aan vanuit hun gouden lijsten. De kunstbiënnale Salon Paris anno 1787 van het museum is net geopend, en alle zichzelf respecterende kunstkenners uit Parijs en de rest van Europa geven met gepoederde pruik acte de présence.
Geen kunstsalon ter wereld staat zo hoog aangeschreven als deze, en handelaars, verzamelaars, mecenassen en snobs verdringen elkaar in de zaal.
Van vloer tot plafond hangen de uitverkoren werken van dit jaar: grootse historische taferelen afgewisseld met plechtstatige afbeeldingen van vrijwel uitdrukkingsloze mannen en vrouwen – zo dienen portretten er anno 1787 uit te zien, dat weet iedereen.
Maar dan stijgt er een geroezemoes op in de zaal: de poederpruiken scharen zich om één schilderij. Hun mond valt open van verbazing: de maker is een vrouw, Élisabeth Vigée Le Brun. En ze heeft zichzelf op een ongehoorde manier afgebeeld: ontspannen met haar dochtertje op haar arm.
Op haar mooie gezicht bevindt zich de steen des aanstoots: een flauwe glimlach met een iets open mond, zodat iedereen haar witte tanden kan zien! Geschokt wenden bezoekers hun blik af. Binnen de kortste keren heeft tout Parijs het over het schandaal, en Vigée Le Brun moet de stad zelfs ontvluchten.

Élisabeth Vigée Le Brun stond bekend om haar portretten, ook van zichzelf.
Vader stierf aan visgraten
De moedige madame Vigée Le Brun was 32 en deed goede zaken als kunstenares toen ze de Franse kunstwereld op zijn kop zette met haar tanden. Want wie iets voorstelde, liet zich afbeelden met de lippen stijf op elkaar en een bozige blik – een glimlach was iets voor dronkenlappen, armoedzaaiers en idioten.
De strenge bewakers van deze regel waren de leden van de koninklijke Académie royale de peinture et de sculpture, tegen wie geen kunstenaar zich durfde te verzetten. Behalve Élisabeth Vigée Le Brun.
Ze werd op 16 april 1755 geboren als dochter van de schilder Louis Vigée. Élisabeths twee jaar jongere broer Étienne was de lieveling van haar moeder, maar Louis hield zielsveel van zijn dochter en onderkende haar talent. Als kind tekende ze alles wat ze tegenkwam, zelfs de muren van het klooster waar ze les kreeg. De nonnen gaven haar straf, maar haar vader vond het geweldig:
‘Jij wordt kunstenares, mijn kind!’
Als meisje waren de kunstacademies verboden terrein voor Élisabeth – ze moest het doen met lessen van jonge, onbekende schilders die voor de kost meisjes tekenen en schilderen bijbrachten. Toen de magere, vrij onhandige Élisabeth uitgegroeid was tot een oogverblindende schoonheid, kregen haar wilskracht en artistieke vermogens een boost.

De tandarts brak door in de 18e eeuw, hoewel het nog ruim 100 jaar zou duren voor de verdoving werd uitgevonden.
Parijse tandartsen gaven mensen iets om mee te glimlachen
Tandeloze monden waren eeuwenlang een alledaags gezicht in Europa, want suiker uit de koloniën was overal te krijgen en de gebitszorg was minimaal. Mondziekten en kiespijn lagen altijd op de loer.
Pas halverwege de 18e eeuw bracht de Franse wetenschap ’s werelds eerste echte tandartsen voort. Die konden niet alleen rotte kiezen uitboren en gaatjes vullen, maar gaven ook adviezen over gebitshygiëne. Daarmee konden mensen pijnloos de tanden in hun mond houden.
Europese vorsten en de eerste Amerikaanse president George Washington lieten Franse tandartsen aanrukken, terwijl anderen, zoals de Italiaanse edelman Casanova, naar Parijs kwamen om hun charme een impuls te geven met een mooi gebit.
In 1787 ontwikkelde de tandarts Nicolas Dubois de Chémant een kunstgebit van porselein. Dat was een uitkomst voor tandeloze Fransen, die hun eten weer konden kauwen en zich niet hoefden te schamen voor een glimlach.
Zonder zich door de normen te laten weerhouden gooide Élisabeth al haar talent in de strijd om een plekje te veroveren in de Parijse kunstwereld. Maar vanwege haar schoonheid hadden sommige mannen die bij haar een portret bestelden dubbele bedoelingen.
Toen haar geliefde vader op zijn 52e een visgraat in zijn keel kreeg en erin bleef, hertrouwde haar moeder met een rijke juwelier, en het gezin verhuisde naar een chique wijk. Élisabeth was kapot van de dood van haar vader en verafschuwde haar stiefvader.
‘Ik haatte deze man, vooral omdat hij de spullen van mijn vader gebruikte. Hij trok gewoon diens kleren aan zonder ze aan zijn figuur aan te passen,’ schreef ze in haar memoires.
Maar dankzij haar stiefvader kreeg ze toegang tot de hogere kringen van de maatschappij – en daarmee rijke klanten. De Parijse adel omarmde de charmante Élisabeth en stond in de rij om zich door haar te laten portretteren.
Talent dringt door tot Versailles
De jonge kunstenares blonk uit in het afbeelden van vrouwelijke schoonheid en trok haar modellen graag zachte stoffen aan, waardoor hun lichamen op het doek natuurlijk overkwamen.
‘Ik legde wat brede doeken rond de armen en het lijf in een poging de fraaie draperieën van Rafaël te imiteren,’ schreef ze in haar dagboek met een verwijzing naar de beroemde renaissanceschilder.
Ze liet haar modellen ontspannen houdingen aannemen en gaf hun gezichten een levendige uitdrukking. Haar intieme, informele stijl was een hit bij de verlichte burgerij van Parijs: gevoeligheid, beleefdheid en zelfbeheersing werden als burgerlijke deugden gezien, en op straat naar anderen glimlachen begon aanvaardbaar te worden.

Salons waar de elite ontspannen samenkwam om te converseren, kwamen op in het 18e-eeuwse Parijs.
Zelfs aan vrouwen uit de koninklijke hofhouding ging haar talent niet onopgemerkt voorbij. In haar atelier ontving ze de schoondochter van de hertog van Orléans en de gravin van Chartres, die beiden toegang hadden tot Versailles. Maar de maatschappelijke veranderingen gingen voorbij aan het paleis, 25 kilometer buiten Parijs. De ceremoniële omgangsvormen uit de tijd van Lodewijk XIV, rond de eeuwwisseling, werden er nog strak gehandhaafd.
De hovelingen liepen rond met witgeschminkt gezicht, stijve kleren van brokaat en hoge poederpruiken. Veel leden van de hofhouding gingen stiekem naar Parijs, want het bruisende leven in de hoofdstad met theater, literatuur en koffiesalons was veel aantrekkelijker dan de starre pracht en praal van Versailles.
Het centrum van de macht was aan het verschuiven van Lodewijk XVI in Versailles naar de betrokken burgers van Parijs, die er nieuwe ideeën op nahielden.
Gevangen in een huwelijk
Élisabeth hield zich totaal niet bezig met politiek. Kunst was haar leven, en het ging haar voor de wind. Hoewel ze van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in touw was, kon ze de bestellingen nauwelijks bijbenen. Maar alles wat ze verdiende pikte haar stiefvader in, want de heer des huizes ging over het geld.
De inmiddels 20-jarige Élisabeth was trots op haar verworven zelfstandigheid en was niet van plan die op te geven door te trouwen. Toch wist haar moeder haar in januari 1776 ertoe over te halen in het huwelijksbootje te stappen met een veelbelovende vrijer, de zeven jaar oudere Jean-Baptiste-Pierre Le Brun.
Op weg naar de kerk sloeg de twijfel toe.
‘Zal ik ja zeggen, of zal ik nee zeggen?’ vroeg ze zich volgens haar dagboek af.

Jean-Baptiste-Pierre Le Brun verkocht de schilderijen van zijn vrouw in zijn galerie voor 12.000 frank per stuk, waarvan ze zelf zes frank kreeg.
Toen monsieur Le Brun na de bruiloft een rokkenjager met een gat in zijn hand bleek, was het al te laat. Hij was echter ook kunsthandelaar, en ondanks hun onenigheid werkte het echtpaar Le Brun efficiënt samen: Élisabeth kon zijn contacten in de kunstwereld goed gebruiken. In 1778 maakte ze de volgende sprong op de carrièreladder toen uit Versailles het verzoek kwam om koningin Marie Antoinette te schilderen.
Tandeloze koningen en koninginnen
De 23-jarige Marie Antoinette leefde in een ivoren toren op Versailles, onwetend over de geruchten die achter haar rug verspreid werden over haar vermeende seksuele uitspattingen en uitgavenpatroon. De Oostenrijkse prinses was in 1770 uit Wenen naar het stijve Franse hof gekomen met de nieuwste mode van die tijd: een mooi gebit.
Daar had haar moeder, keizerin Maria Theresia, persoonlijk voor gezorgd door een Franse tandarts te ontbieden. De keizerin had gehoord dat de nieuwe specialisten tandbederf en ingevallen wangen door ontbrekende tanden konden voorkomen.
Bij het tijdperk van de rede hoorde een verzorgd en gezond uiterlijk, inclusief een volledig gebit. Maar aan het hof in Versailles was de nieuwe wind voorbijgegaan: de Franse koningen, koninginnen en hovelingen misten al generaties lang een heel stel tanden op hun 40e. Op portretten moesten uitdrukkingsloze gezichten gezag uitstralen, en de Parijse glimlach was in Versailles ver te zoeken.
‘Haar huid was zo helder en licht dat ik bijna geen kleuren had om die weer te geven.’ Élisabeth Vigée Le Brun over haar mecenas Marie Antoinette
Toch had Marie Antoinette een paar van Vigée Le Bruns portretten gezien, en ze was verliefd geworden op haar zoete, natuurlijke stijl. Daarom wilde ze er een van zichzelf, dat ze naar haar broer in Wenen kon sturen, keizer Jozef II. Trillend van de zenuwen toog Élisabeth met haar penselen naar Versailles. Maar haar generatiegenoot Marie Antoinette ging heel informeel met haar om, en de twee konden het goed met elkaar vinden.
‘Het meest ongelooflijke aan haar was haar teint,’ schreef Élisabeth in haar dagboek. ‘Haar huid was zo helder en licht dat ik bijna geen kleuren had om die weer te geven.’
Marie Antoinette had gehoord dat Vigée Le Brun een mooie zangstem had, en aan het eind van elke portretsessie zongen ze een duet van hun lievelingscomponist. De hofdames drukten hun oor tegen de deur en lachten de vals zingende vorstin uit.
Een glimlach was voor idioten
Voordat de glimlach symbool ging staan voor vriendelijkheid en vrolijkheid, was hij een teken van domheid en onbesuisdheid. Tot aan de 20e eeuw glimlachten alleen apen, dronkenlappen en dwazen.

Oudheid: de komedieglimlach
In de klassieke oudheid was de glimlach een overdreven gelaatsuitdrukking die in het theater thuishoorde. Maskers met een dommige of kwaadaardige glimlach waren te zien in Griekse blijspelen. Volgens Aristoteles was een glimlach ‘een pijnloze misvorming’. Op marmeren beelden, vaasdecoraties of reliëfs werd dan ook niet geglimlacht.

Middeleeuwen: de leedvermaakglimlach
Bij middeleeuwse banketten, waarbij de hofnar voor de vrolijke noot zorgde, stond de glimlach voor hoon en spot. Als doldwaze figuur kon hij lachen en uitgelachen worden, maar de hooggeplaatsten konden niet naar elkaar lachen zonder dat de ander zich op zijn teentjes getrapt voelde. En vanaf de 15e eeuw nam de suikerimport een vlucht en had de elite geen tanden meer om mee te glimlachen.

17e/18e eeuw: de krankzinnige glimlach
Elegante mensen konden soms een ironisch, hautain of spottend glimlachje laten zien. Personen die met open mond werden afgebeeld, waren volgens een tekenhandboek uit 1668 per definitie proleten of krankzinnigen. Met een glimlach gaven kunstenaars aan dat iemand een drinkebroer, prostituee of idioot zonder remmingen was.

18e/19e eeuw: Westen houdt kaken op elkaar
Hoewel de gebitsverzorging verbeterd was, waren er nog geen tanden te zien op portretfoto’s. Tot in de jaren 1920 werden de meeste mensen maar een paar keer in hun leven gefotografeerd, en een glimlach gold als te frivool. Maar buiten de westerse wereld gingen de monden wel open. Zo vond antropoloog Berthold Laufer in 1904 deze foto van een blije man in China.
Koningin geschilderd in ondergoed
Op haar eerste portret van Marie Antoinette beeldde Vigée Le Brun de koningin traditioneel af, in een stijve hoepeljurk met de koninklijke regalia. De koningin vond het prachtig en bestelde er meteen nog twee: een voor zichzelf en een voor de Russische tsarina Catharina.
Vigée Le Brun werd benoemd tot de officiële portretschilderes van Marie Antoinette. Ze maakte een gewaagd portret van de koningin met het haar in losse krullen en een van haar eigen mousselinejurken aan.
Maar toen het portret tentoongesteld werd in een Parijse kunstsalon, fluisterden boze tongen dat de koningin zich in haar ondergoed had laten schilderen. Dit potentiële schandaal moest de kop ingedrukt worden, en Élisabeth haastte zich van haar atelier naar de salon om wat bedekkende penseelstreken toe te voegen.
Ze was zeer loyaal aan Marie Antoinette, haar mecenas, die zo veel voor haar loopbaan had betekend. En weldra zou ze de koningin voor nog meer dankbaar kunnen zijn.

Het portret van Marie Antoinette in een dunne mousselinejurk was zeer gewaagd voor een koningin.
Een historisch lid van de koninkijke academie
De workaholic Vigée Le Brun wilde niets liever dan lid worden van de prestigieuze Académie royale de peinture et de sculpture. Maar vrouwen waren er niet welkom, daar zorgden de professoren en beroemde schilders die er de scepter zwaaiden wel voor. Vigée Le Brun werd wel opgenomen in de minder gerenommeerde Académie de Saint-Luc, waar haar vader had gedoceerd.
Tijdens een reis met haar man naar de Lage Landen maakte ze kennis met de Hollandse meesters. Vooral van Rubens, die al in de 17e eeuw glimlachende vrouwen had geschilderd, was ze onder de indruk. In 1783 leverde ze een zelfportret met Hollandse strohoed in bij de ongenaakbare academie – en die stelde het tentoon in haar kunstsalon.
Deze doorbraak gaf haar een sprankje hoop, en ze verzocht om het lidmaatschap. Ze wilde zich echter niet laten beperken tot portretten en landschappen – de twee categorieën schilderijen waarbinnen vrouwen volgens de academie soms iets presteerden.
In plaats daarvan stuurde ze het werk Vrede herstelt overvloed in, een schilderij van twee vrouwen. Het behoorde tot de hoogste categorie van de strenge academie: het historische of allegorische schilderij. Volgens de leden waren de vrouwelijke moraal en geest ongeschikt om grootse allegorische motieven uit de mythologie of de Bijbel te vertolken.

Vrede herstelt overvloed symboliseert het idee dat een land dat niet in oorlog is voorspoed kent.
Vigée Le Brun moest het opnemen tegen conservatieve mannen. Haar talent stond buiten kijf en haar werk was van een bijzonder hoge kwaliteit, maar een vrouw toelaten in deze categorie zou de naam van het instituut door het slijk halen, zo meenden de heren.
De vernedering voor de top van de academie was dan ook groot toen Marie Antoinette achter de schermen regelde dat Élisabeth Vigée Le Brun op 31 mei 1783 volwaardig lid werd van de prestigieuze club.
Glimlach veroorzaakt beroering
Veel minder succesvolle collega’s keken met scheve ogen naar Vigée Le Brun en haar nauwe band met de impopulaire koningin, en konden het niet verkroppen dat een vrouw hen was voorbijgestreefd. Er werd dan ook volop geroddeld: de kunstenares zou een affaire hebben gehad met de minister van Financiën, graaf Charles-Alexandre de Calonne, die ze in 1784 schilderde.
Vigée Le Brun trok zich er echter niets van aan. Haar talent sprak voor zich, zo dacht ze. En dat talent kwam goed van pas toen ze besloot zelf een salon te openen.
‘Een weergaloze aanstellerij, veroordeeld door kunstenaars en mensen met goede smaak, komt tot uiting bij madame Vigée Le Brun, die haar tanden laat zien.’ Franse krant, 1787
Salons waren populaire ontmoetingsplekken, waar cultuurliefhebbers intieme concerten, amateurtheater en poëzievoordrachten bijwoonden. De salon van Vigée Le Brun was uniek met een kunstenares als gastvrouw, en tussen 1783 en 1789 stroomde de adel uit Versailles toe.
De Parijse verlichtingsdenkers en -schrijvers, die de adel een gebrek aan realiteitszin verweten, lieten zich er echter niet zien. Bij Vigée Le Brun werd er niet over politiek gepraat – literatuur, theater en de nieuwste roddels waren de gespreksonderwerpen.
Hoewel Vigée Le Brun en de Franse adel de revolutionaire sfeer in het land niet aanvoelden, was er genoeg reuring in de salon voor de grensverleggende kunstenares.
Twee jaar vóór de Franse Revolutie had Vigée Le Brun zelf een revolutie in de kunst teweeggebracht.
‘Een weergaloze aanstellerij, veroordeeld door kunstenaars en mensen met goede smaak, komt tot uiting bij madame Vigée Le Brun, die haar tanden laat zien,’ schreef een Franse krant venijnig toen ze in 1787 haar zelfportret tentoonstelde in de gerenommeerde Salon Paris.




Natuurlijkheid was waanzin
Vigée Le Brun zorgde wel vaker voor opschudding in het Parijse kunstwereldje, maar ze was niet voorbereid op de ophef die haar zelfportret met dochter in 1787 veroorzaakte. Ze liet niet alleen haar tanden zien, maar had zichzelf natuurlijk en intiem afgebeeld.
Onfatsoenlijke glimlach
Portretten met ontblote tanden waren al sinds de oudheid taboe. Alleen dronkenlappen en krankzinnigen werden met open mond afgebeeld; fatsoenlijke mensen hielden hun kaken op elkaar.
Moederliefde mocht niet
Tederheid tussen moeder en dochter was uit den boze en strookte niet met gangbare ideeën over opvoeding. Vaak stuurden de welgestelden hun kinderen naar familie op het platteland, waar ze konden opgroeien zonder hun ouders in de weg te lopen.
Dagelijkse kleren horen niet op het doek
Volgens de mode had ze een statige jurk moeten dragen, maar Vigée Le Brun beeldde zichzelf af in zachte stoffen die natuurlijk om haar lichaam vielen. In combinatie met haar ontspannen houding was dat de kunstkenners veel te intiem.
Van alle kanten kreeg ze de wind van voren. De serieuze mannen van de verlichting wonden zich op over haar lichthartige en dommige geglimlach, en traditionele kunstkenners stoorde het dat ze brak met de conventie van de gesloten mond. Tot dan waren alleen horken en idioten zonder zelfbeheersing met open mond afgebeeld.
Vigée Le Brun liet de kritiek echter rustig over zich heen komen, want ze spon er garen bij. Iedereen had het over haar, en de klanten stonden nog steeds in de rij. Ze ging door op de ingeslagen weg en bleef glimlachende vrouwen schilderen, en steeds meer collega’s volgden haar voorbeeld.
Vlam slaat in de pan
Op het hoogtepunt van haar succes als portretschilder drongen de geruchten over de sluimerende onvrede in de straten van Parijs door tot het atelier. Van haar chique salongasten hoorde ze dat ze op een avond waren bedreigd door het gewone volk:
‘Binnenkort zijn jullie voor die koets gespannen en zitten wij erop.’
Toen ze dineerde met vrienden op het kasteeltje Marly bij Versailles, werd op de binnenplaats een dronken man opgepakt. Uit zijn zakken vielen pamfletten met de tekst: ‘Weg met de koninklijke familie! Weg met de adel!’

Dit beroemde schilderij van de bestorming van de Bastille werd gemaakt door Jean-Pierre Houël, die in Parijs woonde en de revolutie steunde.
Schilders gingen voorop in de revolutie
Élisabeth Vigée Le Brun werd door de Franse Revolutie van huis en haard verdreven, maar veel andere kunstenaars waren er blij mee. De leuze ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’ werd door velen omarmd, en er werden heroïsche schilderijen gemaakt met zelfopoffering en patriottisme als thema’s.
Vooral de werken van Jacques-Louis David van grote groepen mensen verbeeldden de idealen van de revolutie over mensenrechten en morele rechtvaardigheid. Hij werd door de leiders van de revolutie benoemd tot ‘kunstdictator’: hij mocht bepalen welke kunst mocht blijven en welke vernietigd moest worden. Veel kunstenaars die van bestellingen van het hof hadden geleefd, zoals Vigée Le Brun, moesten het land ontvluchten.
Componisten werden aangespoord om revolutionaire liederen en muziekstukken te schrijven. Zo componeerde Claude-Joseph Rouget de Lisle in 1792 het huidige Franse volkslied, de Marseillaise, over de zonen van het vaderland die opstaan tegen de tirannie.
Veel kunstenaars juichten de veranderingen in de Franse samenleving toe, maar als de lievelingsschilderes van de gehate koningin Marie Antoinette zat Vigée Le Brun in een benarde positie.
Ze werd meerdere keren op straat bedreigd, en ze begon zich zorgen te maken. Maar ze was niet van plan om alles achter zich te laten, en ze zat maandenlang apathisch in haar atelier zonder dat ze iets produceerde.
In de zomer van 1789 werd de stemming onder het volk steeds grimmiger, en op een dag sloeg de vlam in de pan: de Bastille-gevangenis werd bestormd door een woedende menigte en de adel raakte zijn erfelijke privileges kwijt. Dat najaar marcheerde een groep vrouwen met hooivorken naar Versailles om de koning en koningin onder dwang naar Parijs te brengen.
12 jaar als rijke zwerver
Vigée Le Brun hoorde over de gebeurtenissen van haar broer Étienne, die met eigen ogen had gezien hoe de menigte het koninklijk paar het paleis uit sleurde. Ze werd in één klap wakker uit haar apathische toestand en besefte dat ze het land moest verlaten voor het te laat was. Ze nam alleen haar negenjarige dochter Julie en de gouvernante mee.
Vermomd als arme vrouw van het volk huurde ze een rijtuig – als ze haar eigen koets gebruikte, zou ze haar rijkdom verraden. De wagen hobbelde door de arme, revolutionaire wijk Saint-Antoine, terwijl Vigée Le Brun bijna een zenuwinzinking kreeg.
‘Parijs staat in brand, en de koning en koningin zijn vermoord!’ Het laatste wat Élisabeth Vigée Le Brun hoorde voordat ze Parijs ontvluchtte.
Haar echtgenoot en broer hadden allebei besloten te blijven, maar ze reden met haar mee, en de familie nam huilend afscheid bij de stadspoort. Op weg door de dorpen rond Parijs werd het rijtuig telkens ingehaald door ruiters, die het laatste nieuws uit de hoofdstad riepen:
‘Parijs staat in brand, en de koning en koningin zijn vermoord!’
Dat laatste bleek niet waar te zijn, maar de ongeremde volkswoede overtuigde Vigée Le Brun ervan dat ze het land moest verlaten. Ze ging op rondreis door Europa met haar dochter en kreeg overal onderdak in de luxueuze villa’s van de rijken.
In die kringen was iedereen het erover eens dat de revolutie in het vaderland van Vigée Le Brun een verschrikking was. De kunstenares verdiende de kost door portretten te schilderen van haar gastheren en -vrouwen – en van de vele Franse edelen die ook voor de revolutie gevlucht waren.
Op uitnodiging van de Oostenrijkse ambassadeur kwam ze in 1792 naar Wenen, waar ze werd ontvangen door een neef van Marie Antoinette, Frans II, die net Rooms-Duits keizer was geworden. Terwijl ze druk aan het schilderen was aan het keizerlijke hof, kreeg ze in oktober 1793 een brief van haar broer Étienne in Parijs: koningin Marie Antoinette was onthoofd.
‘De rest van mijn leven stelde ik niet één vraag over de gebeurtenissen die eraan vooraf waren gegaan en die waren gevolgd op deze gruwelijke moord. Het was te pijnlijk,’ schreef ze over de dood van haar vriendin en mecenas.
Na 12 jaar van omzwervingen keerde Vigée Le Brun in 1802 terug naar Parijs. Een groep vrienden en bewonderaars was erin geslaagd haar naam van de lijst van antirevolutionairen geschrapt te krijgen.
Vandaag de dag wordt Élisabeth Vigée Le Brun gezien als een van de grootste kunstenaars van Frankrijk. In haar loopbaan portretteerde ze meer dan 600 mensen – van wie velen met een ‘krankzinnige’ glimlach.