In de 16e eeuw gebruikten juweliers en klokkenmakers vlooien om hun kwaliteiten als edelsmid te laten zien.
Het eerste gedocumenteerde vlooienoptreden stamt uit 1578, toen klokkenmaker Mark Scaliot een ketting met een sluiting maakte die zo klein was dat een vlo hem voort kon trekken.

De Brit Len Tomlin was een van de laatsten met een groot vlooientheater. Rond 1960 droeg hij het over aan een museum.
Vlooien hebben bloed nodig om te overleven. Meestal zette de eigenaar de vlooien tussen de optredens door op zijn eigen huid om ze te voeden.
Straatartiesten omarmen de vlo
In de 19e eeuw kwamen de vlooien in handen van straatartiesten, die van stad naar stad reisden met hun miniatuurcircus, waarbij vlooien ‘optraden’ voor publiek.
Een zo’n artiest was de Italiaan Louis Bertolotto, die vanaf 1820 decennia door Europa toerde met zijn ‘buitengewone voorstelling met nijvere vlooien’, die onder meer met een zwaard vochten en een karretje trokken.
De vlooien deden dit soort optredens niet uit vrije wil. De beestjes leven maar kort en kunnen niet worden getraind. Wel zijn het goede springers.
De meeste trucs zijn dan ook niet aangeleerd, maar worden ‘uitgevoerd’ door vlooien die proberen te ontsnappen. Doordat ze aan een wapen of een karretje zijn bevestigd, lijkt hun vluchtpoging op een act.

Soms liepen de vlooien gespannen voor een karretje een race.
Karretjes met vlooien ervoor behoorden tot de topacts van het miniatuurcircus.
Een vlo werd via een dunne draad met een wagentje verbonden en trok dit voertuig, dat meerdere keren zijn eigen lichaamsgewicht woog, voort.
Mechanisch vlooientheater
Tot in de jaren 1960 was het vlooientheater een populaire curiositeit op kermissen en marktpleinen.
Nu zijn er nog maar een paar over, waarvan de meeste mechanisch zijn: ze gebruiken magneten en mechanica om een voorstelling met vlooien te fingeren.