Bevelen in het Latijn schallen over de paradeplaats:
‘Ad signa! Testudinem formate!’ (Treed aan! Vorm schildpadformatie!)
De leden van Cohors II Cimbria gehoorzamen meteen en heffen hun schild. Sinds 2006 treedt de Deense groep op als legionairs uit de hoogtijdagen van het Romeinse Rijk in de 1e eeuw n.Chr.
‘Wij zien re-enactment als geschiedenisles zonder boeken. Ons doel is om legionairs uit de tijd van keizer Vespasianus zo authentiek mogelijk weer te geven,’ legt voorzitter Henrik Andersen uit.
Sinds het bescheiden begin 17 jaar geleden telt de groep vandaag de dag leden uit heel Denemarken en uit Zweden en Duitsland. In de winter poetsen de legionairs hun uniformen en wapens op, want in de lente en zomer gaan ze optreden.
Als musea bellen, komen de 15 à 25 legionairs opdraven – met zwaarden, wapenrustingen en katapulten. HISTORIA neemt een kijkje in een verloren wereld van maliënkolders, sandalen en een soldatenkamp vol verrassingen.
Cohors II Cimbria staat niet alleen in zijn liefde voor het Romeinse Rijk. In landen als Engeland, Duitsland en Italië zijn er soortgelijke cohorten – en zelfs in oorden waar de Romeinen nog nooit van hadden gehoord, zoals Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland, bootsen enthousiastelingen het leven in een legioen na.
Velen komen elk jaar samen in Rome om het glorieuze verleden van de stad te vieren tijdens de Natale di Roma-parade, waar tot 1500 min of meer authentiek uitziende legionairs marcheren voor een half miljoen toeschouwers. De meeste shows zijn echter kleinschaliger en vinden buiten Rome plaats.
Inhoud
- Musea vragen om een show
- Uitrusting komt niet uit de supermarkt
- Hoornblazer zet de toon
- Schildpad vergt training
- Romeins kamp kent strikte regels
- Doe-het-zelfgeschut
- Blauwe plekken zijn zeldzaam
- Alleen pretoriaanse garde in Rome had identiek uniform
- Burgers maken het kamp levendiger
- Officier zwaait met zijn staf en roept bevelen
Musea vragen om een show
Re-enactment kan worden ervaren in musea, op historische beurzen en festivals. Cohors II Cimbria biedt 15 tot 25 gevechtsklare legionairs, gekleed zoals de troepen van Rome eruitzagen ten tijde van keizer Vespasianus (69-79 n.Chr.).
Driekwart van de Romeinse re-enactmentverenigingen geven de voorkeur aan de 1e eeuw omdat er veel kennis over deze tijd bewaard is. Dankzij bronnen en vondsten kunnen we uniformen, tactieken en het kampleven nauwkeurig reconstrueren.

Cohors II Cimbria tijdens de intocht op het Romeinse festival in Xanten. Dit evenement in Duitsland is een van de grootste van Europa en trekt elk jaar 25.000 toeschouwers.
Uitrusting komt niet uit de supermarkt
De Romeinse tijd is – net als de Vikingtijd en de Tweede Wereldoorlog – een populair tijdperk voor re-enactors. Daarom kun je veel authentieke spullen online bestellen. Toch tellen de clubs vaak bekwame ambachtslieden, want een belangrijk deel van het werk is het maken van de uitrusting: van mantels en standaarden tot de duizenden ringetjes van maliënkolders.
Een complete legionairsuitrusting kost zo’n 2000 euro om te kopen, dus de leden besparen geld door hun eigen kleding en wapens te maken. Door communicatie en het raadplegen van oude bronnen zorgen de leden er samen voor dat alle leden eruitzien als soldaten uit het tijdperk waarin de club gespecialiseerd is.

Rond 100 v.Chr. kregen de Romeinse standaarden een gouden adelaar. Tot die tijd prijkten er zwijnen, leeuwen en andere dieren op de standaard.
Hoornblazer zet de toon
Romeinse helmen uit de keizertijd hadden grote gaten voor de oren, omdat de legionairs altijd de signalen van de cornicen – hoornblazer – moesten kunnen horen. In het heetst van de strijd, als het lawaai op het slagveld oorverdovend was, gaf de centurion (officier) zijn bevelen aan de troepen door via de hoornblazer.
Veel re-enactmentclubs hebben daarom een cornicen, die ’s ochtends ook de troepen wekt met de reveille: een lang signaal. Volgens het werk van Julius Caesar betekende het eerste hoornsignaal van de dag ‘opstaan,’ het tweede ‘aankleden en opstellen’ en het derde ‘vertrek uit het kamp.’

De cornicen blies op een cornu, een hoorn in de vorm van een G.
Schildpad vergt training
Als re-enactors bij elkaar komen, oefenen ze de testudo – de schildpadformatie. De bekendste tactiek van Romeinen onder vijandelijk vuur was om dekking te zoeken achter hun grote schilden. Soms trokken ze zelfs op in een testudo – en die tactiek vereist training, zegt Henrik Andersen, de aanvoerder van de legionairs van Cohors II Cimbria:
‘Je staat dicht op elkaar, dus het is belangrijk dat alle mannen in de pas lopen.’
De testudo is bekend van de 38 meter hoge overwinningszuil van keizer Trajanus in Rome. Daarop is te zien hoe soldaten oprukken naar een vijandelijk fort, terwijl ze speren en andere projectielen afweren met hun schild boven hun hoofd.

In een testudo houdt de voorste legionair zijn schild voor zijn lichaam terwijl degene achter hem zijn schild op zijn helm legt. De derde zorgt ervoor dat zijn schild overlapt, zodat het ‘dak’ volledig gesloten is.
Romeins kamp kent strikte regels
Elke avond zetten de Romeinse legioenen op veldtocht een complete stad van tenten op. Om het kamp te beschermen, groeven de soldaten een greppel en legden ze een aarden wal met palissaden aan. Dit authentieke kampleven proberen de re-enactors zo getrouw mogelijk na te bootsen.
'Soms slapen we op Romeinse matrassen van stro in tenten. We koken Romeins eten boven een vuur en zetten bewakers neer,’ zegt re-enactor Henrik Andersen.
Net als in de oudheid slapen er acht legionairs met wapens en uitrusting in elke tent, dus de ruimte is beperkt.

Als re-enactors een kamp bouwen, zijn er meestal kraampjes, een keukentent en slaaptenten.
Doe-het-zelfgeschut
Cohors II Cimbria maakte zelf een scorpio – een Romeinse katapult die pijlen afschiet met behulp van veren en touwen.
‘De helft van de informatie hebben we uit historische bronnen, de andere helft hebben we ontdekt met vallen en opstaan en door te praten met andere clubs,’ zegt Henrik Andersen.
De Romeinen hadden verschillende maten katapulten. Sommige waren vrij klein en stonden op een kar, andere waren groot – zoals het exemplaar dat gevonden is in de oude stad Hatra in Irak. De ballista van Hatra kon 2 meter lange speren afvuren met zo’n kracht dat ze dwars door elke schildenmuur heen vlogen.

Een demonstratie van Romeinse artillerie is altijd een publiekstrekker.
Blauwe plekken zijn zeldzaam
Veel mensen denken dat gevechten en grootschalige veldslagen de kern vormen van re-enactment, maar ze hebben het mis, legt Henrik Andersen uit:
‘Eigenlijk voeren we bijna nooit een gevecht waarbij de schilden elkaar raken. Voor ons gaat het er bij re-enactment vooral om dat het publiek de kans krijgt om authentieke spullen te zien en aan te raken.’
Zo mag het publiek bijvoorbeeld voelen hoe zwaar de maliënkolder van een legionair was. Veel mensen willen ook weten of de Romeinen sokken in hun sandalen droegen, en het antwoord is:
‘Ja, er zijn brieven van legionairs gevonden bij de Muur van Hadrianus in Engeland. Ze vroegen hun familie om wollen sokken te sturen. Troepen in warme gebieden liepen wel met blote voeten in hun sandalen,’ zegt Andersen.

Re-enactors gebruiken metalen wapens, maar de zwaarden en lansen zijn niet geslepen.
Alleen pretoriaanse garde in Rome had identiek uniform
In de begindagen van de re-enactment in de jaren 1970 waren de legionairs vaak identiek gekleed. Nu laten veel clubs meer variatie toe.
‘Je moet niet vergeten dat Romeinse troepen soldij kregen en hun eigen wapens en uniformen moesten kopen. Sommigen konden zich fraaie kleren veroorloven, zoals de lijfwacht van de keizer op de Zuil van Trajanus. Anderen moesten het doen met mindere kwaliteit. Daarom eisen we in Cohors II Cimbria niet dat iedereen een felrode tunica draagt. De echte legioenen waren kleurrijker,’ aldus Andersen.

Een legionair die geld te besteden had, kon zijn helm rijk versieren.
Burgers maken het kamp levendiger
Tijdens festivals in heel Europa treden Romeinse senatoren samen met legionairs op om historische gebeurtenissen na te vertellen. Cohors II Cimbria neemt ook vaak burgers mee als ze hun kamp opslaan voor een evenement.
‘Dankzij onze vrouwen en vriendinnen kunnen we meer van het Romeinse leven van alledag laten zien. Want een Romeins legioen van 5500 tot 6000 man werd vergezeld door bijna evenveel burgers als het op veldtocht ging,’ zegt Andersen.
Elke tent van acht man had een slaaf om de ezel te trekken die de tent droeg. Daarnaast volgden wapensmeden, prostituees en talloze anderen het legioen omdat er geld te verdienen viel aan de soldaten.

Sommige shows beginnen met een vurige rede van een senator. Dan trekt het legioen ten strijde.
Officier zwaait met zijn staf en roept bevelen
Geen Romeins cohort zonder officier die het bevel voert. In de 1e eeuw had de centurion 80 legionairs onder zich, maar nu moet hij het meestal met wat minder troepen doen.
Als staf gebruikte hij een stevige wijnstok. In de oudheid diende die staf ook om luie of ongehoorzame soldaten te slaan, maar de centurion van tegenwoordig moet zijn woede zien te beheersen. Net als in de oudheid draagt de bevelhebber van Cohors II Cimbria zijn statussymbolen op zijn borst: een torque (een grote metalen ring) en ronde phalerae – bronzen onderscheidingen die aan het borstschild zijn bevestigd.

Romeinse officieren droegen veren op hun helm.