Seattle wilde per se plat zijn: Stad spoelde natuur weg
In de 19e eeuw maakten hoge heuvels, ravijnen en rivieren de inwoners van Seattle het leven zuur. Maar toen kreeg de stadsingenieur een idee: de stad plat maken – met gigantische waterkanonnen.
In de strijd tegen de heuvels werden waterkanonnen ingezet. Elk kanon werd bediend door drie à vijf mannen, die in acht uur tijd het equivalent van 6750 kruiwagens aarde en stenen wegspoelden.
45 miljoen ton aarde werd er afgegraven en weggespoeld nadat het Amerikaanse Seattle in 1894 besloot het oneffen terrein van de havenstad te egaliseren.
De initiatiefnemer van dit megaproject was stadsingenieur Reginald Thomson. Hij wilde het kleine Seattle omvormen tot een van de grootste metropolen aan de Amerikaanse westkust.
Maar het landschap zat in de weg. Daarom begon de ingenieur een kruistocht tegen de heuvels en ravijnen in de omgeving.
Volgens Thomson en zijn medestanders zou de egalisering van Seattle niet alleen meer inwoners aantrekken, maar ook ziekte en armoede tegengaan.
Lang niet iedereen was enthousiast over Thomsons oorlog tegen de natuur, maar de ingenieur wuifde alle protesten weg:
‘Sommige mensen lijken te denken dat Seattle heuvelachtig moet blijven omdat het dat nu is, maar ze vergeten hoe nadelig een steile helling is voor huizen aan de andere kant van de heuvel.’
Toen het project in 1930 eindelijk was voltooid, was er zo veel grond afgegraven dat het overeenkwam met een achtste van de hoeveelheid die bij de aanleg van het Panamakanaal werd afgegraven.
Het oneffen terrein van Seattle was 17.000 jaar geleden in de ijstijd ontstaan, toen gletsjers zich door het gebied sneden en heuvels, kloven en enorme rotsen achterlieten.
In 1894 begon Thomson met het nivelleren van het stratennet. Dat gebeurde met door stoom aangedreven graafmachines, paarden en spierkracht.
Toen in 1898 de eerste fase aan de voet van de heuvel Denny Hill was afgerond, was er bijna 92.000 m3 aarde en steen verwijderd.
In de beginjaren werden er paardenkarren en graafmachines op stoom ingezet.
In eerste instantie werd de afgegraven grond gebruikt om ravijnen en andere insnijdingen in het landschap op te vullen. Maar het grootste deel belandde bij de kust, die werd geplaagd door getijden en stinkende moerassen.
Naarmate de heuvels werden afgegraven, moesten steeds meer mensen hun huis verplaatsen.
Dat kwam voor rekening van de huiseigenaar zelf. De huizen werden over houten rails weggetrokken of weggeduwd op houten rollen.
De spierkracht voor dit zware werk werd geleverd door paarden en arbeiders.
Met houten rails en rollen werden de huizen op de heuvels een voor een verplaatst.
Naast het graafwerk ontwikkelde hoofdingenieur Thomson ook een nieuw wapen tegen de heuvels van Seattle: water.
Het oneffen terrein van Seattle was onder meer ontstaan door smeltwaterrivieren uit de ijstijd. Thomson wilde dezelfde krachten gebruiken om de stad te egaliseren.
Bij Landsburg, zo’n 40 kilometer van Seattle, legden zijn arbeiders kilometerslange waterleidingen aan die water uit de Cedarrivier naar Seattle brachten.
Het water moest de inwoners van drinkwater voorzien, maar stelde Thomson ook in staat de heuvels van Seattle weg te spoelen.
Grote waterleidingen brachten water van de Cedarrivier naar Seattle, waar het o.a. werd gebruikt voor waterkanonnen.
Het water uit de Cedar en het meer Lake Union werd naar grote waterkanonnen geleid, die tegen de heuvels van Seattle werden ingezet. De eerste kanonnen, Giants genoemd, werden in 1901 in gebruik genomen.
Het jaar erop was de 76 meter hoge Denny Hill aan de beurt. In negen jaar tijd werd 4,2 miljoen m3 grond weggespoeld, ongeveer de helft van de heuvel.
De enorme hoeveelheden zand en water werden afgevoerd naar Elliot Bay, de baai van Seattle.
Niet alle huizenbezitters gaven hun grond op. Maar de grond om hen heen verdween wel, waardoor hun huis uiteindelijk alleen op een heuveltje stond, een spite mound (wrokheuvel).
In 1909 was een groot deel van Denny Hill weggespoeld. Alleen de spite mounds, waar mensen woonden die niet wilden wijken, waren over.
Naarmate Seattle vlakker werd, groeide de bevolking drastisch. In 1880 had de stad 3553 inwoners. 30 jaar later bijna 250.000.
Seattle werd daarmee de derde stad in het westen van de VS, na Los Angeles en San Francisco. Tegelijk met de nivellering breidde de stad daarom razendsnel zijn infrastructuur uit.
In 1912 had het personeel van de stadsingenieur 320 kilometer straten, 1300 kilometer trottoirs en 650 kilometer waterleiding aangelegd.
Veel huizen moesten echter nog naar straatniveau worden verplaatst.
De egalisering van Seattle duurde langer op plekken waar al gebouwen stonden. Hier het Ross Shire Hotel in 1914.
De egalisatie van de straten leverde grote problemen op voor het verkeer – in het bijzonder voor de trams.
Tijdens het egaliseren van de drukste straat van Seattle, Madison Street, moest de trammaatschappij steeds hogere klossen onder het spoor leggen om de trams te kunnen laten rijden.
Tussen het centrum van Seattle en Lake Washington liep de steilste trambaan van de stad. Door het opklossen reden de trams uiteindelijk bijna 2 meter boven straatniveau.
Pas als de straat helemaal vlak was, kon het spoor naar het nieuwe straatniveau worden verplaatst.
Een passagier wacht aan Third Avenue op de Madison Street-tram. De foto is genomen in 1907.
In de jaren vlak voor de Eerste Wereldoorlog raakten de egalisatieprojecten in het slop. In 1911 nam Thomson ontslag, en de onzekere economische tijden zetten een streep door verdere projecten.
Her en der in de stad stonden echter nog steile heuvels, die continu dreigden in te storten.
In 1928 besloot de gemeenteraad van Seattle daarom de laatste 25 meter van Denny Hill die nog overeind stond, te verwijderen.
De stad was in de tussenliggende jaren zozeer gegroeid, dat de grond niet meer kon worden weggespoeld.
Daarom werd het gedeelte van de heuvel dat nog overeind stond, door werklui met machines afgegraven.
In 1928 werd begonnen met de afgraving van het laatste deel van Denny Hill. Het werk duurde tot 1930.
Toen in 1930 het laatste restje van Denny Hill was verwijderd, konden de ingenieurs van Seattle de balans opmaken.
In 32 jaar tijd was een duizelingwekkende 38 miljoen m3 aarde en stenen afgegraven, weggespoeld of opgeblazen.
Inmiddels hadden bouwtechnieken met staal en beton de behoefte aan een vlak terrein om op te bouwen, sterk verminderd.
Bovendien gingen veel mensen in het achterland van Seattle wonen in plaats van in de stad zelf. De egalisatiemanie was eindelijk voorbij.
Het laatste deel van Denny Hill werd in slechts twee jaar verwijderd. Het was het laatste grote egalisatieproject van Seattle. Boven: Denny Hill in 1928; onder: hetzelfde gebied in 1931.