De schrijnende armoede van vroeger in 10 foto’s

De armoede in Londen neemt dezer dagen toe, onder meer vanwege de hoge inflatie, maar de huidige omstandigheden zijn niets vergeleken bij die in de victoriaanse tijd. Dit is het leven aan de onderkant van de samenleving in beeld.

Arme man met reclamebord in Londen

De armen van Londen leefden van dag tot dag. De gelukkigsten hadden soms een tijdelijk baantje, zoals deze reclamedrager, gefotografeerd in 1877.

© Heritage Images/Bridgeman Images

Toen koningin Victoria in 1837 de Britse troon besteeg, was er een sociale catastrofe gaande in het land. De industrialisatie had miljoenen mensen naar de steden gedreven op zoek naar werk.

Londen groeide het hardst: sinds begin 19e eeuw was het inwonertal verdubbeld tot ruim 2 miljoen, en dat was nog lang niet het toppunt. In 1891 was Londen veruit de grootste stad ter wereld met 5,5 miljoen inwoners.

Maar lang niet alle nieuwkomers konden werk vinden, en zelfs als dat wel lukte, kon je van het loon nauwelijks rondkomen. Het aantal armen explodeerde dan ook.

Uit volkstellingen van eind 19e eeuw blijkt dat ongeveer 35 procent van de Londenaren in armoede leefde en dat tienduizenden mensen dakloos waren.

En er was weinig hulp te verwachten van de overheid. De gegoede burgerij beschouwde de armen als werkschuw en nutteloos.

Uit angst dat deze ‘werkschuwheid’ zou overslaan naar andere geledingen van de samenleving, verklaarden politici de oorlog aan de armen. Ze werden als criminelen behandeld.

Dit zijn 10 foto’s en verhalen waaruit blijkt hoe zwaar het vroeger was om in armoede te moeten leven.

Sloppenwijken

Binnenstad van Londen werd sloppenwijk

Sloppenwijk in binnenstad van Londen

De armen leefden dicht op elkaar in de Londense sloppenwijken. De open riolen waren een bron van epidemieën.

© (19th Century) English Photographer/Bridgeman Art Library/Ritzau Scanpix

Terwijl Londen werd overspoeld met arme nieuwkomers, vluchtten de rijken naar de buitenwijken.

De armen moesten zich wel in het centrum vestigen, waar het meeste werk te vinden was.

Maar omdat er niet genoeg woningen waren, deelden gewetenloze huiseigenaren de oude gebouwen op en verhuurden ze de kamers per stuk.

In het ergste geval moesten meerdere gezinnen één kamer delen.

Het gevolg was dat grote delen van Londen veranderden in sloppenwijken, waar ziekten welig tierden.

Armeluiskost

Goedkope vis voedde de massa’s

Goedkope vis voor Londense armen

Zonder goedkope vis waren veel Londense armen verhongerd. En om een viskraam te vinden, hoefde je slechts de verschrikkelijke stank te volgen.

© Science & Society Picture Library/Getty Images

De bevolkingsgroei zette de Londense markten onder enorme druk.

Er moesten dagelijks grote hoeveelheden voedsel naar de stad worden vervoerd.

De armen moesten het vooral hebben van goedkope vis en schaaldieren om te overleven.

De vis werd verkocht op de officiële markten of vanuit karren die met grote vaten vis door de arme wijken reden.

Dakloosheid

Daklozen sliepen in parken en onder bruggen

Daklozen in Londense parken

Veel daklozen sliepen in de Londense parken, maar op de bankjes mocht alleen gezeten worden.

© Mary Evans/Unattributed Printed Photograph./Ritzau Scanpix

De enorme armoede in Londen leidde tot een epidemie van dakloosheid.

Vrouwen, mannen en kinderen zwierven door de straten op zoek naar een slaapplek.

Overdag waren parken populair.

‘Vooral in St James’s zag het zwart van de mensen die op het gras lagen met hun rug naar de zon,’ schreef de dakloze John Rutherford in 1885.

Anderen sliepen op bankjes of trappen, maar werden vaak door de politie weggejaagd zodra ze gingen liggen.

’s Nachts sliepen mensen onder bruggen en langs de Theems, maar zelfs in de zomer kon het ijskoud zijn.

‘Vanaf middernacht begonnen de arme stakkers te rillen en tegen elkaar aan te kruipen voor warmte,’ schreef Rutherford.

Een warme ruimte

Voor één penny had je een zitplaats voor de nacht

Leger des Heils had opvangplekken in Londen

O.a. het Leger des Heils had warme opvangplekken voor daklozen. Ze konden er ’s nachts zitten – liggen was niet toegestaan.

© The Print Collector/Heritage Images, Heritage Image Partnership Ltd/Getty Images

Daklozen konden terecht bij door de overheid betaalde workhouses om te eten en te slapen.

Die leken echter meer op gevangenissen, met 9 tot 10 uur per dag zware arbeid.

Daarom klopten veel mensen aan bij vrijwilligersorganisaties. Ook hier waren de omstandigheden zwaar.

Voor een penny konden de armen de hele nacht terecht, maar liggen was er niet bij.

Goedkoop slapen

Voor 2 pence mocht je over een touw hangen

Daklozen slapen op touw in Londen

De twopenny hangover, waarbij daklozen over een touw hingen, kwam veel voor.

© SZ Photo/Imageselect

Daklozen die een iets comfortabelere nachtrust wilden, konden voor 2 pence over een touw hangen in een verwarmde ruimte van een liefdadigheidsorganisatie.

Zo kon de slaper ergens op leunen, en dat maakte een groot verschil.

Maar ze moesten er wel ’s ochtends vroeg uit. Om 5 of 6 uur werd het touw simpelweg doorgesneden en werden de daklozen weer in de kou gezet.

Luxe slaapplek

Vier pence voor een slaapkist

Daklozen slapen in kist in Londen

Een kist was niet bepaald een behaaglijk bed, maar je had een beetje privacy.

© The Print Collector/Heritage Images, The Print Collector/Getty Images

Daklozen met een beetje geld konden voor de nacht een slaapkist huren bij het Leger des Heils.

De houten kisten stonden op een rij in een grote slaapzaal, en het kostte 4 pence om erin te mogen slapen.

Een deken van leer was bij de prijs inbegrepen.

De slapers werden om 6 uur ’s ochtends uit het gebouw gezet en konden pas ’s avonds terugkeren.

De allerarmsten

‘Crawlers’ gingen van kind naar kind

Crawlers waren de armsten van Londen

Crawlers waren zo uitgehongerd dat ze alleen over straat konden kruipen.

© V&A Images, V&A Images/Imageselect

Onderaan de armoedehiërarchie stonden de crawlers.

Dit waren vaak oudere vrouwen die door de honger niet eens de energie hadden om te bedelen.

Daarom kropen ze rond de andere armen in de hoop op een beetje sympathie. Wie veel geluk had, kreeg een stukje brood om op de baby van een arme, werkende moeder te passen.

Vervolgens kroop de crawler door naar de volgende baby waarop gepast moest worden.

Arme kinderen

De straten krioelden van de arme kinderen

Arme kinderen in Londen

De appartementen in de sloppenwijken waren zo klein dat de kinderen overdag op straat waren.

© Bridgeman Images

In 1848 waren er in Londen meer dan 30.000 dakloze kinderen.

Sommigen werden in weeshuizen ondergebracht, maar velen moesten op straat slapen.

Arme kinderen die wel een dak boven hun hoofd hadden, groeiden met twee werkende ouders op in een sloppenwijk.

De kindersterfte was torenhoog, en de meeste kinderen verloren meerdere broertjes en zusjes tijdens de epidemieën die regelmatig de arme wijken van Londen teisterden.

Kinderarbeid

Kinderen moesten de kost verdienen

Luciferverkoper in Londen

Kinderen van soms nog maar vijf jaar verdienden geld voor hun gezin, bijvoorbeeld als luciferverkoper.

© Mary Evans Picture Library/Ritzau Scanpix

Kinderen uit de armste gezinnen moesten al jong aan het werk om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.

Ze kregen dan ook vrijwel geen onderwijs. Sommige kinderen kregen werk in een luciferfabriek.

Anderen werden ingehuurd door schoorsteenvegers omdat ze makkelijker over de daken konden klauteren.

Ambachtsscholen

Ierse filantroop gaf arme kinderen een kans

Jongens leren het schoenmakersvak in Londen

Op de scholen van Thomas Barnardo konden jongens o.a. het schoenmakersvak leren. Ook arme meisjes konden er terecht.

© Mary Evans/Unattributed Photograph On A Postcard Published By Dr Barnardo’s Homes/Ritzau Scanpix

Toen de Ier Thomas Barnardo in 1866 naar Londen kwam, was hij geschokt door het legertje arme kinderen op straat.

Hij stopte met zijn studie geneeskunde om zijn leven te wijden aan de Londense kinderen.

Al in 1867 opende hij een school waar kinderen uit arme gezinnen een vak konden leren.

Het was de eerste van in totaal 122 soortgelijke instellingen die Barnardo oprichtte.

Op de scholen leerden de kinderen van alles, van timmeren tot metaal bewerken, waarmee ze later een stabiele baan konden krijgen.

Toen Thomas Barnardo in 1905 stierf, had hij meer dan 60.000 kinderen opgeleid en hun de kans van hun leven gegeven.