AFP/scanpix/Shutterstock

Grafrovers stelen verleden van Egypte

Geplunderd, opgeblazen of met een hamer aan gruzelementen geslagen. De laatste tijd zijn er meer kunstschatten verloren gegaan in de Arabische wereld dan ooit. HISTORIA ontmoette de Egyptische grafrovers.

Op een dag, al een paar maanden na de revolutie in Egypte van januari 2011, kwamen mannen uit Caïro naar het dorpje el-Gubba.

De dorpelingen weten niet wie ze waren – of houden het voor zich. Iemand zegt dat het ingenieurs waren, een ander dat ze van het ministerie van Oudheden kwamen. Veel inwoners spreken gewoon van ‘de maffia’.

‘Er ligt een waardevolle schat in de bodem hier in el-Gubba, en wij zullen jullie betalen om hem voor ons op te graven,’ zei de maffia tegen hen.

De dorpelingen waren nauwelijks verrast. El-Gubba ligt in het uiterste zuiden van Egypte, bij de provincie-hoofdstad Aswan op 1000 kilometer van Caïro.

In dit gebied liggen heel veel oude schatten begraven in het zand. De inwoners hadden zelf ook al bedacht dat de heuvel die ze dagelijks zagen, wel eens iets kon verbergen.

‘Wij gaan jullie allemaal rijk maken,’ beloofden de mannen uit Caïro.

Niemand in het dorp geloofde dat, maar desondanks ging een aantal op het aanbod in om voor hen te werken – de schoorsteen moest immers roken.

Voordat de bloedige protesten tegen de Egyptische dictator Hosni Moebarak in januari 2011 uitbraken, leefde el-Gubba van het toerisme.

Maar door de onlusten bleven de toeristen weg, en van de ene dag op de andere was het uitgestorven op straat. Daarom zeiden veel inwoners ja toen de maffia hen in wilde huren om in de hoge heuvel te graven.

‘Ze betaalden ons maar 4 euro per dag, maar zoals het gezegde luidt: “Een man die verdrinkt, klampt zich zelfs aan een strohalm vast”,’ legt Hassan uit terwijl hij aan zijn thee nipt in een bar bij de heuvel die uitgegraven moest worden.

De grafrovers van el-Gubba hakten zich een weg de grond in, waar ze enkele tot dan toe onbekende graven blootlegden.

© Rasmus Bøgeskov/Historia

Heel dorp heeft baat bij grafroof

Net als de andere grafrovers wil Hassan zijn achternaam niet noemen. Zoals de meeste

Egyptenaren leeft hij op de rand van de armoede. Het is elke dag weer een hele inspanning om brood op de plank te krijgen, maar aan de andere kant zijn hij en de andere dorpelingen met weinig tevreden.

Als ze genoeg geld hebben om sigaretten te kopen, is hun dag al goed.

‘Het was beter om voor de maffia te werken dan niets omhanden te hebben en zonder peuken te zitten,’ aldus Arafa, een 40-jarige man die vóór de revolutie toeristen op zijn kameel liet rijden.

‘Als we iets te doen hadden, was dat goed voor iedereen, al zou de maffia zeker het grootste deel opgestreken hebben,’ zegt Arafa, die met zijn slanke, lenige lichaam en zijn berustende blik wel iets weg heeft van de kameel die hem overal volgt.

Toen de mannen een paar weken na het bezoek van de maffia hun houweel in de voet van de heuvel staken, bleek al snel dat er inderdaad duizenden jaren oude geheimen in de grond zaten.

Volop kostbaarheden onder het zand

Al sinds de oude farao’s de doden in onderaardse grafmonumenten vol fraaie schatten begonnen te begraven, wordt Egypte volop geteisterd door grafrovers.

Arme arbeiders, corrupte ambtenaren, Romeinse soldaten, islamitische schatzoekers, Europese ontdekkingsreizigers, inhalige archeologen en professionele smokkelaars – allemaal wilden ze een graantje meepikken.

Het zijn de gouddelvers van Egypte, en ze zijn wellicht nog nooit zo actief geweest als nu.

‘Het is niet te zeggen hoeveel oude objecten er precies verdwijnen, maar het zijn er meer dan ooit tevoren. Sinds de revolutie hebben velen het idee dat ze er makkelijker mee wegkomen dan vroeger. Daarom zijn het niet alleen de professionele bendes die graven, maar ook heel gewone burgers,’ zegt Monica Hanna, een Egyptische archeologe.

Met behulp van onder meer satellietfoto’s heeft ze aangetoond dat het aantal illegale opgravingen rond Dasjoer, waar twee van de oudste piramides staan – de Knikpiramide en de Rode Piramide – na de revolutie is verdrievoudigd.

Deze ontdekking was aanleiding voor het leger om het gebied binnen te trekken om de schatten te beschermen, maar de meeste grafrovers kunnen nog steeds hun slag slaan zonder tegen de lamp te lopen.

En dat geldt ook voor andere regio’s.

Terwijl georganiseerde bendes vaak weten waar ze moeten zoeken, steken veel gewone Egyptenaren op goed geluk een schop in de grond.

Sommigen huren religieuze sjeiks in, die van hogere machten horen waar de schatten liggen. Anderen proberen het onder hun huis, met als gevolg dat dat soms instort. Het gonst van de geruchten over mensen die een schat vonden en voorgoed van de armoede verlost waren.

‘Waar in Egypte je ook graaft, je vindt altijd wel iets,’ wordt er gezegd. De groene strook langs de Nijl wordt al 6000 jaar bewoond, en het klimaat is er gunstig voor het bewaren van oude voorwerpen.

Zelfs op het ministerie van Oudheden in de hoofdstad zegt men dat er ‘een zee van antiquiteiten’ in het zand schuilgaat, en dat misschien 30 procent is opgegraven. De schatten liggen onder huizen, onder velden en onder huidige begraafplaatsen, zowel islamitische als koptische. De verleiding om te gaan graven is dan ook groot.

Tijdens de onlusten van 2011 werd het Egyptisch Museum in Caïro geplunderd. Mummies werden vernield, en 54 onvervangbare oude voorwerpen gestolen. Veel objecten zijn inmiddels teruggevonden, waaronder een beeldje van Toetanchamon, dat een arm en een been kwijt is

© AFP/Scanpix

Politie ontvlucht el-Gubba

De opstand tegen Moebarak in 2011 ging ook aan el-Gubba niet onopgemerkt voorbij. Toen de politie een dorpeling doodsloeg, kwam de sluimerende woede over het wrede veiligheidsapparaat aan de oppervlakte.

De inwoners bestormden het politiebureau, joegen de agenten weg, stalen alles van waarde en verwoestten de rest.

Sindsdien is er geen politie in het dorp. Het gesloopte politiebureau is nu een herinnering aan de opstand.

Geen politie en volop werkloze mannen: dat was een gouden kans voor criminele schattensmokkelaars, die dan ook al snel vanuit Caïro naar el-Gubba kwamen. Al na een paar weken graven stuitten de dorpelingen op iets hards.

‘We groeven bijna 10 meter diep, en ontdekten toen een muur met teksten, en vervolgens een opening. De ingang was afgesloten met stenen, dus we wisten dat er hier eerder iemand was geweest. Waarschijnlijk de Romeinen,’ zegt de kameelverhuurder Arafa, terwijl hij ons rondleidt op de heuvel in zijn witte hemd, dat wappert in de wind.

‘We trokken de stenen weg en gingen naar binnen. Op de muren stonden de prachtigste schilderingen, en de kamers lagen vol schedels en botten. Maar iets van waarde was er niet te vinden. De Romeinen hadden alles meegenomen.’

De lage kleistenen huizen van het dorp staan tot halverwege de heuvel, die nauwelijks hoger is dan de minaret van de moskee.

De achterkant van de heuvel, waar Arafa en zijn collega’s groeven, ziet eruit alsof een enorm monster er een hap uit heeft genomen. Er zitten metersdiepe gaten in de grond, met in elk een manshoge ingang, die nog veel dieper de aarde in leidt.

De ingangen zijn nu afgesloten met ijzeren hekken met hangsloten, die de autoriteiten hebben aangebracht.

Maar als je door de tralies kijkt, krijg je nog een goede indruk van wat Arafa en de andere grafrovers zagen toen ze met hun zaklantaarns naar binnen gingen.

Op een wandreliëf staat een man met een leeuwenvel over zijn schouder. Hij offert aan de farao, die een bloem in zijn hand heeft. Deze edelman, Banfar, is hier ruim 3000 jaar geleden begraven.

Verspreid in het zand rond het graf liggen vele bot- en schedelfragmenten. Iemand heeft er een aantal in een grote papieren zak gedaan, die voor het graf is achtergelaten.

In totaal negen graven vonden de rovers van el-Gubba onder de grond, waarvan meerdere met goed bewaarde reliëfs en muurschilderingen. Maar ze ontdekten helemaal niets waar zij of de maffia rijk van zouden worden.

‘We vonden slechts wat beeldjes van waardeloos materiaal. Al het andere was al lang geleden geroofd. Maar ik denk dat er nog meer is. Misschien zijn er dieper onder de grond kamers waar nog niemand geweest is, en waar grote rijkdommen liggen,’ aldus Hassan.

Antiquiteiten liggen in wc-potten

Wellicht de grootste bedreiging voor de grafrovers is een 32-jarige archeologe, die niet op haar mondje gevallen is.

Terwijl de Egyptische overheid in het beste geval slechts mondjesmaat en halfslachtig optreedt, heeft Monica Hanna het tot haar levensdoel gemaakt om in kaart te brengen hoe het culturele erfgoed uit het land verdwijnt.

Ze doet ongeveer het ergste wat je kunt doen als je als archeoloog carrière wilt maken in Egypte: ze bekritiseert de autoriteiten die archeologen als zij geld en toestemming geven om de oude schatten op te graven.

Maar in de geest van de revolutie en met de vurige wens om echt iets te betekenen hebben zij en twee vrouwelijke collega’s zich in hun lot geschikt en zijn ze blij met de kleine overwinningen die ze af en toe behalen.

Want al kunnen drie idealistische vrouwen niet op tegen goed georganiseerde criminele netwerken, ze kunnen wel zo veel opschudding in de media veroorzaken dat de overheid zich genoodzaakt zag om de bestrijding van het plunderen en roven van het Egyptische verleden op te voeren.

‘We hebben de ogen van de burgers geopend, nu zien ze hoe erg het is. Dat is de eerste en belangrijkste stap. We beseffen tegelijkertijd dat veel lagere ambtenaren ontzettend blij zijn met het werk dat wij doen. Onder meer van hen krijgen we onze inlichtingen,’ zegt een strijdlustige Monica Hanna.

Volgens haar is het grootste probleem dat de autoriteiten alleen iets geven om de beroemde bezienswaardigheden, waar alle toeristen op afkomen. De rest van de archeologische gebieden wordt niet of nauwelijks beschermd.

‘Er staan maar liefst 14.000 bewakers op de loonlijst van het ministerie, maar wat schiet je daarmee op als de meeste niet getraind en slecht bewapend zijn?’

Een van de verwoeste schatten is een 4500 jaar oud beeld van een Egyptisch echtpaar.

© Salima Ikram

Monica Hanna legt uit dat een deel van de bewakers, die weinig betaald krijgen, de munitie voor hun wapens uit eigen zak moeten betalen.

‘Wat kunnen zij uitrichten tegen zeer professionele bendes met terreinwagens, metaaldetectoren en machinegeweren, die hulp krijgen van archeologen uit Egypte zelf of het buitenland?’

De gestolen schatten worden naar Europa, de VS en de oliestaten in de Golf gesmokkeld, waar ze aan particuliere verzamelaars of op veilingen worden verkocht. De autoriteiten proberen de smokkel een halt toe te roepen, maar geven toe dat ze te maken hebben met uiterst machtige misdadigers.

‘Ze verzinnen steeds weer nieuwe methoden, en wij kunnen ze moeilijk bijbenen,’ aldus Iman el-Raouf, het hoofd van de Egyptische smokkelbestrijders.

In 2014 werden in 150 gevallen in totaal 2700 oude voorwerpen in beslag genomen. Iman el-Raouf legt uit dat er bijvoorbeeld antiquiteiten gevonden zijn in een zending wc-potten. In een ander geval zat een faraomasker aan de binnenkant van een Toetanchamon-souvenir gelijmd. De grenzen vormen echter het grootste obstakel.

‘Egypte heeft duizenden kilometers grens met Libië en Soedan midden in de woestijn. Die is totaal niet te controleren,’ geeft el-Raouf toe.

Beschermers van het land roven zelf

Toen een politiepatrouille in 2012 de illegale opgraving in el-Gubba ontdekte, sloten de autoriteiten de ingangen van de graven met ijzeren hekken af, maar verder gebeurde er niets.

Langzaam keerde het zand terug, en een aantal ingangen zijn inmiddels weer bedolven.

Monica Hanna verklaart dat de overheid de bestrijding van de grafrovers wat heeft opgevoerd, maar onvoldoende om echt een verschil te kunnen maken. In el-Gubba geloven de bewoners er niet zo in, en onder de indruk van de autoriteiten zijn ze evenmin.

‘De beschermers van Egypte zijn zelf een stelletje bandieten,’ zeggen ze.

De mensen die de wetten maken en handhaven, stelen zelf, dus waarom zouden de burgers zich eraan houden? Ze zien hoeveel geld er uitgegeven wordt aan musea en tempels, terwijl de dorpelingen niets van de staat gedaan krijgen zonder steekpenningen.

‘De staat is alleen geïnteresseerd in het toerisme. Ze vertroetelen de dode farao’s, maar om ons, de levenden, geven ze geen zier,’ zegt Ali, een jonge man die vroeger als gids werkte.

De dorpelingen snappen dat het niet juist is om het Egyptische culturele erfgoed te verkwanselen. Maar ze denken dat er zo veel rijkdommen in de bodem zitten dat het niet uitmaakt als je er een klein beetje uithaalt.

‘Tot aan de dag des oordeels zullen er schatten onder het zand liggen. Ze raken nooit op,’ aldus Hassan.