Geschiedenis van het gokken: drank, bedrog en geweld
Kansspelen hebben al duizenden jaren een magische aantrekkingskracht. Eén winnaar, duizenden verliezers en toch blijven we spelen. De gokindustrie is een verleidelijke, gevaarlijke wereld vol drank, bedrog en geweld, en het loopt niet altijd goed af met de spelers.

Kunstenaars en gegoede burgers zaten in de 19e eeuw rond de speeltafels.
Keizer Augustus deed het, Napoleon was er dol op en Marie Antoinette kon het de hele nacht volhouden: spelen om geld, en niet zo’n klein beetje ook.
Van arme boeren tot steenrijke vorsten – in de loop van de geschiedenis hebben allerlei soorten mensen zich aangetrokken gevoeld tot gokken als een manier om makkelijk en snel geld te verdienen.
Lees hier meer over de geschiedenis van de gokindustrie.
‘Met één dollar die je op straat vindt, ben je blijer dan met de 99 waarvoor je moet werken, en geld dat je wint met een potje faro of verdient met aandelen, geeft je al net zo’n warm gevoel,’ aldus de Amerikaanse schrijver Mark Twain, die verzot was op de in de 19e eeuw populaire spellen faro en poker.
Maar de droom van de grote jackpot ging zelden in vervulling in een wereld vol bedrog en slechte winstkansen.
Voor Augustus, Marie Antoinette en Twain was de uitkomst vrijwel altijd hetzelfde: ze verloren. Keer op keer.
De drie waren echter niet de eersten die zich lieten verleiden, en zeker niet de laatsten.
Romeinen spelen graag vals
Het is niet bekend wanneer het begrip ‘gokken’ ontstond. De jacht op de grootst mogelijke winst is van alle tijden.
Volgens historici werd in de steentijd al een voorloper van het dobbelspel gespeeld.
De prehistorische mensen gooiden een paar dierenbotjes omhoog en bepaalden hun jachtroute op basis van de manier waarop de botjes neerkwamen.
Later gingen ze de botjes in stukken breken en er tekentjes in kerven, als een soort dobbelstenen.

De Romeinen hadden dobbelstenen van hout, been en marmer.
Romeinen gooiden venussen en honden
De Romeinen kenden al bekers en dobbelstenen met verschillende vormen. Het populaire spel tali leek op yahtzee. De spelers gooiden met vijf dobbelstenen, op de zijden waarvan een getal of symbool stond dat de waarde aangaf. De waarde van een worp hing af van de combinatie van de symbolen op de dobbelstenen.
Beste en slechtste worp
De beste worp was een venus, die bestond uit een één, een drie, een vier en een zes. Wie echter een canis, een hond, gooide, een worp met louter enen, was niet blij. Dat was namelijk de slechtste worp bij tali.
De oudste zeskantige dobbelsteen stamt uit circa 3000 v.Chr. en is gevonden in Irak. De dobbelstenen werden gemaakt van steen, ivoor of hout.
Gladde materialen, die de dobbelsteen zo zuiver mogelijk maken.
Het intrigerende blokje trok ook de aandacht van de Romeinen, en op de straten en pleinen van de steden van het Romeinse Rijk weerklonk dan ook overal het geluid van dobbelstenen die werden geworpen.
De mannen waren verzot op bordspellen. Zeker als er om geld werd gespeeld, hoewel dat eigenlijk verboden was.
Vooral ludus duodecim scriptorum, het ‘spel met 12 regels’, was populair. Het bordspel werd gespeeld met drie dobbelstenen en 15 stukken op een stenen plaat en was een voorloper van het huidige backgammon.
De vondst van bordspellen in badhuizen, gerechtsgebouwen en zelfs tempels laat zien dat gokken een belangrijke rol had in het leven van de Romeinen. En er werd op grote schaal valsgespeeld.
Zo werden er valse munten gemaakt voor navia aut caput, de Romeinse versie van kop of munt.
Door het geldstuk door te snijden, er een stukje ijzer in te zetten en de delen weer aan elkaar te smelten, zorgden de bedriegers ervoor dat de munt op een bepaalde kant viel en het dus niet meer fiftyfifty was of de munt met de zijde met het schip of die met het portret van de keizer naar boven kwam te liggen.
Het argeloze slachtoffer had eigenlijk al verloren voordat het spel goed en wel begonnen was.
Speelkaarten veroveren Europa
Ook in het Verre Oosten was gokken al vroeg hot. Uit archeologische vondsten blijkt dat de Chinezen waarschijnlijk al in 2300 v.Chr. loterijen hadden, en 2000 jaar later vond de Han-dynastie een soort keno uit.
De opbrengst gebruikte de keizer onder meer voor de financiering van bouwprojecten, zoals de uitbreiding van de Chinese Muur.
De loterij heette het ‘Spel van de witte duif’, omdat de resultaten door witte duiven van stad naar stad werden gebracht.
Historici denken dat ook speelkaarten hun oorsprong in China vinden. In de 9e eeuw hadden de Chinezen kaarten met tekens erop, die de spelers van elkaar konden winnen.
Handelsreizigers namen de kaarten mee naar het westen, en in de 14e eeuw veroverde het kaartspel stormenderhand Europa. Boeren, edelen en vorsten omarmden de kaarten.
In de 16e eeuw werden machthebbers het echter beu. Rond de Middellandse Zee werd spelen om geld her en der verboden, omdat burgers, arm en rijk, hun werk verzuimden om rond de speeltafels te zitten.
Gokhonger

Speelzieke graaf vindt sandwich uit
De graaf van Sandwich, John Montagu, vroeg zijn bedienden in de jaren 1760 om vlees tussen twee sneden brood te serveren, zodat hij kon blijven kaarten terwijl hij at.

Specialisten slikken dobbelstenen door
In het 18e-eeuwse Engeland was gokken verboden. Daarom hadden gokhuizen mensen in dienst die de dobbelstenen inslikten als de politie kwam.

Fruitautomaat betaalt uit in kauwgom
Spelen om geld was verboden, maar om kauwgom niet. Bij drie kersen op een rij won je kauwgom met die smaak.
Het verbod moest ook de orde herstellen in de stadstaten, waar boze verliezers vaak ruzie zochten.
In Venetië had het verbod slechts tot gevolg dat het gokken zich verplaatste naar particuliere woningen. Dit legde de adellijke bewoners geen windeieren, want zij vroegen een deel van de inzet van de spelers.
Het stadsbestuur van Venetië vond deze louche business maar niks, maar kon er weinig tegen doen. En als het gokken toch niet te stoppen was, kon de stadstaat er net zo goed zelf aan verdienen, redeneerden de bestuurders.
En zo opende Venetië het eerste casino ter wereld – een plek waar burgers konden spelen tegen een vaste bank.
Gemaskerd naar het casino
Il Ridotto Pubblico nabij de Chiesa di San Moisè in Venetië opende in 1638 zijn deuren.

Het casino van Venetië had een strenge kledingcode. Dure gewaden en een grote hoed waren verplicht voor wie het kaartspel bassetta of het kansspel biribi wilde spelen.
Vanaf dag één kwamen zowel Italianen als toeristen in drommen naar het legale gokpaleis van vier etages, waar de gasten in twee kleine ontvangstruimten werden voorzien van koffie, thee, chocolademelk, wijn, worst, kaas en vers fruit.
De gasten kwamen echter vooral voor het kaartspel, en de croupiers van het casino, in zwarte mantel en met pruik, stonden klaar om de mensen hun zuurverdiende geld afhandig te maken.
Om een hoge opbrengst te garanderen voerde het casino een hoge minimuminleg in. Dat betekende dat de spelers over het algemeen goed in de slappe was zaten.
Daarnaast was er een dresscode en waren alle spelers behalve edelen verplicht om een masker te dragen.
‘Het is werkelijk een genoegen om zo veel merkwaardige kledingstijlen en verschillende gedragingen te ervaren,’ schreef de Italiaanse avonturier Giovanni Francesco Gemelli Careri na een paar keer in het Ridotto te zijn geweest.
Careri zag ook de keerzijde van de medaille: hele vermogens gingen verloren.
‘Ik zie hoe hun (dat van de spelers, red.) plezier wordt vergald wanneer ze verliezen,’ schreef de avonturier, die het gokpaleis in Venetië net als vele anderen het ‘huis van de duivel’ noemde.
De dichter en priester Lorenzo da Ponte was het zat toen hij zag hoe iemand zijn kiel verkocht om te kunnen gokken.
‘Geen gokspelen meer, geen vrouwen meer, geen Venetië meer,’ schreef de dichter vol afschuw, waarna hij zijn koffers pakte en de stad ontvluchtte.
Veel mensen deelden zijn mening over deze poel des verderfs. Il Ridotto Pubblico moest dicht om ‘de vroomheid te bewaren, het lawaai te beperken en het gedrag te matigen’ in Venetië, zei een lid van de stadsraad in 1774. Dat jaar sloot ’s werelds eerste casino na 136 jaar.
Beroemdheden verliezen vermogens
Gokhuizen bleken veel geld in het laatje te brengen, en overal in Europa stonden ondernemers en machthebbers klaar om hun voordeel te doen met de goklust van het volk.
Vanaf eind 18e eeuw gingen toonaangevende kuuroorden als het Belgische Spa en het Duitse Baden-Baden en Homburg er ook op inspelen.
De eigenaren betaalden een vaste heffing aan de lokale machthebbers en kregen zo toestemming om hun kuuroorden om te bouwen tot gokparadijzen.
In de loop van de 19e eeuw lokten de steden de gokkers met theaterstukken, balletten en opera’s, waar de gasten na een bezoek aan de heilzame bronnen van konden genieten. Dankzij de voorstellingen waren de toeristen in een
goed humeur als ze verder gingen naar de tafels met blackjack en de nieuwste hit op het gebied van gokken: roulette, een verraderlijk spel, waar veel gasten een stuk armer uit kwamen.

Onze speelkaarten stammen uit de 15e eeuw, toen de Fransen de oude symbolen veranderden. Beide systemen weerspiegelen de maatschappij.
Kaarten weerspiegelden maatschappij
Volgens historici kwam het kaartspel rond 1370 naar Europa. De eerste Europese kaarten stamden waarschijnlijk van de mammelukken, die toen heersten over Turkije en Egypte. Op hun kaarten stonden een zwaard, een munt, een kelk en een knots.
De Italianen en de Fransen namen het kaartspel over, maar terwijl de Italianen de oorspronkelijke kaarten aanhielden, veranderden de Fransen de kleuren in schoppen, harten, ruiten en klaveren.
Beide systemen weerspiegelen echter de maatschappij, met adel en geestelijken als hoogste kaarten en burgers en boeren als laagste. Deze volgorde, met schoppen als de sterkste kleur en klaveren als de zwakste, geldt in vrijwel elk kaartspel.
Italië, 14e eeuw
- Het zwaard symboliseerde de adel.
- De kelk stond voor de geestelijkheid.
- De munt was het teken van de burgers.
- De knots vertegenwoordigde de boeren.
Frankrijk, 15e eeuw
- Schoppen: De speerpunt van de adel.
- Harten: De liefde van de kerk.
- Ruiten: De speerpunt van de soldaten.
- Klaveren: De klaver van de boeren.
De componist en dirigent Johann Strauss kreeg voor elk concert dat hij in Baden-Baden of Homburg gaf 2000 frank.
Maar als Strauss zijn dirigeerstokje weer had opgeborgen, nam hij plaats onder de vergulde kroonluchters van de speelzalen.
En toen zijn concertserie in de Duitse steden achter de rug was, had hij niet alleen zijn salaris verspeeld, maar ook de complete opbrengst van een eerdere tournee in Amerika.
Ook bekende schrijvers vielen voor het kaartspel en de roulette van Baden-Baden.
Tien jaar voordat Lev Tolstoj zijn wereldberoemde roman Oorlog en vrede voltooide, liet hij zich verleiden door het roulettewiel. De schrijver zette al zijn spaargeld in – en verloor.
Zijn collega Fjodor Dostojevski verging het al niet veel beter. Die had net zijn grote meesterwerk Misdaad en straf en de roman De speler gepubliceerd toen hij in de zomer van 1867 op reis ging naar Baden-Baden.
Als Dostojevski niet schreef, gokte hij, en de eerste drie dagen ging het hem voor de wind: 100 frank werd 4000 frank.
Dat smaakte naar meer. ‘Behalve dat ik zelf won, zag ik elke dag hoe andere spelers 20.000 of 30.000 frank wonnen. (Van verliezers hoor je nooit iets.) En waarom zouden zij het beter doen dan ik?’ schreef hij later over de roes waarin hij die dagen verkeerde.
Uiteraard ging het vervolgens mis. ‘Ik gokte weer – en verloor. Niet alleen wat ik had gewonnen, maar mijn gehele vermogen.
Ik ging er helemaal in op en bleef maar inzetten en verliezen,’ schreef Dostojevski later.
Verliezen was geen zeldzaamheid bij de spelers. Alleen de casinobazen van de kuuroorden zwommen in het geld.
Gokken en vechten in Wilde Westen
Terwijl de Europeanen champagne dronken in exclusieve casino’s, zag het decor er in het Wilde Westen volkomen anders uit.
Hier hadden veel armen uit Europa in de 19e eeuw hun heil gezocht. De goklust namen ze mee, maar hun manieren hadden ze thuisgelaten.
Na weken zwoegen met ploeg en os reden de kolonisten met hun paard-en-wagen naar het dichtstbijzijnde stadje en bestelden ze een whisky in de saloon.
Op het geluid van de mechanische piano gingen de pokerkaarten over tafel.
Het spel was van oorsprong Frans, maar de cowboys en boeren verbasterden de naam poque tot ‘poker’. Ze speelden met 52 kaarten en voegden tussen 1830 en 1850 combinaties als straight en flush toe.

Aas stootte koning van troon: Het verhaal gaat dat de Fransen na de revolutie eind 18e eeuw zo genoeg hadden van het koningshuis, dat het zijn sporen naliet in het kaartspel. De koning was niet langer de hoogste kaart in het spel, maar werd verdrongen door de aas.
Het waren dure uitjes. Het geld van de verkochte gewassen belandde al snel in de zakken van professionele gokkers, die flink verdienden aan de onervaren boeren. Daar kwam geregeld bedrog bij kijken in de vorm van gemerkte kaarten of vingervlugheid.
Grote gokkers reisden van stad naar stad om nieuwe slachtoffers kaal te plukken, en de saloonbazen lieten hen hun gang gaan zolang ze een percentage kregen van de winst.
Ook op de Amerikaanse rivierboten maakten oplichters de gokliefhebbers veel geld afhandig.
George Devol schreef in het boek Forty Years a Gambler on the Mississippi hoe hij halverwege de 19e eeuw samen met een vriend duizenden dollars verdiende aan een truc met drie kaarten.
Rijke bootreizigers lieten zich verleiden doordat het heel gemakkelijk leek om de kaart aan te wijzen die de winst opleverde.
Als ze na Devols vriend echter zelf aan de beurt waren, bleken de winstkansen plots nihil.
De vingervlugge Devol kon de kaarten namelijk verwisselen zonder dat je het zag.
Devol sloop ook weleens de hut van reizigers binnen om hun kaarten te merken. Zo was de oplichter in staat om de gokkers te ruïneren als ze elkaar ’s avonds tegenkwamen bij de speeltafels van de boot.
Het meest werd er echter gegokt in de steden waar veel veedrijvers woonden of in boomtowns, die door de vondst van goud of de bouw van de spoorlijn hard waren gegroeid.
Er woonden vrijwel alleen vrijgezelle mannen, en gokken werd het belangrijkste tijdverdrijf.
‘Waar mannen onder oncomfortabele omstandigheden samenleven, zonder familiebanden, sociale controle, kerk of religie, zie je gokken en verderf in al zijn walgelijke vormen,’ aldus een bezoeker van de mijnstad Aurora in Nevada, die in de jaren 1860 gedijde.
Duizenden gelukszoekers vergokten hun gevonden goud of loon en konden vaak niet eens de thuisreis betalen.
Met zo veel op het spel in een samenleving met veel schietgrage mannen, kenden de kaartspellen vaak een bloedige afloop.
Geweld was de revolverheld Wild Bill Hickok niet vreemd. Pokeren was zijn lust en zijn leven, en als het hem niet meezat, dwong hij de winst af met de loop van zijn revolver.
In augustus 1876 kreeg Hickok echter een koekje van eigen deeg. In de gokstad Deadwood kleedde Hickok zijn tegenstander Jack McCall finaal uit, waarna hij hem geld aanbood om ontbijt te kopen.
Die vernedering was de druppel voor McCall. De volgende avond besloop hij Hickock, die zoals altijd zat te pokeren.
‘Pak aan, smeerlap!’ riep McCall, en hij schoot Hickock in zijn rug. Wild Bill viel ter plekke dood neer.
In zijn hand had Hickok twee zwarte azen en twee zwarte achten. Voortaan zou die pokerhand dead man’s hand heten, ‘de hand van een dode’.

Door een flirterige blik en een halfblote borst zetten de mannen meer geld in.
Vrouwen maakten de inzet hoger
Tijdens de goudkoorts vanaf 1849 gingen slimme casinobazen in San Francisco vrouwen aanstellen als dealer en croupier.
Ze wisten namelijk dat de ruwe gouddelvers en mijnwerkers minder snel boos zouden worden als ze hun zuurverdiende stofgoud aan een mooie vrouw kwijtraakten.
De gokhallen werkten vaak samen met bordelen, die naast de casino’s lagen. Op beide plekken verdienden de vrouwen geld, terwijl de mannen vaak zonder een cent op zak naar huis gingen.
Gokkers trekken de woestijn in
Terwijl het gokken in het Wilde Westen vaak uit de hand liep, liet de Fransman François Blanc eind jaren 1860 zien dat een onbeduidend gat kon veranderen in een geldparadijs.
Blanc legde wegen aan in het onherbergzame Monaco en bouwde er een groot casino, een ‘glinsterende plek’, met bij de ingang ‘duizend koepels van vuur’, zoals de krant The London Times berichtte.
Ook moderniseerde Blanc de gokbranche door de spelers te registreren, waardoor oplichters effectief konden worden geweerd.
De Amerikanen lieten zich inspireren door Blanc, en in 1869 maakte Nevada kansspelen legaal.
Veel boomtowns in de woestijnstaat waren veranderd in spooksteden, en door speelhuizen toe te laten, die gemeentelijke belasting betaalden, wilde Nevada uit de as herrijzen.
De ontwikkeling zette zich voort en op den duur werd Las Vegas de koning onder de goksteden – zeker toen er in de Tweede Wereldoorlog fabrieken en kazernes kwamen.
Het troosteloze landschap was een voordeel voor de casino’s: er was niets anders te doen dan gokken.
Net als de ‘koepels van vuur’ in Monte Carlo verlichtten de gokhallen van Las Vegas de omgeving, maar dan met neonlicht.
En sinds de jaren 1950 hebben veel casino’s een historisch thema uit het Wilde Westen of het Romeinse Rijk, waar de eerste dobbelstenen werden geworpen.

Het casino in Monte Carlo was jarenlang dé inkomstenbron van het Vorstendom Monaco.
Nog steeds azen mensen over de hele wereld op de jackpot, en de gokhoofdstad Las Vegas, die ook bekendstaat onder de minder lovende naam ‘stad van de zonden’, trekt ieder jaar meer dan 40 miljoen bezoekers.
Las Vegas blijft het idee promoten dat iedereen kan winnen. En dat klopt ook – alleen is de kans dat je verliest vele malen groter.
Dat besefte François Blanc eveneens, en hij besteedde er in de jaren 1860 miljoenen frank aan om spelers naar zijn Monte Carlo Casino te lokken.
Met een knipoog naar zijn achternaam, die ‘wit’ betekent in het Frans, koos hij voor een motto dat er geen twijfel over liet bestaan wie de grootste winnaar was als het roulettewiel draaide.
‘Soms wint rood, soms wint zwart. Maar Blanc wint altijd.’