Shutterstock

7 keer mede mogelijk gemaakt door bier

Sinds de uitvinding van het bier hebben brouwers allerlei methoden ontwikkeld om de drank zo lang mogelijk koud en vers te houden. Zeven uitvindingen en ontdekkingen die niet mogelijk waren geweest zonder bier.

1. De koelkast

Bierbrouwers vonden de koelkast uit toen ze op zoek waren naar een plek om hun bier koud te houden.

Van oudsher werd er alleen in de koude maanden bier gebrouwen, want het chemische proces waarmee bier gemaakt wordt werkt alleen goed als het koud is. Bij bierbrouwen ontstaat warmte, en als het te warm wordt kan de gist afsterven en mislukt het bier.

Eeuwenlang gebruikten bierbrouwers dan ook ijsblokken, die ze in kelders bewaarden. Maar in 1876 kwam er een doorbraak: Carl von Linde, ingenieur bij een brouwerij in München, vond een mechanische koeling uit.

Al in de jaren 1880 verschenen er in veel brouwerijen koelkasten. Het was een flinke investering, maar dankzij de koelkasten konden de brouwers het hele jaar bier produceren in plaats van alleen 's winters.

Hierdoor groeiden de brouwerijen en konden ze ook op plaatsen waar geen ijs voorhanden was gevestigd worden. Bovendien konden dankzij de koelkasten de bierflesjes groter worden. Mettertijd deed de koelkast ook zijn intrede in gewone huishoudens.

2. Glazen flessen

Bier gaf de inspiratie voor glazen flessen, een van de eerste gebruiksvoorwerpen die in de 20e eeuw in massaproductie genomen werden.

Michael Joseph Owens ontwierp de benodigde machine. Hij werkte samen met Libbey Glass, dat zijn product distribueerde. Owens machine, die bierflesjes met een lange hals produceerde, werd een doorslaand succes.

In 1903 maakte zijn machine 12 glazen flesjes per minuut, en al in 1912 was dat aantal opgevoerd tot 50 per minuut. Tegen 1915 was het toestel van Owens in grote delen van de wereld in gebruik.

Dankzij de uitvinding van de machine had Owen het monopolie op brandy-, wijn- en speciale flessen. Hij verkocht deze rechten aan Heinz, dat ketchupflessen maakte, Hazel-Atlas, dat gewone flessen maakte, en Ball Brothers, dat jampotten produceerde.

3. Pasteurisatie

In de 19e eeuw waren lokale brouwers het zat dat hun bier zo snel bedierf. Ze huurden de bioloog Louis Pasteur in om de oorzaak van het bederf te achterhalen.

Pasteur ontdekte dat bacteriën de boosdoeners waren, en ontwikkelde een procedé om de bacteriën te verwijderen door het bier te verhitten en vervolgens te koelen. Dit wordt nu pasteuriseren genoemd.

Louis Pasteur experimenteert met bacteriën uit bier.

4. De thermometer

De vader van de natuurkundige James Joule had zijn eigen brouwerij. Tijdens zijn jeugd en zijn werk in de brouwerij had Joule geleerd dat hij de mechanische warmte alleen onder zeer nauwkeurig gecontroleerde omstandigheden kon meten.

Hij wilde dan ook een meetinstrument ontwikkelen waarmee hij de temperatuur makkelijker kon vaststellen, want hij was uren bezig om de omgevingstemperatuur nauwkeurig vast te stellen.

Hij voerde experimenten uit onder dezelfde omstandigheden als in de brouwerij en ontwikkelde de kwikthermometer, die jarenlang de meest gebruikte temperatuurmeter was.

5. pH

De pH-schaal geeft de zuurgraad van een vloeistof aan en is onmisbaar in de moderne wetenschap. De ontwikkeling van deze schaal begon in een bierbrouwerij.

De Deense brouwers van Carlsberg vonden het vervelend dat er geen standaardschaal bestond om de zuurgraad van hun product te beschrijven, maar dat die alleen in globale termen kon worden aangegeven. Dankzij de ontwikkeling van de pH-schaal konden ze het gistingsproces veel beter beheersen – en nog belangrijker: ze konden het proces door anderen laten uitvoeren met hetzelfde resultaat.

6. Ontdekking van zuurstof

Bij een bierbrouwerij ontdekte de Britse scheikundige Joseph Priestley dat er bij het brouwproces een merkwaardige substantie ontstond, die naar de bodem zakte. Dit zette hem aan het nadenken, en na verloop van tijd ontdekte hij het element zuurstof.

Eerder dachten wetenschappers dat lucht uit één stof bestaat, maar Priestley toonde als eerste aan dat lucht een mengsel van gassen is.

Het gas dat hij bij de brouwerij had gezien, kooldioxide, wist hij later zonder alcohol te produceren. Zo werd hij de vader van frisdrank met prik.

7. De ontdekkingsreizen

De grote Europese ontdekkingsreizigers die nieuwe werelden opzochten en koloniseerden, waren vaak erg lang onderweg, en er waren niet veel plaatsen waar ze hun schepen konden bevoorraden.

De rantsoenen aan boord moesten dan ook lang houdbaar zijn, anders zou de bemanning omkomen van de honger en de dorst.

Toen Columbus het ruime sop koos, had hij onder meer kaas, honing en olijven aan boord – en natuurlijk een heleboel tonnen bier.

Een bemanningslid dronk soms wel 4 liter op een dag. Water bleef onderdeks niet lang goed, en de ontdekkingsreizigers dronken dan ook vrijwel uitsluitend bier.

In de 17e eeuw zagen bierflesjes er echter heel anders uit. Daarover kun je hier meer lezen.