Glenn Hill/Getty Images

Feeën bestonden echt

Fotografiedeskundigen stelden vast dat de feeënfoto’s van de schoolmeisjes niet bewerkt waren. Al doen de foto’s vandaag de dag gekunsteld aan, velen zagen er destijds een bewijs in van het bestaan van feeën.

Cottingley in het noorden van Engeland is normaal een slaperig dorp. Maar van 1919 tot 1921 was het oord het gesprek van de dag, eerst alleen in Groot-Brittannië en later ook in de rest van de wereld.

Twee meisjes, Frances Griffiths en Elsie Wright, hadden namelijk bewezen dat feeën niet alleen in sprookjes bestaan.

Op vijf van hun foto’s was duidelijk te zien dat er feeën waren in Cottingley, en dat de meisjes zelfs dik bevriend waren met de wezentjes.

Tot na haar tachtigste bleef Elsie Wright erbij dat de feeën echt waren.

© Glenn Hill/Getty Images

Het begon in 1917, toen de 16-jarige Elsie bezoek kreeg van haar nichtje Frances van tien uit Zuid-Afrika. Ondanks het leeftijdsverschil raakten de meisjes bevriend.

Ze konden uren spelen bij een beekje. Tot ergernis van Elsies vader beweerden de meisjes steeds dat ze feeën bij het beekje zagen. Om haar vader te overtuigen, vroeg Elsie zijn camera te leen.

Al snel kwamen de meisjes terug met een foto van zichzelf en vier dansende feetjes en een foto van een klein kaboutertje met een muts.

Elsies vader had zo zijn bedenkingen, maar haar moeder was spiritueler van aard en nam de foto’s in 1919 mee naar een theosofische bijeenkomst in Bradford.

Hier trokken ze enorm veel bekijks, en al snel stond het verhaal in alle kranten. Na enige aansporingen slaagden de meisjes erin om nog drie foto’s te overleggen.

De feeën van Cottingley hadden veel aanhangers, die er het bestaan van bovennatuurlijke verschijnselen mee bewezen achtten.

Verschillende experts verklaarden dat er geen sprake was van manipulatie, al was fotobewerking toen al mogelijk.

De literaire werken van Arthur Conan Doyle gaan onder meer over fantasy, science fiction, herinneringen en spiritualisme.

© Shutterstock

Conan Doyle verdedigde feeën

De bedenker van Sherlock Holmes was erg bezig met het leven na de dood en met natuurgeesten.

Arthur Conan Doyle pleitte voor de echtheid van de foto’s en schreef er een boek over, dat in 1921 ver-scheen. Hij stierf in 1930, in de overtuiging dat feeën bestaan.

Maar critici roken onraad. Toch bleven de meisjes bij hun verhaal, ook jaren later nog.

De kwestie werd pas opgehelderd in 1983, toen de nichtjes toegaven dat ze de boel hadden gefopt.

De feeën hadden ze uit een kinderboek geknipt en met spelden en garen vastgezet.

De foto’s waren vooral voor de lol gemaakt, maar toen iedereen er ineens door gegrepen werd, durfden de meisjes niet te bekennen dat ze nep waren.